Communisme en moraal
(1925)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 134]
| |
VII. Doel en middelenIn de vorige hoofdstukken hebben wij niet slechts kritiek uitgeoefend op de moraal van het sociaal-rationalistisch utilitarisme, maar tevens gepoogd eenige bouwsteenen bijeen te brengen voor een proletarisch-communistische zedeleer, beter dan dat utilitarisme in staat, in het proletariaat de psychische krachten op te wekken, die het tot het volbrengen van zijn historische taak noodig zal hebben, en meer bij het wezen van het communisme passend. Wij hebben die moraal niet enkel in verband gebracht met bepaalde doelstellingen, maar haar ook doen ontspringen uit bepaalde erkenningen en uit een bepaalde gemoedsgesteldheid. Wie de moraal al te nauw verbindt aan het bereiken van zekere doeleinden geraakt onherroepelijk verward in de netten van het utilitarisme, om het even of hij het voor het individu of voor de groep nuttige nastreeft en of zijn doel gelegen is in het bereiken van aardsch geluk dan wel van hemelsche zaligheid. Elke uitsluitend-utilitarische moraal echter is een pseudomoraal, elke loopt gevaar, van haar eigen standpunt afgedrongen te worden door inzichten en overwegingen, die buiten het gebied der moraal vallen, gevaar, om verstandelijke berekening in de plaats te stellen van aandrift, motief en gezindheid. Juist deze verwarring is het waaraan de arbeidersklasse zich moet ontworstelen, wil zij de nieuwe ethika scheppen die bij nieuwe arbeidsverhoudingen en een nieuwen vorm van samenleving past. Laat haar moraal gegrondvest zijn in haar historische roeping, dat is in haar klassebewustzijn, in het bewustzijn, dat, alle nederlagen ten spijt, het proces der menschelijke evolutie zich door middel van hare daden voltrekt, - dat de strijd voor het communisme de vorm is, waarin de oneindige | |
[pagina 135]
| |
scheppende aktiviteit van het leven zich in onzen tijd openbaart. Het communisme beseft zelf nog niet hoezeer het, door bij zijn daden den nadruk te leggen niet zoozeer op het direkte nut voor de klasse als op de bewustzijnsinhoud, waaruit die daden ontspringen, op het inzicht en de gezindheid die tot hen voeren, zijn uitstralende kracht versterken zou. Nemen wij als voorbeeld een der felst brandende twistpunten in de arbeidersbeweging: het gebruik van georganiseerd geweld in zijn verschillende vormen. Voor de pacifisten zijn de dwangmaatregelen, die de Sowjetstaat tegen zijn vijanden toepast, - gevangenis, verbanning, terechtstelling, - precies even verwerpelijk, als die, door kapitalistische staten toegepast op de revolutionaire arbeiders. Zij beschouwen het Roode Leger en de Roode Vloot als instellingen van hetzelfde innerlijke gehalte, van dezelfde waarde voor het geheel der menschelijke evolutie, als de legers en vloten der imperialistische staten dat zijn. De oorlogen die Sowjet-Rusland in het verleden heeft gevoerd en in de toekomst waarschijnlijk zal moeten voeren, stellen zij op één lijn met koloniale expedities en imperialistische roofoorlogen. Wie zoo oordeelen letten enkel op het onmiddellijke resultaat van bepaalde daden, maar houden rekening noch met het motief, waaruit deze voortkomen, noch met de middellijke werkingen, die uit hen volgen. De georganiseerde dwang en het georganiseerde geweld spruiten in Rusland voort uit het inzicht, dat de handhaving van den Sowjet-staat en zijn ontwikkeling in de richting van het socialisme het proces der wereldrevolutie in hooge mate ondersteunen, dat is verhaasten en verkorten kunnen. Het leed dat die dwang en dat geweld veroorzaken, staan in geen verhouding tot het leed dat zij helpen voorkomen. Vandaar dat principieel afstand te doen van alle geweld en dwang in deze fase der revolutionaire ontwikkeling in werkelijkheid neerkomt op gebrek aan meegevoel met de scharen der levenden en | |
[pagina 136]
| |
der ongeborenen. Dit in te zien beteekent echter allerminst, dat wij het gebruik van geweld en dwang door het proletariaat in alle omstandigheden zouden moeten goedkeuren. Integendeel: wordt dat gebruik in te nauw en te veelvuldig verband gebracht met direkte nuttigheidsoverwegingen, dan ontstaat het gevaar, dat het hen die het gebruiken ervan zal afhouden ook met de uiteindelijke doeleinden, dat is met het ideaal der menscheneenheid rekening te houden. In de plaats van erkenning en gezindheid komt dan steeds meer de begeerte, onmiddellijke doeleinden te bereiken. Het een of andere bepaalde en konkrete doel, dat feitelijk zelf slechts een ‘middel’ is in verhouding tot de geheele evolutie der menschheid en slechts als zoodanig gewaardeerd mag worden, krijgt dan in de voorstelling overmatige beteekenis: het schijnt ‘ten koste van alles’ bereikt te moeten worden, zelfs ten koste van handelingen, die van de uiteindelijke doeleinden, van het ideaal der menschelijke eenwording wegvoeren. - Hoe is het mogelijk, zal men vragen, dat een dergelijke substitutie van doel en middel in de communistische beweging plaats kan vinden? Biedt het inzicht in de maatschappelijke ontwikkeling, dat de kern van het marxisme is, daartegen geen voldoenden waarborg? Wij antwoorden: niet altijd. De kans blijft bestaan, dat het gevoel zich meester maakt van de redeneering en deze wordt tot een ledepop, die de bewegingen uitvoert, haar door het gevoel bevolen. Harstocht, woede, blinde zelfzucht en blinde begeerlijkheid kunnen bij de groep even goed als bij het individu zich beroepen op utilitarische gronden en zich voordoen als geïnspireerd door het klassenbewustzijn. Nemen wij als voorbeeld een staking, waarbij hetzij een gedeelte der arbeiders doorwerkt of onderkruipers van buiten worden aangevoerd. Natuurlijk moet men in beide gevallen pogen die onbewuste arbeiders te bereiken, hun propaganda-lektuur in handen geven, hen wijzen op de ge- | |
[pagina 137]
| |
