Communisme en moraal
(1925)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 189]
| |
IX. De sexueele moraal en het proletariaatElke fase in de ontwikkeling der menschheid vormt een organisch geheel, waarvan de verschillende onderdeelen voortdurend op elkaar werken. Maar daarom schrijdt de evolutie van die onderdeelen, de sferen of gebieden, waaruit het leven bestaat, nog niet gelijkmatig voort. Integendeel: terwijl in sommigen hunner de evolutie zich in een snel tempo voltrekt, is in anderen de ontwikkeling uiterst langzaam of komt ze zelfs tot tijdelijken stilstand. Deze feiten zijn van enormen invloed in de internationale politiek. Uit de ongelijkheid der ontwikkeling van eenige gewichtige levensgebieden in de machtigste kapitalistische staten leidt Lenin de onvermijdelijkheid van ontzaggelijke konflikten in het imperialistisch tijdperk af, konflikten, die met de wapenen moeten worden uitgevochten. Ook in de sociale en sociaal-psychische sferen leidt de ongelijkmatigheid der ontwikkeling tot onduldbare disharmonieën. Het ten achter geraakt zijn van de sociale organisatie bij den groei der ekonomische en technische krachten is de vloek van onzen tijd: de noodzakelijkheid, die achterstand op te heffen, beteekent de noodzakelijkheid der revolutie. Behalve de sociale organisatie is ook het gebied der menschelijke voortplanting - waaronder wij niet enkel de verhoudingen tusschen de geslachten, maar ook het gezinsleven verstaan, - bij de ekonomisch-technische evolutie een heel stuk ten achter geraakt. In dit geheele gebied zijn sleur en traditie sterke machten: oer-oude vooroordeelen en van generatie tot generatie overgeleverde gevoelens woekeren er voort; star konservatieve neigingen vinden er de gelegenheid, zich uit te vieren, die hun in andere | |
[pagina 190]
| |
domeinen ontbreekt. Het huiselijke leven staat vaak, zelfs bij menschen, die op staatkundig en sociaal gebied als pioniers der revolutionaire ontwikkeling optreden, in het teeken van den sleur, wat weer verband houdt met het feit, dat het in hooge mate door onbewuste gedachten en gevoelens beheerscht wordt. Tusschen hun denkbeelden op maatschappelijk gebied en hun gevoelens in de sfeer van het sexueele leven bestaat bij zulke menschen een kloof, die zij niet vermogen en ook niet pogen te overbruggen, en waarvan zij zich te nauwernood bewust zijn. Zoo kunnen bijv. arbeidersleden eener politieke organisatie, die de maatschappelijke bevrijding der vrouw in haar program heeft geschreven, hun eigen vrouw behandelen als een wezen van lager orde, geschapen om haar fysieke en geestelijke krachten uitsluitend te wijden aan de huishouding en de zorg voor de kinderen. Het is gemakkelijk te fantaseeren over een toekomst der menschheid, waarin de volledige sociale gelijkstelling der geslachten een feit geworden zal zijn, en dit feit op zijn beurt gevoerd zal hebben tot nieuwe sexueele verhoudingen en nieuwe vormen van gezinsleven. In die toekomst zal ongetwijfeld elke sexueele neiging geadeld en verrijkt worden door sympathie en samenstemming in de domeinen van gevoel en gedachte. Maar het is uiterst moeilijk voor de arbeidersklasse om nog in het kapitalisme een begin te maken met de verandering der geslachtelijke verhoudingen in deze richting. Moeilijk is dit om de drie volgende redenen. Ten eerste, omdat sterke traditioneele gevoelens zoowel in den man als in de vrouw zich tegen die verandering verzetten. Ten tweede, omdat in het kapitalisme de vrouw in het proletarisch gezin nog een aantal funkties behoudt, (het schoonhouden van huis en meubels, het wasschen, koken, verstellen, het verzorgen van de jonge kinderen, enz.) die in de praktijk beteekenen, dat zij aan huishoudelijken arbeid geketend blijft, - funkties, die de maatschappelijke techniek der burgerlijke vrouw reeds voor een groot deel | |
[pagina 191]
| |
heeft afgenomen. En ten derde, omdat het ontbindingsproces op het gebied van het sexueele- en het familieleven, dat zich sedert den wereldoorlog in een zeer versneld tempo in de bourgeoisie voltrekt, ook de arbeidersklasse niet onaangetast heeft gelaten. Om een denkbeeld te krijgen van de snelheid, waarmee in het proletariaat de sexueele verhoudingen en de vormen van het gezinsleven veranderen, moeten wij den blik wenden naar Sowjet-Rusland, het land, waar de revolutionaire ploegschaar de fundamenten van het menschelijk-maatschappelijk leven het diepst heeft omgewoeld. De russische revolutie heeft bewezen, hoe een groote omslag op politiek en sociaal gebied noodzakelijk de tijdelijke ontwrichting van alle levensvormen meebrengt. De oude vormen van het ekonomische leven werden door de revolutie in betrekkelijk korten tijd vernietigd. Deze vernietiging ging onvergelijkelijk veel sneller in haar werk dan de op haar volgende opbouw van nieuwe vormen, aangepast aan de proletarische diktatuur. De eerste pogingen, deze te scheppen, hadden over het geheel weinig bevredigende uitkomsten, belemmerd als zij werden door de onkunde en ongewoonte der arbeiders op organisatorisch gebied. De grootste vijand der ekonomische organisatie bleek echter de ongedisciplineerdheid der massa's. In de revolutie wierpen deze voor de eerste maal sedert eeuwen alle banden van gezag en traditie af. Voor de eerste maal ontwaakte in den kudde-mensch de persoonlijkheid en het kon niet anders, of dit ontwaken moest vaak ruwe, anarchische en extremistische vormen aannemen en gepaard gaan met uitbarstingen van hartstochtelijke begeerlijkheid en brandende genotzucht. De noodzakelijkheid, den jongen proletarischen staat tegen de woedende aanvallen van de europeesche kontrarevolutie te beschermen, maakte, dat de periode van betrekkelijk anarchie in de geschiedenis der Sowjet-Unie op politiek en militair gebied spoedig werd overwonnen. Alle | |
[pagina 192]
| |
krachten werden tot het uiterste ingespannen, om die overwinning te behalen; aan de versterking van het gezag, en aan de organisatie, de wapening en de verzorging van Roode Leger werd al het andere ondergeschikt gemaakt. In de ekonomische sfeer bleef het voortschrijden tot nieuwe vormen echter oneindig moeilijker dan in de politieke en in de militaire. Opnieuw bleek hoe veel gemakkelijker het is menschen te organiseeren voor den gewapenden strijd, dan voor den vreedzamen arbeid. Het te kort aan zelfbeheersching, zelftucht en kollektief verantwoordelijkheidsbesef in de massa's maakten, dat de best beraamde plannen telkens schipbreuk leden. Maar de noodzakelijkheid, aan het ekonomisch verval een einde te maken, drong zich zóó zeer op, de materieele behoeften waren zóó brandend, hun bevrediging werd door het kollektieve bewustzijn zóó zeer beseft het eerst-noodige te zijn, dat de kruistocht tegen de uitwassen van den vrijheidsdrang, die den massa's doorbruiste, doorgevoerd kon worden tegen alle weerstanden in. De inperking der persoonlijke vrijheid door de arbeidsplicht en het herstel der arbeidsdicipline in fabrieken en werkplaatsen werden door de massa's aanvaard, ten eerste omdat die aanvaarding klaarblijkelijk het eenige middel was, de ontzettende armoede en de nijpenden nood te verminderen en ten tweede omdat de mensch absolute bandeloosheid slechts korten tijd kan verdragen en de spoedige terugkeer tot geregelde levensverplichtingen een weldaad voor hem is. Zoo konden, na de nieuwe politieke (Sowjet-stelsel) en militaire (Roode Leger) levensvormen ook de nieuwe vormen op het gebied der produktie in Sowjet Rusland betrekkelijk snel tot stand komen. Maar uitgesloten was, dat de nieuwe verhoudingen tusschen de geslachten en de nieuwe gezinsvormen in hetzelfde snelle tempo tot ontwikkeling konden komen; immers die ontwikkeling kan niet anders geschieden dan in verband met de vernieuwing van gedachte en gevoel, van den geheelen inhoud-van-het- | |
[pagina 193]
| |
bewustzijn, (daaronder ook het onderbewuste begrepen). De proletarische staat kan de ontwikkeling op dit gebied wel is waar zeer bevorderen door wetgevende maatregelen, (politieke en juridische gelijkstelling der vrouw; vergemakkelijking der echtscheiding, opheffing der achterstelling van ‘natuurlijke’ kinderen, opheffing van de strafbaarheid van den abortus enz.) die staat kan de overname der oude funkties van het gezin door de gemeenschap in de hand werken door de oprichting van crêches, kinderkolonies, koöperatieve eethuizen, gemeentelijke waschhuizen enz. maar hij kan dit alles slechts doen in een bepaald tempo, dat is in overeenstemming met het algemeene tempo der sociale en psychische transformatie. Hij kan de nieuwe vormen van het geslachtelijk verkeer en van het familieleven niet van boven af dekreteeren. Die vormen moeten groeien, in nauw verband met de vermaatschappelijking van het geheele terrein, dat tot dusver als het ‘particuliere’ leven stond tegenover het openbare, en in niet minder innig verband met de verhooging van het geestelijk-zedelijk peil der arbeidersklasse zelve, het ontstaan van nieuwe specifiek proletarische uitingen op wetenschappelijk, artistiek en geestelijk gebied. De ekonomisch-sociale en de algemeene geestelijke vernieuwing zijn in zeker opzicht voorwaarden tot de vernieuwing van de geslachtelijke verhoudingen en van het gezinsleven. ‘Al ons werk met betrekking tot de kultuur’, schrijft Trotzky in zijn bekend boekje over ‘De problemen van het dagelijksch leven’, ‘het werk dat wij verrichten en het werk dat wij zouden behooren te verrichten - het beteekent alles, van een zeker oogpunt beschouwd, een voorbereiding voor nieuwe vormen van gezinsleven. Zoo wij den kultuurstandaard van de eenlingen, de mannen en vrouwen der arbeidersklasse, niet verhoogen, kàn geen nieuwe, hoogere typus van het gezin ontstaan. Immers in dit domein kan enkel zelftucht, niet dwang van buiten een faktor zijn.’ | |
[pagina 194]
| |