volgen van hun houding, enz. - kortom al het mogelijke doen ten einde hen te overtuigen, dat zij tegen het groepsbelang en het klasse-ideaal in, dat is dwaas en verderfelijk handelen. Ook is het billijk en redelijk dat zij, wanneer dit alles niet helpt, de verachting hunner mede-arbeiders te voelen krijgen. Wanneer zij bemerken sociaal uitgeworpen te zijn, buiten de gemeenschap hunner klasse gesloten, dan zullen zij wellicht gaan nadenken over wat zij doen en zal het berouw in hen ontwaken. Dat zij tot inzicht komen is het voornaamste, het is van veel meer belang dan het feit, of de staking al dan niet gewonnen wordt, - immers, kómen zij tot inzicht, dan is er in elk geval iets wezenlijks gewonnen, namelijk dit: de eenheid der arbeidersklasse is weer een stap verder gekomen. Echter, in de hitte van den strijd is het moeilijk, aan een dergelijke wijze van denken, voelen en handelen, die toch door het hoogste klassebewustzijn geëischt wordt, vast te houden. Het heeft den schijn of het winnen van de staking het hoogste doel is, of alles dáárop gezet, elke belemmering dáártoe uit den weg geruimd moet worden. Persoonlijk- en groeps-egoïsme maken doof voor de stem der rede en blind voor het licht van het gemeenschapsgevoel. De hartstochten komen in het spel: toorn, woede, wraaklust dringen hun eigen motieven op den voorgrond van het bewustzijn. Overreden, overtuigen, verachting kenbaar maken lijken te zwakke middelen: men wil dwingen, desnoods met geweld. Geweld wordt aangewend tegen de verblinden: zij worden gemolesteerd, geslagen, geterroriseerd. Zelfs zoo langs dezen weg de staking gewonnen mocht worden, zal die winst vaak meer schijnbaar dan werkelijk zijn. Immers door de aanwending van geweld werd in dit geval het proces der bewustwording verlangzaamd en verstoord.... Die aanwending was misschien ‘doelmatig’ met betrekking tot het naaste, onmiddellijk-te-bereiken doel: het winnen van de staking, maar ‘ondoelmatig’ met betrekking tot de meer algemeene doeleinden van het bewust maken der ge- | |
[pagina 138]
| |
heele arbeidersklasse. Inzicht en gezindheid hadden haar gebruik behooren te voorkomen. Natuurlijk kan de aanwending van geweld tegenover achterlijke groepen uit de arbeidersklasse niet altijd en in alle gevallen worden vermeden, bijv. wanneer dergelijke groepen in de eindworsteling tusschen bourgeoisie en proletariaat als hulptroepen door de bezittende klasse gebruikt worden. Nimmer echter behoeft de methode van overreding en overtuiging geheel en al opgegeven te worden. Zoo poogden de sowjet-autoriteiten gedurende den burgeroorlog telkens (al werden die pogingen niet stelselmatig genoeg aangewend) kontakt te krijgen met de gewone soldaten in de ‘Witte Legers’ en onder hen propaganda te maken voor de sowjet-idee. Oppervlakkig geoordeeld mag het schijnen, of het verbinden van de proletarisch-communistische moraal niet zoozeer aan bepaalde, direkte doeleinden als wel aan gezindheid en motief, aan de aandrift, die den mensch beweegt zich zelven weg te schenken opdat het leven bestendigd en omhoog gevoerd worde, niet met het strijdbare wezen van het communisme in overeenstemming is. In waarheid echter is het dit wel degelijk. Immers, het communisme heeft geen doeleinden te verwezenlijken in den zin, zooals bewegingen met een dogmatische ideologie dit hadden in vroeger eeuwenGa naar voetnoot1). Anders gezegd: het bezit ten opzichte zijner doeleinden de dogmatische zekerheid niet, die de godsdienst bezat ten opzichte van de zijne. Socialisme en communisme zijn geen dogma's, die op gezag moeten worden aanvaard, maar overtuigingen op wetenschappelijken grondslag, wat beteekent, dat zij in allerlei onderdeelen ruimte overlaten voor opvoedende kritiek en vruchtbaren twijfel. In de wetenschappelijke werken van de twee grootste wereldleiders van het communisme in verschillende tijdperken, van Marx en Lenin, | |
[pagina 139]
| |
vindt men dit nergens opgevat als een zijn, maar altijd als een worden. Een vast schema der ‘toekomstmaatschappij’ ontwierpen geen van beiden.Ga naar voetnoot1) Het gemis aan dogmatische zekerheid ten opzichte zijner doeleinden beteekent voor het communisme in het minst geen verzwakking, zooals de ervaring der laatste tien jaar voldoende bewezen heeft. Zijn dienst wekt in onzen tijd even sterke krachten van toewijding en offervaardigheid op, als die van welk dogmatisch geloof ook dit deed in voorbije eeuwen. Wie zich dien dienst wijdt, beseft een klein deeltje van de kracht te zijn, met behulp waarvan de menschheid zich een weg baant uit de blinde nacht der elementaire aandriften en der onbeheerschte maatschappelijke krachten naar een rijk van harmonie en vrijheid, naar het beheerschen van zich zelven èn van de maatschappij. ‘Men moet leven en werken voor het ideaal, om aan het ideaal te kunnen gelooven,’ schreef de fransche socioloogwijsgeer Guyau in zijn ‘Schets van een moraal zonder sankties’. En G. Lukàcs drukt ongeveer dezelfde gedachte in de terminologie van het marxisme als volgt uit: ‘De zekerheid van den uiteindelijken zegepraal der proletarische revolutie steunt op geen ‘stoffelijke’ gronden: zij heeft geen enkelen waarborg buiten de methode van het historisch materialisme. En ook deze waarborg kan enkel door de daad, door de revolutie zelve, door het leven en sterven voor de revolutie beproefd en verworven worden.’Ga naar voetnoot2) Wanner wij van het in den loop dezer beschouwing genomen uitgangspunt af, thans opnieuw de vraag naar de | |
[pagina 140]
| |