Over de voorwaarden in de ekonomische sfeer, waaraan het ontstaan van deze hoogere typus gebonden is, oordeelt Trotzky als volgt: ‘de materieele voorbereiding van de nieuwe gezinsvorm kan niet afgescheiden worden van de algemeene taak van den socialen opbouw. De proletarische staat moet rijker worden, opdat het mogelijk blijke de opvoeding der kinderen door de gemeenschap ernstig ter hand te nemen en het gezin te bevrijden van lasten zooals het bereiden van het voedsel, het reinigen van de wasch, enz. De socialiseering van de huishouding en de opvoeding der kinderen door de gemeenschap zijn echter ondenkbaar, zoo onze produktie niet zeer verhoogd wordt. Wat wij noodig hebben is een meer socialistische wijze van voortbrenging. Dan pas zullen wij het gezin kunnen bevrijden van de funkties en de zorgen, die het thans terneer drukken en uiteenrukken. Voor het waschgoed der leden van het gezin moet een openbaar waschhuis zorgen, voor hun voedsel een openbaar eethuis, voor hun kleeding een openbare werkplaats. De kinderen moeten opgevoed worden door goede opvoeders, die uit roeping dit werk gekozen hebben. Dan zullen de banden tusschen man en vrouw bevrijd worden van alle uiterlijkheden en toevalligheden, de man zal niet langer het geheele leven der vrouw opslorpen. Die banden zullen dan enkel afhangen van wederzijdsche neiging. En daardoor zullen zij een innerlijke vastheid verkrijgen - een vastheid, natuurlijk niet voor allen dezelfde, en voor niemand berustend op uiterlijke dwang’. Echter, al legt Trotzky op de gebondenheid der evolutie van het gezin aan materieele processen en levensvormen nog zoo sterk den nadruk, zoo stelt hij die evolutie toch geenszins voor, als eenvoudig een mechanisch-causaal gevolg dier processen te zijn. ‘Vanzelf’ komt deze evolutie allerminst tot stand. Wat daarentegen wel vanzelf gaat, is de ineenstorting van het oude gezinsverband. Die ineenstorting heeft in Sowjet | |
[pagina 195]
| |
Rusland ook in de arbeidersklasse zulke afmetingen aangenomen, dat vele leden der proletarische voorhoede er door verontrust werden. ‘De ontwrichting van het gezin’ - schrijft Trotzky in hetzelfde opstel van zijn boekje, waaruit wij hierboven citeerden, een opstel dat den titel ‘Van het oude gezin naar het nieuwe’ draagt, - ‘de ontwrichting van het gezin, óók in de arbeidersklasse is een feit. De diskussie, over dit onderwerp op de laatste bijeenkomst der Moukousche propagandisten gevoerd, heeft dit feit boven allen twijfel vastgesteld. Niemand der aanwezigen sprak het tegen, al beoordeelde elk het op zijn eigen manier. Sommigen vonden het uiterst bedenkelijk, anderen hielden hun oordeel nog terug, weer anderen schenen niet te weten wat te denken. Maar voor allen was het duidelijk, dat een ontzaggelijke verandering was begonnen, een chaotisch proces, dat zoowel ziekelijke als afstootende, zoowel tragische als belachelijke vormen aannam en dat zijn verborgen mogelijkheden om tot een nieuwe hoogere gezinsvorm te voeren door gebrek aan tijd nog niet had kunnen ontplooien.’ Trotzky beschouwt ook op het gebied van het geslachtelijke leven de ineenstorting van het oude als een eerste stap, om tot nieuwe vormen te komen. Maar voor den opbouw van die vormen is, zooals voor elk konstruktief werk, doelbewuste inspanning noodig, is noodig ‘een krachtig en bewust streven der geheele arbeidersklasse, de uitkomst van een machtige innerlijke begeerte naar hoogere kultuur.’ Al zijn de socialisatie van de huishouding en van de opvoeding der kinderen noodzakelijke voorwaarden, om de bevrijding der vrouw door te zetten en den nieuwen gezinsvorm te scheppen, zoo ontstaat door de toeneming der produktiviteit van den arbeid en die van den rijkdom der gemeenschap deze schepping nog niet vanzelf. Wil de vernieuwing op dit gebied haar beslag krijgen, dan moet gebroken worden met den sleur van overgeleverde, half- | |
[pagina 196]
| |
onbewust geworden gewoonte; de vrouw moet haar lijdelijkheid en slaafschheid afschudden, de man zijn sexueele genotzucht in toom houden en zijn heerschzucht aan banden leggen. Een voortdurende overwinning is daartoe noodig op wijzen-van-voelen, van denken en van doen die hun vertakkingen door de geheele persoonlijkheid heen gedreven hebben. Het communisme kan ten aanzien van de geslachtelijke verhoudingen evenmin lijdelijk afwachten tot de veranderde ekonomische struktuur nieuwe levensvormen voortbrengt, als het dit doen kan ten opzichte van de levensgedragingen van de proletarische klasse in het algemeen. Een dergelijk afwachten zou allerminst in overeenstemming zijn met zijn dialektische denkwijze. Reeds nu, reeds in het kapitalisme moeten de nieuwe verhoudingen en vormen worden voorbereid, waar, voor een groot deel, de innerlijke waarde eener maatschappij en het geluk van haar leden van afhangen. Zij moeten voorbereid worden ondanks het feit, dat de maatschappelijke en de materieele omstandigheden hun groei belemmeren en hun volle ontplooiing tegenhouden. De voorhoede van de voorhoede moet ook op dit punt