relatie tusschen het proletarische groeps- of klassebelang en de proletarisch-communistische moraal pogen te beantwoorden, dan zullen wij beter dan bij het begin van ons onderzoek begrijpen, waarom het niet aangaat, dat belang en die moraal zonder meer aan elkaar gelijk te stellen. Wij zullen erkennen, hoe het onmiddellijke, engere, ‘lagere’ belang, dat de kollektieve zelfzucht aanwijst en geneigd is, het eenige reëele te achten, in konflikt kàn komen met het meer algemeene, middellijke en ‘hoogere’ belang, het proletarische klassebelang, opgevat als de drager der maatschappelijke evolutie, zooals de arbeidersklasse zelve in die evolutie een aktieve sociale faktor is. Wij zullen verder erkennen, dat deze beide ‘belangen’, zoo men het tweede nog zoo noemen wil, (wij voor ons geven er de voorkeur aan, om misverstand te voorkomen, het tweede sociaal ideaal te noemen) in den loop van den strijd der arbeidersklasse af en toe in tegenstelling met elkaar kunnen raken en dat die tegenstelling verschillende vormen kan aannemen. Het aanvaarden bijv. van zekere materieele voordeelen door de arbeidersklasse (of door haar bovenlaag) in staten met koloniaal bezit; - voordeelen, welke de bourgeoisie dier staten haar verschaft ten koste van de arbeiders en boerenmassa's der koloniën, beteekent het achterstellen van het algemeene, blijvende belang, het maatschappelijk ideaal, van de eenheid-in-den-strijd aller verdrukten als middel tot de eenheid aller menschen, bij het tijdelijke, beperkte en directe belang der groep. In zeer vele, in verreweg de meeste gevallen zelfs, zullen de eischen der proletarisch-communistische moraal met die van het communistische strijdbeginsel en van de revolutionaire strategie en taktiek overeenstemmen, doordat deze in de algemeene en blijvende belangen der verdrukte massa's van den geheelen aardbol gefundeerd zijn. Echter, dit aan te nemen beteekent nog niet overtuigd te zijn, dat de besluiten der organisaties, die de voorhoede van het proletariaat vormen: de communistische partijen | |
[pagina 141]
| |
en de revolutionaire vakbonden, een kode van de proletarische moraal vormen, in denzelfden zin als zij dit ten opzichte der strategie en der taktiek doen. Deze lichamen toch hielden zich tot dusverre enkel bezig met het voor-de-klasse-doelmatige en voordeelige, waarbij zij tusschen de direkte en de uiteindelijke doeleinden niet altijd scherp onderscheidden. Ook zijn zij in hun besluiten de konsideraties van psychologischen of innerlijken aard, - konsideraties die zich meer met den algemeenen grond, waaruit de daden ontspringen, dan met hun direkte gevolgen bezighouden - in alle of zoo goed als alle gevallen voorbijgegaan. Zij hebben de ‘middelen’ waarover die besluiten voor een groot deel handelen, uitsluitend of bijna uitsluitend beschouwd in hun verband met de onmiddellijke doeleinden, niet in hun relatie met het motief, den algemeenen ondergrond en de algemeene strekkingen der daden. Het besluit van welk lichaam ook in de arbeidersbeweging - met hoeveel gezag het bekleed zij en hoeveel prestige het moge bezitten, - om een bepaald middel, een bepaalde taktiek toe te passen, dat besluit heft de mogelijkheid niet op, dat de stem van het geweten op een zeker oogenblik en in zekere omstandigheden tegen zijn gebruik protesteert. Immers wij zagen, dat in het geweten niet enkel de stem der klasse, maar ook die der menschheid tot uiting komt. Geen lichaam ter wereld, geen partij, kongres of vakbond kan besluiten nemen, die zijn leden in de moreele sfeer volkomen binden. Zoover kunnen het gevoel van saamhoorigheid en de kollektieve verantwoordelijkheid niet gaan. En dit is ook gelukkig: immers konden kollektieve besluiten het innerlijke leven der eenlingen geheel en al aan banden leggen, dan zou dat het verdorren en verschralen van dat leven beteekenen in het strijdend deel der klasse, die mensch en maatschappij vernieuwen moet. Dat leven moet de krachtbron zijn, waaruit de toewijding, de geestdrift, de algemeene offervaardigheid gevoed | |
[pagina 142]
| |
worden. Droogt deze bron uit, dan kan niets haar vervangen. De mogelijkheid van konflikten tusschen de eischen der proletarisch-communistische moraal en de (beperkte, onmiddellijke) doeleinden van den proletarischen strijd is de prijs, die betaald moet worden voor het altijd weer opnieuw uitvloeien van den stroom der psychische energie, het altijd weer opnieuw opwellen van de liefdeskracht uit de diepste gronden der persoonlijkheid. Konflikten tusschen de ‘Stem der Klasse’ en de ‘Stem der Menschheid’, zijn in den loop der proletarische revolutie onvermijdelijk. Klasse-bewustzijn en marxistisch inzicht kunnen in vele gevallen de scherpte dier konflikten verminderen, - hen uit de wereld te helpen vermogen zij niet. Somtijds gaat het verdragen van de pijn en de verscheurdheid die zij brengen de kracht ook der meest klassebewuste strijders te boven; sommigen daarvan vervallen tot zwaarmoedigheid en waanzin, anderen ontvluchten het ondragelijk geworden leven in den dood, weer anderen houden dapper stand onder de marteling die hen innerlijk sloopt, zoolang tot hun kracht hen begeeft en zij bezwijken. Door de russische literatuur der revolutie loopt als een donkere draad het besef der zich soms plotseling opdringende schrijnende tegenstrijdigheid tusschen de eischen van het proletarisch klassebelang en die van de communistische gezindheid, tusschen het gemeenschapsgevoel, dat verlangt uit te stroomen tot de geheele menschheid, de geheele menschheid te omvatten en het besef van de wallen, binnen welke de strijd tegen de vijanden der menschheid dit gevoel onverbiddelijk begrenst. Aan vele revolutionairen blijft deze tegenstrijdigheid onbewust en wanneer zij bewust dreigt te worden, verdringen zij haar door ruwe woorden, door gewilde hardheid en ongevoeligheid tegenover al wat ‘bourgeois’ is, door spitsvondige redeneering of hoe dan ook. Het zijn ongetwijfeld slechts betrekkelijk weinigen, die den zedelijken moed hebben het meest tragische konflikt, dat de revolutie schept, bewust te door- | |
[pagina 143]
| |