de materieele omstandigheden een eindweegs vooruit zijn. Bij een élite van het proletariaat moet kameraadschap tusschen man en vrouw de geslachtelijke verhouding doordringen en adelen, nog eer die kameraadschap in materieele voorwaarden als de socialisatie der huishouding en de opvoeding der kinderen door de gemeenschap steun vindt. Beide geslachten moeten hun traditioneele aanwensels alfeggen en hun beperktheden overwinnen, wil die kameraadschap tusschen hen kunnen ontbloeien. Dit toch eischt van den man veel konsideratie, geduld en zelfbeperking, van de vrouw een zich voortdurend ontworstelen aan den sleurgang van het dagelijksch bestaan, een zich bewust orienteeren naar het wijdere gebied van het openbare en sociale leven. Elk vonkje van verlangen in haar naar deelneming aan dit leven, naar het | |
[pagina 197]
| |
doen uitgroeien van haar persoonlijkheid door wrijving met anderen, naar ‘sublimeering’ van een deel van haar moederlijke instinkten in sociale werkzaamheid - de man moet het aanblazen en aanwakkeren, óók zoo dit nieuwe moeilijkheden, nieuwe vraagstukken en onzekerheden brengt in zijn eigen bestaan. Het verlangen der vrouw, van geslachtswezen mensch te worden, moet als een der krachten werken, die de opheffing van den ‘gesloten gezinsvorm’ en de vervanging van de verouderde dwerghuishouding door het maatschappelijk grootbedrijf in de hand werken en verhaasten. De vernietiging van verouderde levensverhoudingen en van levensvormen, die door den tijd van hun inhoud werden beroofd, geschiedt gedurende het proces der revolutie vanzelf of bijna vanzelf. Zoodra de massa's uit hun passiviteit ontwaakt zijn, de lang-opgestuwde sociale haat bruisend uitstroomt en de begeerte een nieuwe bedding graaft in de velden van het maatschappelijk leven, stort het oude - dat door-en-door voos en rot was, al leek het nog stevig en sterk, - verwonderlijk snel ineen. Maar de konstruktie van de nieuwe vormen is een moeilijk en moeizaam werk en zoolang zij niet opgericht zijn in het gebied, dat ons hier bezig houdt, worden de zwakkere leden der gemeenschap in den regel het slachtoffer van de heerschende ongebondenheid. ‘Op de konferentie der Moskousche propagandisten’ - aldus Trotzky in zijn hier boven aangehaald opstel - ‘spraken eenige kameraden met groote en natuurlijke bezorgdheid over het gemak, waarmee oude familiebanden verscheurd worden terwille van nieuwe, die niet blijvender dan de oude blijken. De slachtoffers zijn in alle gevallen de moeders en de kinderen. En welk lid van onze kringen heeft in partikuliere gesprekken geen klachten gehoord, om niet te zeggen lamentaties, over de demoralisatie van de jonge leden der sowjet-gemeenschap, voornamelijk van hen, die lid der kommunistische jeugdorganisaties zijn? Niet alles in die | |
[pagina 198]
| |
klachten is overdrijving - er is ook waarheid in. Wij moeten en wij zullen de donkere kanten van deze waarheid bestrijden. Immers onze strijd is een strijd voor een hoogere kultuur, voor de verheffing der menschelijke persoonlijkheid. Maar om het probleem te kunnen aanvatten zonder reaktionair gepreek of sentimenteel geklaag, moeten wij beginnen met de feiten te begrijpen en ons hun strekking bewust te worden.’ Ga naar voetnoot1)Echter, zoo bewustwording de eerste stap is, noodig om van de vernietiging over te kunnen gaan tot den opbouw, - de tweede is het opnieuw richten van den wil en de disciplineering van het handelen. Beide stappen kan en moet de proletarische voorhoede ook buiten sowjet-Rusland doen, immers de ineenstorting der sexueele moraal van het burgerlijk-kapitalistische stelsel wordt in alle landen een feit. Wil het proletariaat niet meegesleurd worden in het geestelijk-zedelijk verval der bourgeoisie, dan moet het reeds vóór de revolutie aan het uitwerken van nieuwe normen op sexueel gebied beginnen. Tijdperken van overgang zijn altijd tijdperken van ongebondenheid in geslachtelijk opzicht; die ongebondenheid is een verschijnsel van ontbinding, waarvan de nieuwe opkomende klasse zooveel mogelijk vrij moet blijven. Het zou geen uiting van puriteinsche huichelarij, geen koncessie aan het kleinburgerlijk fatsoen zijn, zoo de Communistische Internationale haar volle zedelijk gezag in de weegschaal wierp om te verhoeden, dat het gif der sexueele losbandigheid zich in de arbeidersklase verspreidt, zoo zij in de eerste plaats van de voorgangers in den strijd zou eischen, de normen der nieuwe sexueele moraal van het proletariaat te eerbiedigen. Zij mag niet dulden, dat groote hoeveelheden psychische energie, die den strijd voor het socialisme ten goede kunnen komen, in ontzenuwende uitspattingen verloren gaan. Het communisme moet het proletariaat waarschu- | |
[pagina 199]
| |