lijden. Zij spreken nimmer daarover, toonen hun wonden aan geen hunner makkers, ook aan hun meest vertrouwde vrienden niet, - immers zij weten, dat elk woord, elke klacht ijdel zou zijn. Met gesloten lippen, hun pijn verbijtend, schrijden zij door het leven en gaan zij in den dood. Zij zijn de echte martelaars, de tragische helden, tot wien alle anderen intuïtief opzien, voor wien zij eerbiedige bewondering koesteren. Zij hebben zichzelf opgeofferd in veel dieperen zin dan hij, die zijn leven ten offer brengt in het gevecht of op de barrikade: zij hebben hun eigen ziel geweld aangedaan, hun diepste verlangen gedood. Vreemd moet allen, die zóó denken en voelen in de revolutionaire voorhoede - wij gelooven dat zij niet weinigen zijn - vreemd moet hun de opvatting van het sociaal-utilitarisch rationalisme voorkomen dat in tijden van hevigen klassenstrijd de sociale gevoelens zich enkel uitstrekken over de leden der eigen groep.Ga naar voetnoot1) Alle morele konflikten, die in den klassebewusten proletariër door de spanning tusschen het onmiddellijk- en het middellijk doelmatige ontstaan, dat is door de spanning tusschen proletarisch belang en proletarisch-communistisch ideaal, hebben hun oorsprong in het dialektisch karakter van den proletarischen klassenstrijd zelf. Door voor haar eigen groepsbelangen te strijden, strijdt de arbeidersklasse tevens voor de hoogste verwezenlijking van het socialisme, voor de hoogste idealen der menschheid, voor de eenheid aller menschen en voor het terugwinnen van het verloren gegane besef der eenheid tusschen menschheid en universum. Maar al is dit zoo, daarom sturen alle daden, in dien strijd verricht, nog niet rechtstreeks aan op die eenheid, alle middelen daarin gebruikt, zijn nog niet in overeenstemming met het uiteindelijke doel. Integendeel: in vele gevallen bestaat een zekere tegenstelling tusschen ‘doel’ en ‘middel’ - eenzelfde tegenstelling als tusschen het | |
[pagina 144]
| |
middellijke en het onmiddellijke doel bestaat. De direkte uitkomst van die daden zal vaak niet de toeneming der eenheid, maar integendeel de toeneming der scheidingen tusschen de menschen, de verergering van haat en vijandschap zijn. Het onmiddellijke doel der communisten: het vereenigen van de arbeiders tot het voeren van den onverzoenlijken strijd tegen de kapitalistische klasse, kan niet bereikt worden zonder het opwekken en het gebruiken van den klassenhaat als een sociale kracht. En evenmin is het mogelijk, de arbeiders in revolutionaire organisaties te vereenigen, zonder telkens opnieuw twist en tweespalt te brengen in hun eigen rijen. Ook wanneer het leidende motief tot de daden, in den klassenstrijd begaan, volkomen onzelfzuchtig is, wanneer het geen ander dan het verlangen is, een einde te maken aan onrecht, verdrukking en uitbuiting en zoo het ‘heil der menschheid’ te dienen, - ook dàn zullen de direkte uitkomsten dier daden vaak in strijd zijn met het motief dat tot hen dreef. Dit te beseffen brengt onherroepelijk pijn en verscheuring. De zelfzuchtige naturen, zij in wien de lagere motieven de sterkste zijn, die voornamelijk door haat, afgunst en wrok tot deelneming aan den klassenstrijd worden gedreven, - hun deert het karakter dier direkte uitkomsten weinig of niet. Maar voor hen, in wien de sociale gevoelens krachtig zijn, die door hoogere motieven gedreven worden, is het besef dat deze uitkomsten vaak in strijd met hun idealen zijn, als het schrijnen eener verborgen wonde. Natuurlijk is dit besef dubbel pijnlijk, wanneer de strijd niet tegen den klassevijand, maar tegen nog onbewuste, door den vijand misleide groepen van klassegenooten gericht is. Dan doen de sociale gevoelens zich met dubbele kracht gelden en verzetten zij zich vaak tegen de daden, die het klassebelang eischt, dan moet de strijder een heel stuk van zichzelf afsnijden, om hard en meedoogenloos te kunnen zijn. | |
[pagina 145]
| |
Dan zullen konflikten ontstaan, ook voor den meest wilskrachtigen en overtuigden communist in zoover onoplosbaar, dat hij, hoe hij ook handelt, niet hopen kan op vollen innerlijken vrede. Wij willen in dit verband enkel herinneren aan den strijd om Kroonstadt, ongetwijfeld de meest tragische episode der russische revolutie. Hoe heviger de klassenstrijd, des te meer zullen de uitingen der sociale gevoelens als regel tot leden der eigen sociale groep beperkt blijven. Dit geven wij het sociaal-utilitarisch rationalisme toe. Maar men moet deze waarheid niet, zooals Preobraschensky doet, tot in het ongerijmde doorvoeren. Dit geschiedt door te beweren, dat de sociale gevoelens, wanneer de klassenstrijd akuut wordt, tegenover den klassenvijand volkomen worden opgeheven en zelfs in hun tegendeel verkeeren. Een dergelijke bewering maakt van de waarheid eene karikatuur en leidt, zooals wij dadelijk zullen aantonnen, tot onzinnige konsekwenties. Immers, wanneer de sociale gevoelens hun kracht volkomen verliezen, zoodra zij tegen de grenzen der eigen groep botsen, wanneer zij, bij elke aanraking met leden van vijandelijke groepen, omslaan in hun tegendeel, - dan zijn uitingen van sociale gevoelens, zooals waarachtigheid, edelmoedigheid en meegevoel, enkel mogelijk tegenover klasse- en strijdgenooten. En wanneer de uitingen der sociale gevoelens, zooals onze sociale utilitariërs beweren, in de klasse-maatschappij enkel de beteekenis hebben van een hulpmiddel in den strijd der klassen te zijn, dan dragen zulke uitingen, gesteld dat zij ook tegen anderen mogelijk waren, toch enkel tegenover leden van de eigen groep een moreel karakter. Immers dán slechts dienen zij het klassebelang; klassebelang en moraliteit echter, men weet het, zijn voor het sociaal-utilitarisme identiek. Maar zoo dit waar is, dan moet ook het omgekeerde waar zijn, namelijk dat daden, opkomend uit anti-sociale gevoelens, zooals leugenachtigheid en wreedheid, een | |
[pagina 146]
| |
moreel karakter krijgen wanneer zij jegens leden eener vijandelijke groep begaan worden, - omdat zij dan het ‘klassebelang’, het belang der eigen groep dienen. Wanneer Preobraschenski met zijn uiteenzettingen bedoeld had, een beschrijving te geven van de afschuwelijke, verlagende en onteerende werkingen die de klassetegenstellingen op de menschheid uitoefenen en aan te toonen, hoe die tegenstellingen een waarlijk menschelijk leven, een leven op de sociale gevoelens gegrond, een leven dat middellijk en onmiddellijk de menschen-eenheid poogt te bevorderen, onmogelijk maken, dan zouden wij het met allen die denken als hij, geheel eens zijn. Maar hij bedoelt iets geheel anders: hij stempelt alle daden, door leden van strijdende klassen begaan, met een en hetzelfde etiket, zoo die daden der klasse tot voordeel strekken: hij stelt handelingen, die recht tegen alle sociale aandriften ingaan, mits in dienst van het groepsbelang begaan, als even waardevol voor (waardevol ten opzichte van den groei en de intensifikatie van het leven, de ontwikkeling en vervolmaking van het eenheidsbesef) als handelingen, die direkt uit de sociale gevoelens ontspringen en deze versterken. Dit nu is een absurditeit, die, wanneer zij algemeen aanvaard werd (en de menschelijke aard neigt er toe haar te aanvaarden) zeer slechte gevolgen voor de communistische beweging zou hebben. Communisten en revolutionairen zijn geen engelen, noch behooren zij tot een afzonderlijk menschensoort, maar zij zijn menschen als alle anderen. Zij worden niet uitsluitend en niet in alle oogenblikken van hun bestaan gedreven door die zedelijke exaltatie, dat gevoel van overvloeiende levenskracht, die behoefte zichzelven te geven voor het geheel, welke wij hierboven als de diepste roerselen eener spontane en ondogmatische moraal leerden kennen. In hun binnenste liggen dezelfde zelfzuchtige, dat is anti-sociale neigingen op de loer, als in alle andere menschen. Het communisme is genoodzaakt, die neigingen te aanvaarden en te gebruiken, zooals alle be- | |
[pagina 147]
| |
wegingen dat waren, die groote massa's in beweging wilden brengen. Waren de sociale gevoelens in alle leden van strijdende klassen zeer sterk ontwikkeld, dan zouden zij de anti-sociale daden, die zij genoodzaakt zijn in den strijd te bedrijven, beseffen iets afschuwelijks te zijn, hen voelen als het zwaarste offer, dat zij ter wille van hun ideaal brengen. Ongetwijfeld bestond in de revolutionaire groepen en partijen van alle tijden een kern, die dit besefte en voelde en ongetwijfeld bestaat die kern ook heden onder de communisten. Vaak zullen daartoe de beste strijders behooren: immers juist hen, die van nature begiftigd zijn met sterke sociale instinkten, zal de strijd voor de communistische doeleinden aantrekken en tevens zal de weerzin tegen anti-sociale daden, tegen bedrog en wreedheid voornamelijk, juist in hen het grootst zijn. Echter, niet in alle leden van de communistische partijen, noch van revolutionaire groepen in het algemeen, zijn de sociale instinkten even krachtig ontwikkeld. In sommigen van hen zullen anti-sociale aandriften en zelfzuchtige gevoelens zelfs de bovenhand hebben. Dit is in het minst niet verwonderlijk: immers, juist die gevoelens en aandriften zijn door de eeuwenlange heerschappij van het kapitalisme in alle menschen aangekweekt. De opvatting der ethika, die het sociaal-utilitarisch rationalisme ons als communistisch wil opdringen, beteekent in de praktijk, aan deze neigingen gelegenheid geven zich bot te vieren onder den dekmantel der ‘proletarische klasse-normen’. Die opvatting rechtvaardigt bij voorbaat alle trouweloosheid aan het gegeven woord of de aangegane verplichting jegens leden der burgerlijke klasse, alle verraderlijke daden en alle daden van wraakzucht en machtsmisbruik jegens den vijand. Zij verzegelt de bronnen van het medegevoel, - het sociale gevoel bij uitnemendheid, datgene wat volgens zijn aard vriend en vijand vermag te omvatten, - zij roeit de wortels uit der grootmoedigheid, die altijd het hoogste voorrecht is geweest der van-hun-kracht bewusten: zij geeft in tijden | |
[pagina 148]
| |
van maatschappelijke beroering den destruktieven aandriften van de massa een vrijbrief om zich uit te leven, onder het voorwendsel dat het ‘proletarische klassebelang’ de terrorisatie, ‘de zedelijke en geestelijke vernietiging’ van de bourgeoisie zou eischen. Onze sociaal-utilitariërs bedoelen dit alles natuurlijk niet, maar het zijn de konsekwenties van hun opvatting voor de praktijk. De bourgeoisie heeft een ware virtuositeit ontwikkeld in het verbergen onder huichelachtige moreele frasen van daden, stinkend van persoonlijk- of van groeps-egoïsme. Haat tegen die huichelarij, verachting voor die leugenachtige frases mag het proletariaat niet doen vervallen in een ander uiterste. Het mag den strijd voor zijn eigen hooge en onzelfzuchtige idealen, den strijd dien het voert voor het heil der menschheid, niet voorstellen als in wezen gelijkstaande met den strijd der bourgeoisie voor het behoud van haar macht en haar voorrechten, voor de bestendiging van uitbuiting en onderdrukking, van menschelijke ellende en menschelijke verworpenheid.Ga naar voetnoot1) Aan zijn brandende dorst naar gerechtigheid, zijn brandende liefde voor de onderdrukten, zijn brandend verlangen naar een menscheneenheid, die stoffelijk-geestelijk, dat is volledig zal zijn, - aan zijn overtuiging dat de proletarische revolutie de | |
[pagina 149]
| |
eenige weg is tot die eenheid, de eenige weg dien te gaan de menschheid kan behoeden voor een terugval in de barbaarschheid en in staat kan stellen, uit de fase der beschaving tot de hoogere van het socialisme over te gaan, - aan dit alles ontleent het communisme het recht en de plicht voor de vernietiging van het kapitalisme te strijden. Het ontleent daaraan het recht en de plicht in dien strijd, wanneer het niet anders kan, list en geweld te gebruiken, vijanden te bedriegen, vijanden te dwingen, vijanden te ontrechten, vijanden te dooden. Maar het moet zich bewust worden dat het, door zóó te handelen, ofschoon handelend uit sociale gezindheid, anti-sociale neigingen gebruikt en zelfs versterkt, zijn hoogste motieven vermengt met lagere, liefde met haat, verlangen naar eenheid met agressiviteit en wraaklust, de behoefte zichzelf weg te geven met den wil zichzelf te handhaven. Het moet zich bewust worden van de innerlijke tegenstrijdigheid tusschen zijn hoogste idealen en de middelen waardoor het die najaagt; het moet het tragische karakter dier tegenstrijdigheid leeren beseffen als een eerste voorwaarde tot haar oplossing in een verdere ontwikkelingsfase. Het moet beseffen, dat de anti-sociale daden die het in den strijd ‘gedwongen’ begaat, hen die ze begaan onverbiddelijk als zedelijke wezens aantasten en verlagen, hoe zuiver en hoog hun motieven ook zijn. Wij herhalen: dit besef is het eerst noodige om tot oplossing der tegenstrijdigheid, die in het communisme tusschen motieven en middelen heerscht, te komen. List en bedrog zijn zoowel tot de revolutionaire voorbereiding als in de revolutie onontbeerlijk; geweld is noodig eerst voor de verovering, later voor het behoud der macht. Maar een communisme dat bedrog en geweld verfoeit als anti-sociaal, als middelen waarvan het zich slechts ‘noodgedwongen’ bedient, middelen, in strijd met zijn voorwaartswijzende strekkingen en zijn hoogste mogelijkheden, zulk een communisme zal er naar streven geweld en bedrog zooveel mogelijk te beperken en zijn aanhangers opvoeden tot het | |