wen tegen de zedelijke uitspattingen, die vaak hun grond hebben in innerlijke leegte en onrust, en tevens de strekking, die onrust en leegte nog te verergeren. Het moet duidelijk maken, hoe zelfbeperking en zelfbeheersching op elk gebied, óók op dat der geslachtelijke verhoudingen, voor het proletariaat noodzakelijk zijn, wil zijn heerschappij waarlijk tot een hoogere kultuur voeren, en hoe enkel door op die verhoudingen den stempel van zuiverheid en menschelijkheid te drukken, het ideaal van kameraadschap-in-alle-levenssferen kan worden benaderd. Terwijl het communisme de burgerlijke schijnheiligheid op sexueel gebied, die alles geoorloofd achtte, zoo slechts de schijn bewaard bleef, - een schijnheiligheid, heden vaak omslaand tot cynisme - verfoeit; terwijl het onomwonden het vrije huwelijk proklameert tot den vorm van sexueele verbinding, die het meest in overeenstemming met de proletarisch-communistische normen is, wendt het zich even beslist, - of beter gezegd behoort het zich even beslist te wenden - tegen elke ziekelijke overprikkeling der sexueele begeerte, tegen de ziekelijke zucht naar genot door verandering, het ziekelijke toegeven aan iedere vluchtige bekoring en iedere zinnelijke lust. Het moet uitspreken, dat trouw en standvastigheid in de liefde, niet uit hoofde van sleur, traditie, menschenvrees of uiterlijke dwang, maar ten gevolge van innerlijke verstrengeling, van het samengroeien in alle sferen, het ideaal der arbeidersklasse op geslachtelijk gebied zijn. Ook op dit gebied zullen de zelfbetooming en de nieuwe aanpassing van het bewustzijn moeten geschieden van de twee algemeene beginselen uit, welker groote waarde voor het communisme wij hierboven hebben uiteengezet: dat zijn waarachtigheid en medegevoel. Het proletariaat, welks optreden in het openbare leven in waarachtigheid gegrondvest is - immers het altijd weer opnieuw ontmaskeren van den schijn der kapitalistische produktie, het aantoonen van de ware verhoudingen, die | |
[pagina 200]
| |
onder dien schijn verborgen zijn, is een voornaam, misschien zelfs het voornaamste deel van zijn taak - het proletariaat kan niet anders dan ook de verhoudingen in zijn partikuliere leven op waarheid en waarachtigheid opbouwen. Dit vloeit reeds uit zijn maatschappelijke positie voort. In het kapitalistische tijdperk worden alle levensverhoudingen der bezittende klasse bezoedeld door den roetwalm der verleugening, omdat in hen allen het geld een element van onzuiverheid brengt, dat zij voor zich zelven pogen te verbergen. De instelling van het monogame huwelijk houdt ten nauwste verband met het verlangen van den man naar wettige erfgenamen; bruidschat, inkomen en vermogen der ‘kontrakteerende partijen’ zijn voor de bourgeoisie bij het huwelijk faktoren van het grootste gewicht. Hoe grooter de kapitalen, die door den huwelijksband elkaar in de armen gevoerd worden zijn, des te geringer is de beteekenis van menschelijke faktoren, van jeugd, gezondheid en schoonheid, van neiging, hartstocht en liefde. De materieele bij-oogmerken in de burgerlijke klasse lokken het wederzijdsch bedrog zoozeer uit, dat dit zoolang die klasse bestaat de onvermijdelijke aanvulling van het huwelijk is geweest. De literatuur brengt daarvan overtalrijke bewijzen, de klucht en het blijspel zijn in negen van de tien gevallen op de verwikkelingen die dit bedrog ten gevolge heeft, gebouwd. Voor het proletariaat zijn materieele bij-oogmerken bij het huwelijk zoo goed als uitgesloten; bruidschat, vermogen, verwachting van erfenissen spelen daarbij geen rol; niets staat het grootsche en lieflijke spel in den weg der sexueele aantrekkingskracht. In den jongen arbeider en in het proletarische meisje wordt de eeuwige stem der natuur niet vervalscht door allerlei sofismen; bekoring en wederzijdsche neiging voeren hen tot elkaar. Hun gevoel moge niet altijd diep zijn, niet altijd uitstralen door alle sferen van het bewustzijn, het is in elk geval zuiver, de verhou- | |
[pagina 201]
| |
dingen, die op den grondslag van dit gevoel ontstaan, zijn eerlijk en echt. Van deze feitelijke mogelijkheden en deze werkelijke verhoudingen uitgaande, kan het proletariaat zijn nieuwe sexueele normen opbouwen. Een der hoofd-peilers zijner geslachtelijke moraal zal de waarachtigheid zijn. Die moraal verbiedt, dat sexueele bevrediging en sexueel genot gekocht worden door bedrog en leugen; en eveneens verbiedt zij het in stand houden van eene, om het even ‘wettige’ of ‘onwettige’ verbintenis, die enkel op sleur en gewoonte berust, of terwille van materieele en uiterlijke dingen worden gehandhaafd. Immers zulk een verbintenis is niets anders dan een voortdurende levenslogen: zij drukt en vernedert hen, die haar handhaven, in de hoogste mate; voor de sexueele moraal van het proletariaat kan zij niet bestaan. Natuurlijk moet ook op dit gebied geen blind fanatisme en extremisme tot een dogma willen maken wat een algemeen richtsnoer, een levensregel wil zijn voor de groote meerderheid der gevallen, niet echter voor alle van kracht. Evenmin als het proletariaat, al is de waarheid in den revolutionairen strijd zijn sterkste wapen, in dien strijd