[pagina 150]
| |
inzicht, dat beide als sterke vergiften zijn, waarvan de geneesheer zich enkel bedient wanneer hij overtuigd is, dat de patiënt zonder hen verloren zou zijn. Geweld en dwang, bedrog en veinzerij zij voor de ziel wat zulke vergiften voor het leven zijn. Geen geneesheer zal zoo dwaas zijn, zwaar vergif gelijk te stellen met gezond voedsel. Zulk een dwaasheid echter begaan communisten die de antisociale daden welke zij genoodzaakt zijn te begaan, met sociale daden gelijk stellen. In den strijd tegen de vernietiging, ons door den vijand opgedrongen, in de worsteling tot zelfverdediging en zelfhandhaving zullen wij nog vaak tot dergelijke daden onze toevlucht moeten nemen. Maar laten wij ons van hun tegenstrijdigheid met onze zuiverste motieven en onze hoogste doeleinden rekenschap geven! Al is de klassehaat in de revolutie een onontbeerlijke voorwaartsdrijvende kracht, zoo is hij tevens een kracht waarvan het gebruik een groot gevaar meebrengt, het gevaar van de verzwakking der sociale en de versterking der anti-sociale instinkten, dat is voor verruwing en verwildering. Wij zijn als communisten verplicht, onzen strijdmakkers duidelijk te maken, dat de toepassing van dwang en geweld en van list en bedrog altijd in de zielen van hen die deze middelen toepassen iets bederft en vernielt. Wij moeten pogen hen te doen beseffen, dat het tweede stadium der revolutie niet door een diepe kloof van het eerste is gescheiden, dat zij den dag na de verovering van de politieke macht niet zullen ontwaken als andere menschen in een andere wereld, maar dat zij reeds in deze wereld iets dier andere in zich moeten omdragen, willen zij in staat zijn haar te verwezenlijken, en reeds thans iets van den nieuwen broederlijken mensch in zichzelven tot ontwikkeling moeten brengen, willen zij eens dien mensch ten volle kunnen doen uitgroeien. Wij moeten hen leeren, de dialektiek te begrijpen niet enkel als de wet der maatschappelijke, maar ook als die der ethische ontwikkeling, dat is die ontwikkeling op te vatten als | |
[pagina 151]
| |
eenheid-van-tegendeelen. Wij moeten voor hen in de taal van het redelijke begrip en het redelijke gevoel de diepe waarheid vertalen, die de oude Indiërs uitdrukten door de mystieke formule: één is de offeraar met den geofferde, hij die verslaat met hem die wordt verslagen. Wij moeten pogen in hen het besef te wekken der essentieele eenheid van alle menschen, een eenheid die werkelijk is óndanks alle tegenstellingen van ras, natie en klasse, omdat haar wortels groeien in een andere sfeer dan die van het tijdelijke, een eenheid, die de mensch intuïtief beseft, wanneer hij staat tegenover den dood. Wij moeten pogen hun oogen te openen voor het feit dat alle daden, die uit onsociale gevoelens opkomen, de onsociale gevoelens bij anderen versterken, - dat zulke daden daarom altijd dreigen van middelen die nader voeren tot het doel, om te slaan in middelen die van het doel wegvoeren. Wij moeten aan de arbeiders met behulp van historische voorbeelden, - ook met voorbeelden ontleend aan de geschiedenis van het strijdende proletariaat, - duidelijk maken hoe de mensch tengevolge zijner psychophysische organisatie altijd geneigd is, het middel in de plaats van het doel te stellen, doordat het eerste het tweede allengs uit het bewuste denken verdringt. Wij moeten onze strijdmakkers opvoeden tot zelfkritiek, niet enkel met betrekking tot het nuttige resultaat hunner handelingen voor de proletarische klasse, maar óók met betrekking tot de waarde hunner handelingen voor de proletarisch-communistische idealen. In onverbrekelijk verband met het marxistisch inzicht moet het geweten ons helpen, die waarde vast te stellen. Het moet ons waarschuwen, wanneer hetzij persoonlijk of groeps-egoïsme, haat, afgunst of wraakzucht, ons verleiden tot het verwisselen van middel en doel. Om die verwisseling te voorkomen is het noodig, dat wij ons oefenen in luisteren naar de innerlijke stem. Het verstandelijk inzicht alléén is niet altijd een vertrouwbare gids om | |
[pagina 152]
| |
uit te maken, of wij op den goeden weg zijn. Immers, wanneer begeerte en hartstocht hem tot iets drijven, gebruikt de mensch vaak de verstandelijke redeneering om de stem van zijn geweten tot zwijgen te brengen; hij voert dan allerlei ‘redelijke’ argumenten aan ten gunste van de gedragslijn, die hij te volgen begeert. De gelijkstelling, - een gelijkstelling die de sociaalrationalistische utilitariërs ons willen opdringen, - van waarheid met bedrog en van meegevoel met hardheid als beweegkrachten in den proletarischen klassenstrijd, is niets dan een sofisme. Zij berust op geen enkelen deugdelijken grond. Waarachtigheid en meegevoel zijn de twee voornaamste onder de psychische krachten, die het proletariaat tot de overwinning behoeft. Beide zijn zij essentieele innerlijke faktoren der proletarische revolutie, terwijl hun tegendeelen: bedrog en hardheid, sekundaire faktoren daarvan zijn. Het aantoonen van de ware verhoudingen tusschen menschen, die onder het kapitalisme schuil gaan in schijnbare verhoudingen tusschen dingen, het ontmaskeren van den logen, die in de burgerlijke maatschappij alle levensgebieden verpest, omdat hij altijd weer oprijst uit den wortelstok der produktie, - het onverbiddelijk ontleden van bedriegelijke idealen en leuzen als vooruitgang, demokratie, algemeen welzijn, ontwapening en wereldvrede, met behulp waarvan de kapitalistische klasse, geholpen door het in haar dienst staande intellekt, de groote massa in beweging brengt voor haar belangen en van den strijd voor haar eigen doeleinden afhoudt - het is alles verkondiging van de waarheid, en uit die verkondiging bestaat het wezen der communistische propaganda in alle landen en onder alle omstandigheden. Enkel door het uitpellen van den waren kern van ieder afzonderlijk feit, iedere gebeurtenis, ieder verschijnsel in het kapitalisme - door dit onvermoeid, voortdurend en stelselmatig te doen in alle gebieden des levens, - enkel dáárdoor kan het communisme de massa's genezen van | |
[pagina 153]
| |
hun blindheid en daarmee van bewuste of onbewuste handlangers van het kapitaal tot strijders voor een nieuwe maatschappelijke orde maken. Hoe hard een bepaalde waarheid moge klinken, hoe onwelkom zij den arbeiders aanvankelijk moge zijn - zij moet gezegd worden, zoo duidelijk gezegd en zoo vaak herhaald tot zij diep in hen doordringt en een deel wordt van hun zelf. Immers pas door, even goed als de belemmeringen die buiten hen zelven liggen, hun eigen zwakheden en gebreken als belemmeringen te leeren zien, kunnen de arbeiders den weg vinden tot het overwinnen van alle moeilijkheden in de uiterlijke en in de innerlijke sfeer. De buitengewone verdienste der twee grootste leiders van het proletariaat in twee verschillende fasen zijner evolutie, van Marx en van Lenin, bestond niet voor het geringste deel in de onverbiddelijke waarachtigheid, die zij tegenover het proletariaat in praktijk brachten. Nooit poogden zij het te misleiden, nooit de beteekenis van fouten, dwalingen en nederlagen te verbloemen, nooit de belemmeringen, die de uiteindelijke overwinning in den weg stonden, voor te stellen als geringer dan zij waren. De dienst der vrijheid en de dienst der waarheid zijn voor alle groote figuren in den proletarischen klassenstrijd en de proletarische revolutie één en denzelfden dienst geweest. Zeker, somtijds is ook de illuzie, de zelfverblinding een kracht in den strijd: zij is onmisbaar in het begin daarvan, wanneer het proletariaat nog zeer zwak is. Maar hoe sterker het geestelijk en organisatorisch wordt, des te beter vermag het ook zonder illuzies en zonder zelfverblinding te strijden. En wanneer zijn klassebewustzijn tot de hoogste ontwikkeling komt, dan vermag het den strijd te voeren óók in het besef, dat vele geslachten noodig zullen zijn om het socialisme op alle levensgebieden te verwerkelijken. Het strijdend proletariaat erkent een absolute verplichting tot waarheid enkel tegenover zichzelven. Het doet dit niet tegenover den vijand. Het weet, dat in den oorlog | |
[pagina 154]
| |
tusschen de klassen list en bedrog even onmisbaar zijn, als zij dit zijn in den oorlog tusschen de volken. Maar het doet o.i. goed, zich voortdurend nauwkeurig rekenschap te geven van de gevolgen, waarmee het aanwenden van list en bedrog hem zelf bedreigt. Die gevolgen kunnen verderfelijk zijn. In de eerste plaats beteekent het gebruik van list en bedrog altijd een groote verspilling van energie. In de tweede plaats werkt dit gebruik als een averechtsche opvoeding. Door de arbeiders te leeren den openlijken strijd te ontwijken, worden in hen eigenschappen die tot den strijd onontbeerlijk zijn: moed, durf, fierheid, zelfvertrouwen, enz. niet versterkt maar verzwakt. En in de derde plaats brengt het gebruik van list en bedrog, zoo zij tot gewoonte worden, onherroepelijk onzekerheid en verwarring in de gelederen der strijders: het ondergraaft het onderlinge vertrouwen. Wanneer mijn vriend wordt beticht van het maken van valsche wissels of het zetten van een valsche handteekening, dan zal men er niet in slagen door schijnbewijzen of hoe dan ook, mij mijn vertrouwen in hem te ontnemen; tegen allen en iedereen zal ik hem verdedigen. Maar zoo mij zou blijken, dat mijn vriend het maken van valsche wissels en het zetten van een valsche handteekening geoorloofd achtte, wanneer hem dit ‘doelmatig’ toescheen, nuttig ten opzichte van zekere doeleinden en in het algemeen daartegen bij hem niet het minste moreele bezwaar bestond, - ja, dan zou mijn vertrouwen in hem geschokt worden en ik zou mij misschien door schijnbewijzen laten overtuigen, dat de beschuldiging in dit bepaalde geval geen lasterlijke aantijging was. Natuurlijk moet men deze vergelijking, evenmin als welke andere ook, niet letterlijk opvatten. Wij wilden alleen met een voorbeeld duidelijk maken, hoe men, dekreteerend, dat volgens de proletarische klassenormen leugen en bedrog gelijkwaardig zijn met waarheid en oprechtheid, zoo zij in het voordeel der groep gebruikt worden, het vertrouwen der strijders in elkaar en in de leiding onder- | |
[pagina 155]
| |
graaft en het hun onmogelijk maakt, met volle overtuiging tegen de aantijgingen van den klassevijand op te komen. Wanneer daarentegen duidelijk wordt uitgesproken, dat waarheid en oprechtheid oneindig hooger staan dan leugen en bedrog in innerlijke waarde - dat is in waarde voor het menschelijk leven in het algemeen - en wanneer hun gebruik wordt opgevat als een onvermijdelijk kwaad, dat zooveel mogelijk moet worden beperkt, dan worden deze bezwaren voor een groot deel ondervangen. Het is onze overtuiging, dat het zooveel mogelijk strijden met open vizier voor de arbeidersklasse op den langen duur het ‘doelmatigst’ zal blijken. Het zal tot uitkomst hebben in haar vrees en versaagdheid uit te roeien en haar op te voeden tot de revolutionaire deugden bij uitnemendheid.Ga naar voetnoot1) Tesamen met waarachtigheid is de tweede groote moreele kracht van het strijdend proletariaat zijn medegevoel, de oorspronkelijke bronaêr, die zich in gemeenschapsgevoel, gevoel van saamhoorigheid, verlangen naar menschelijke eenwording en kosmisch eenheidsbesef vertakt. Zonder het bezit van deze verwante gevoelens kan de arbeidersklasse onmogelijk de aktieve sociale faktor tot hernieuwing en herschepping van mensch en maatschappij worden. Een ruim en sterk meegevoel, - een der voornaamste bronnen, | |