uitkomt zonder list en geveinsdheid, evenmin kan het deze in de sfeer van het partikuliere leven geheel en al missen. Onvoorwaardelijke, absolute waarachtigheid kan op het gebied der sexueele verhoudingen niet betracht worden - reeds hierom niet omdat het eerste beginsel, waarop de sexueele normen van het proletariaat berusten, in sommige gevallen beperkt worden door het tweede. Medegevoel, berustend op het zich in een ander indenken en inleven, sluit somtijds waarachtigheid uit. Zooals de waarachtigheid verbiedt, zich sexueel genot te verschaffen door een ander te beliegen en te bedriegen, zoo verbiedt medegevoel dit genot, zoo het enkel gekocht kan worden door een ander te doen lijden. Ook in dit opzicht is natuurlijk het beginsel geen absoluut dogma, | |
[pagina 202]
| |
maar een algemeen richtsnoer, dat zooveel mogelijk moet worden gevolgd. Het te volgen beteekent in het huwelijk en eveneens in andere, vrijere vormen van sexueelen omgang, niet slechts te denken aan eigen genot en eigen bevrediging, maar zich ook in te leven in de gevoelens van het andere deel en met die gevoelens zooveel mogelijk rekening te houden. Het beteekent bijvoorbeeld, dat de arbeider, die ijverig deelneemt aan den strijd voor de bevrijding zijner klasse, geduld zal oefenen jegens zijn vrouw, wanneer zij hem in dien strijd niet kan volgen, dat hij haar klachten en haar stillen tegenstand niet botweg zal veroordeelen, maar vanuit haar eigen gevoel en gedachte, haar eigen bezorgdheid en angst zal begrijpen en haar door overreding van haar bekrompenheid zal pogen te verlossen. Het beteekent dat de vrouw zal pogen, het wijdere bestaan van den man mee te leven, ook wanneer zij de algemeene doeleinden van den strijd waaraan hij deelneemt nog niet heeft leeren begrijpen. Medegevoel is de groote kracht van het gemoed, die, in het sociale instinkt wortelend, te hulp komt, wanneer het verstandelijk inzicht nog te zwak is om het werk van vereenigen en verbinden te kunnen vervullen. Medegevoel behoedt voor harteloos najagen van genot door verandering, voor ruwheid en grofheid, voor het verwaarloozen van de zwakken, het verstooten van de afhankelijken. Het proletariaat, dat om zijn strijd tot een goed einde te voeren, zijn medegevoel aldoor intensief verdiepen en extensief veralgemeenen moet, tot het de dervende massa's der geheele aarde innerlijk vereenigt, behoort dit gevoel ook te maken tot een voornaam element van zijn sexueele verhoudingen. De toepassing der proletarisch-communistische moraal op sexueel gebied moet van alle leden van revolutionaire partijen, in de eerste plaats echter van de leiders dier partijen, geëischt worden. Ten eerste omdat deze, reeds in het stadium der revolutionaire voorbereiding, hoeveel temeer gedurende de revolutie, zooveel mogelijk onbelem- | |
[pagina 203]
| |
merd over hun psychische energie moeten kunnen beschikken. Zeker zal een verbintenis, wettig of onwettig, met een vrouw, die de beste kameraad van haar man is, dezen een bron zijn van kracht. Sexueele ongebondenheid echter is evenzeker voor den man een bron van zwakheid. Wie op sexueel gebied behoort tot de genotzuchtige zwervers, kan innerlijk nooit geheel vrij en geheel rustig zijn. Een groot deel van zijn energie wordt in de opwindende jacht op telkens nieuwe objekten van zijn lust verspild. In het wezen van zulk een erotisch zwerver ligt gebrek aan zelfbeheersching, in den regel neemt hij het met de waarheid niet nauw, zijn medegevoel en vaak zijn besef van verantwoordelijkheid worden tot zwijgen gebracht door zijn zelfzuchtige begeerte en niet minder door de ijdelheid, die vaak in zijn leven nog grooter rol dan de genotzucht speelt. Dergelijke naturen zijn in het algemeen niet geschikt, als leiders van het proletariaat op te treden; welke schitterende eigenschappen zij ook mogen bezitten, voor verantwoordelijke posten deugen zij niet. Vooral echter in de huidige fase van haren strijd heeft de arbeidersklasse leiders noodig, die uitmunten door strenge zelfbeheersching en zelfbeteugeling. Die leiders moeten in staat zijn, een meer dan gewoon kwantum sexueele energie te ‘sublimeeren’, dat is te richten op algemeene, politieke en sociale doeleinden. Het beste tegengif voor de levensleegte en de innerlijke onrust, die, vaak nog méér dan gepassioneerdheid, de oorzaken van sexueele ongebondenheid zijn, is het zich verheffen tot het levend besef der wezenlijke eenheid van al het bestaande. Het doorstroomd worden van dit besef lijkt ons het groote heilmiddel, dat tot het overwinnen van de lagere lusten, tot zuivering en heiliging van de geslachtelijke verbindingen kan voeren. Immers, geen ander gevoel bezit in zoo hooge mate het vermogen, onrust in rust, inwendige leegte in volheid des gemoeds te doen verkeeren. Maar aandacht en koncentratie zijn de wegen, die tot dit | |
[pagina 204]
| |
gevoel of besef kunnen leiden en zij zijn voor wie middenin den strijd staan moeilijk te vinden.
In tegenstelling tot Trotzky, die - zooals uit enkele hierboven aangehaalde passages duidelijk blijkt - beseft, dat de nieuwe geslachtelijke verhoudingen en de nieuwe gezinsvormen enkel kunnen groeien in organisch verband met het geheel der nieuwe samenleving, en dat het bewuste streven van dien groei een belangrijke faktor moet zijn, vat Preobraschenski - wat ons niet kan verwonderen - het tot stand komen van nieuwe vormen op dit gebied àl te simplistisch en te mechanisch op. In zijn beschouwing over de sexueele moraal der socialistische samenleving komt het tekort van het sociaalrationalistisch utilitarisme duidelijk aan het licht. De gesocialiseerde mensch der toekomst, aldus Preobraschenski, zal in het sexueele verkeer geen persoonlijke bevrediging meer zoeken; integendeel zal de geslachtsdrift geheel en al in den dienst der lichamelijke verbetering van het menschelijk geslacht gesteld worden. De wetenschap zal uitmaken, wie de meest passenden zijn, om dat geslacht voort te teelen. Wanneer zij haar veto uitspreekt, zal de vrouw haar moederlijk instinkt, de man zijn verlangen naar nakomelingschap onderdrukken. Het eerste wat ons in deze beschouwing treft is het geloof van den schrijver aan een toekomst, waarin de sociale gevoelens den mensch zóó volkomen zullen beheerschen, dat van innerlijke konflikten, van strijd tusschen die gevoelens en de zelfzuchtige neigingen geen sprake meer zal zijn. De mensch zal ‘vanzelf’ doen, wat het heil der gemeenschap eischt; zoo te handelen zal voor hemzelf een voortdurende bron van geluk en voldoening zijn. Het vertrouwen, dat de moraal der toekomst zich bevrijden zal van het begrip van den plicht, het begrip dat de mensch enkel het goede doet na tweestrijd en het overwinnen van innerlijken weerstand - dat vertrouwen hebben marxisti- | |
[pagina 205]
| |
sche sociologen als Boecharin en Preobraschenski met enkele moralisten gemeen, wier inzichten over de maatschappelijke evolutie in fundamenteele opzichten van de hunne afwijken. Wij noemen Nietzsche, Guyau, Clara Wichman, Carpenter. En zeker heeft hun vertrouwen, dat tot op zekere hoogte ook het onze is, een sterken grondslag in het dialektisch marxisme, dat zoowel den grooten, den bijna onbegrensden invloed van de maatschappelijke verhoudingen op den inhoud van het bewustzijn als de beteekenis van den geest en den wil tot het veranderen van deze verhoudingen, op schitterende wijze in het licht heeft gesteld. Maar zijn mechanisch-rationalistische interpretatie van het marxisme leidt Preobraschenski o.i. op dit punt tot een ál te simplistisch en eenzijdig optimisme. Hij onderschat naar ons voorkomt den blijvenden invloed der organische instinkten op de menschelijke gedragingen; hij schakelt de persoonlijkheid voor de gemeenschap der toekomst zoo goed als geheel uit - terwijl toch het stijgen der menschheid tot een hoogeren vorm van kultuur zich in de eerste plaats in de verfijning en tevens de versterking der persoonlijkheid zal openbaren - en hij wil ten slotte de empirische wetenschap oprichten als de afgod, waarvoor de gemeenschap der toekomst zal knielen. Dit laatste nu is volstrekt onmarxistisch, het is een terugval in een burgerlijk-radikale denkwijze. De mogelijke beteekenis der eugenistische wetenschap voor de maatschappij der toekomst kunnen wij hier stilzwijgend voorbijgaan. Of die wetenschap eens in staat zal zijn, het ingewikkelde en subtiele weefsel der erfelijkheidsfaktoren uiteen te rafelen en de middelen aan te geven, waardoor de mensch de uitkomsten der generatie volkomen zal beheerschen? Wij weten het niet; wel echter weten wij, dat zij heden van dit alles nog zeer ver verwijderd is. Zeker zal, dit is ook onze overtuiging, in een socialistische samenleving het gevoel der verantwoordelijkheid van het individu voor de komende geslachten een kracht bereiken, die wij | |
[pagina 206]
| |
ons thans moeilijk kunnen voorstellen. Elk individu zal beseffen een drager te zijn van het Leven, beseffen dat het ook van hem afhangt, of dit in volgende generaties tot grooter intensiteit en hooger volmaking zal stijgen. En ongetwijfeld zal de dwingende en de straffende wet allengs vervangen kunnen worden door de suggereerende en opvoedende kracht van de openbare meening. Wanneer reeds de half getemde primitieve mensch, wiens sexueele driften oneindig sterker waren dan die van den mensch-der-beschaving, zich stipt hield aan de door de gemeenschap vastgestelde regels voor het geslachtsverkeer, dan mogen wij zonder overmatig optimisme aannemen dat in de socialistische samenleving de individuen zich aan de regelsvan gedrag zullen houden, die het algemeene heil van hen eischt. Echter, het zwaartepunt leggen wij hier niet, zooals Preobraschenski doet, op de beperkingen en verboden, maar op het positieve beginsel, op den scheppende arbeid der menschheid aan zichzelve. Deze zal naar wij verwachten niet enkel streven naar ‘fysieke verbetering van het ras’ maar ook naar veredeling en verfijning. En zij zal bij dat streven niet genoeg hebben aan de uitspraken en de geboden der wetenschap; ook de affiniteiten, de intuïties en suggesties der voortdurend rijker geslepen persoonlijkheden zullen haar een richtsnoer zijn. De opvatting, die Preobraschenski ten aanzien van ‘de’ wetenschap huldigt, herinnert aan die der burgerlijke positivisten. Zoo het communisme deze niet wil navolgen in overschatting van de rationeele en in onderschatting van de irrationeele vermogens, dan moet het zich verzetten tegen een opvatting, die in de samenleving der toekomst de wetenschap wil doen optreden als de opperste macht, een macht, de gedragingen der individuen regelend, ook dáár waar die gedragingen de sfeer raken der intiemste en meest persoonlijke gevoelens. Ongetwijfeld zal de wetenschap in de socialistische maatschappij in het leven | |
[pagina 207]
| |
der individuen als producenten regelend, ingrijpen, maar in alles wat buiten de produktie ligt, zal, naar wij hopen, steeds grooter vrijheid heerschen, doordat de gemeenschap steeds meer zal kunnen vertrouwen op het inzicht en het samenhoorigheisdgevoel van haar leden. Wat de wetenschap aangaat verwachten wij dat zij, mogelijkerwijze na een tijdperk van groote aanmatiging, - zooals wij zeer zeker een tijdperk van vergoding der machine tegemoet gaan, - bescheidener zal worden. Wij verwachten dat zij eens zal erkennen, hoe op het gebied der geslachtsliefde, dat niet enkel met onze organische instinkten samenhangt, maar ook nauw verband houdt met ons diepste gemoedsleven, onze verbeelding en onze intuïtie, nog andere faktoren tot hun recht moeten komen, dan die der ‘fysieke verbetering’ van het ras. Wij kunnen ons geen socialistische samenleving denken, waarin aan die verbetering al het andere ondergeschikt zou worden gemaakt. Immers dit zou een minachting inhouden voor den mensch als schepper van geestelijke en artistieke waarden, die met onze voorstelling van het socialisme onvereenigbaar is. In die voorstelling past een harmonische ontplooing van de verschillende menschelijke krachten en vermogens, niet de onderdrukking en afsterving van één kant van zijn wezen. Het is ook op dit punt Preobraschenski's mechanische opvatting van het marxisme, die hem verhindert de samengesteldheid der vraagstukken te erkennen en hem de oplossing te eenvoudig doet achten. Wanneer hij bijvoorbeeld de onderdrukking van het moederlijk instinkt en het verlangen naar nakomelingschap in den gesocialiseerden mensch voorstelt als iets wat vanzelf spreekt, zoodra deze door de wetenschap ongeschikt wordt geacht om het geslacht voort te planten, of wanneer hij de vraag of voor dien mensch al dan niet het monogame huwelijk de heerschende vorm van het geslachtelijk verkeer zal zijn, van geen gewicht vindt, ‘immers de kinderen zullen toch | |
[pagina 208]
| |
door de gemeenschap worden opgevoed’, - dan ziet hij zoowel den enormen invloed van de sexueele gevoelens op het geheele bewustzijn als den invloed der geslachtelijke verhoudingen op het maatschappelijke leven voorbij. Van iemand, die de uitspraken der wetenschap zoo absoluut aanvaardt als Preobraschenski dit schijnt te doen, verwondert het ons dat hij niet de minste rekening houdt met dat, wat de moderne psychologie ons over de gevolgen der onderdrukking van de sexueele instinkten voor het individu geleerd heeft, - te weten, dat zij in vele gevallen tot ernstige storingen van het psychische evenwicht aanleiding geeft. Beter dan van onderdrukking ware het hier geweest te spreken van ‘sublimeering’, - de term, waarmee de nieuwe analytische psychologie het dienstbaar maken van de psychische energie, die oorspronkelijk enkel gericht was op de bevrediging van sexueele verlangens en (of) van begeerte-naar-macht, aan onzelfzuchtige sociale en geestelijke doeleinden. In deze richting van ‘sublimeering’ gaan oneindige perspektieven open; wij mogen zeker verwachten, dat de gesocialiseerde mensch der toekomst in het werken voor de gemeenschap veel grooter bevrediging zal vinden dan de individualistische mensch van het kapitalistische tijdperk en dat het stellen zijner psychische energie in den dienst der gemeenschap voor hem zelven een bron van vreugde zal kunnen zijn. De beteekenis van de bewuste en onbewuste sexualiteit voor het leven van den eenling zal zeker geringer worden naar mate het besef van samenhoorigheid toeneemt en de gemeenschap meer in het middelpunt van het bewustzijn al harer leden komt te staan. Meer en meer zal haar dienst een natuurlijke levensvervulling worden en zal dit ook worden beseft. Laten wij er echter vooral voor waken, ons deze geheele verandering in de aanpassing van het bewustzijn voor te stellen als een mechanisch-causaal gebeuren. Zij kan enkel de uitkomst zijn van bewust streven, van innerlijken strijd | |
[pagina 209]
| |
en innerlijke overwinningen, overwinningen van de sociale gevoelens op de zelfzuchtige aandriften van het speciaalmenschelijke op het dierlijke in den mensch. De wet, dat het nieuwe zich slechts baan breekt door het offer van het oude, het hoogere door dat van het lagere, dat de ondergang der beperkte, vluchtige verschijning, het vergaan van den vorm noodig is, opdat het ontijdelijke wezen blijve leven, - die wet is een algemeene levens- en een kosmische wet. En zij zal de ontwikkeling der menschheid blijven beheerschen, onafhankelijk van den vorm der maatschappij. |
|