[pagina 156]
| |
waaruit de fantasie gevoed wordt, - is voor haar een eerste vereischte om tot eenheid te komen. Het europeesch-amerikaansche industrie-proletariaat kan pas door dit meegevoel de nooden, de behoeften, de verlangens en de aspiraties der onderdrukte massa's in de koloniale landen van Azië en Afrika zóó diep gaan beseffen, dat het met die massa's tot waarachtige strijdgemeenschap komt. Enkel door medegevoel kan het proletariaat in de staten, waar de bourgeoisie haar macht nog handhaaft, de revolutionaire gebeurtenissen in andere landen waarachtig mee beleven: enkel meegevoel kan telkens weer de grootsche visie oproepen van dien eenen ontzaggelijken keten van strijd, die telkens nieuwe schalmen uitrolt, tot hij ten slotte de aarde zal omspannen. De wil van het proletariaat, zal het zijn taak kunnen volbrengen, moet onveranderlijk gericht zijn op het uitroeien der klassetegenstellingen, die de voornaamste bron zijn van het menschelijke leed, de bron van haat en nijd, van onvrede en tweedracht, van lichamelijke ontaarding en geestelijke verminking, van hoovaardigheid en slaafschheid, van schuld en wroeging. Die wil is niet denkbaar zonder een sterk gevoel van menschelijke saamhoorigheid en zonder verlangen naar almenschelijke eenheid. De proletarische voorhoede voorvoelt min of meer die eenheid, haar bewustzijn is de huidige maatschappij van klassetegenstellingen en klassehaat min of meer vooruit. Al is voor het proletariaat de klassehaat ook een der groote drijfkrachten van zijn strijdlust, zoo voelt het toch in de oogenblikken zijner sterkste exaltatie - zooals bijv. onmiddelijk na een groote overwinning - die haat onder zich liggen, het voelt haar als iets, wat zijn hoogste aspiraties onwaardig is. Zoo min als leugen en waarheid gelijkwaardig zijn, zijn haat en medegevoel, vijandigheid en eenheidsverlangen gelijkwaardig. Waarachtigheid en medegevoel zijn de beide elementen der geestelijke atmosfeer, waarin het proleta- | |
[pagina 157]
| |
riaat het beste vermag zijn zelfbewustzijn tot ontwikkeling te brengen. Waarachtigheid is de eerste voorwaarde der ontwikkeling van het proletarische bewustzijn met betrekking tot het heden, tot de kapitalistische omgeving, waarin het ingesloten is. Die omgeving naar waarheid erkennen opent den weg naar haar in waarheid en niet slechts in schijn bestrijden. Medegevoel en eenheidsverlangen zijn voornamelijk de voorwaarden tot ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn met betrekking tot de toekomst, tot de nieuwe gemeenschap die het enkel kan scheppen, zoo iets van den geest daarvan reeds nu in zijn hart leeft. Leugen en hardheid of wreedheid zijn voor het strijdende, klassebewuste proletariaat akcidenteele wijzen-van-zijn, indruischend tegen zijn eigen hoogste mogelijkheden, hem opgedrongen door de kapitalistische omgeving, waarin het evolueert, omdat het zwakker is dan deze en zich aan haar moet aanpassen. Waarachtigheid en medegevoel zijn daarentegen voor het proletariaat essentieel; zij zijn wijzen-van-uiting van gezindheid-en-inzicht, te samen de overtuiging vormend, dat is de aktieve geestelijke kracht, waardoor het die omgeving vermag te beïnvloeden, te veranderen en te herscheppen.
Tusschen deze beide uitersten: een rationalistisch-jezuïtische moraal, die alle middelen gelijkwaardig acht en het essentieele onderscheid tusschen dat wat zedelijk goed en dat wat nuttig is loochent, - en een geweld en leugen dogmatisch verwerpend schijn-idealisme, dat uitfladdert boven de werkelijkheid - tusschen deze beide uitersten is, naar ik meen, ruimte voor een derde opvatting, meer dialektisch en organisch, eene, die rekening houdt met de verschillende feitenreeksen, met den aard van het geweten èn den oorsprong der moraal, met de sociale gevoelens zoowel als met de eischen der sociale werkelijkheid, en die poogt uit te gaan van hun onderling verband. | |
[pagina 158]
| |
Een proletarisch communistische moraal, gelijk wij hier bedoelen, zou in de eerste plaats moeten steunen op de erkenning, dat onze strijd een ‘heilige’ strijd is, omdat, hij gevoerd wordt voor het heil der geheele menschheid (inklusief dat onzer klasse-vijanden, al gaat hij recht tegen hun belang in) en omdat in dit stadium van de ontwikkeling der menschheid het besef van, en het verlangen naar al-menschelijke eenheid zich in dien strijd het krachtigst openbaren. Zulk een moraal zou, in overeenstemming met de intuïtie en het spontane gevoel van het proletariaat, de voortreffelijkheid van onze uiteindelijke doeleinden en de meerwaardigheid van onze zedelijke normen boven die van alle andere klassen moeten verkondigen. In haar zou het streven passen om het besef van die meerwaardigheid, in de eerste plaats natuurlijk bij het proletariaat, maar ook bij leden van andere maatschappelijke groepen te wekken en de overtuiging der historische roeping van de arbeidersklasse zooveel mogelijk te maken tot de drijfkracht der daden (de sociale haat krijgt voedsel genoeg uit de omstandigheden en het belang ook het groepsbelang zorgt in den regel wel voor zich zelf). Bij zulk een moraal zon passen een onophoudelijk krachtig beroep te doen op de sociale gevoelens, op de solidariteit, die alle verdrukten en ontrechten onbewust verbindt en hun deze te doen beseffen. Zij zou pogen het besef ingang te doen vinden, dat in het communisme de onvergankelijke kern van alle vruchtbare waarheden herleeft en dat daarin de onvergankelijke idealen der menschheid in nieuwen vorm tot uiting komen - een vorm, in overeenstemming met den hoogtegraad, dien de produktiewijze en de techniek bereikt hebben. Zeker zou de aanvaarding van zulk een moraal ook praktische konsekwenties hebben voor de communistische beweging. Die aanvaarding zou geen verandering behoeven te brengen in de algemeene taktiek, geen breuk beteekenen met de strijdwijze, waaraan de namen van Marx en Lenin verbonden zijn. Maar zij zou, hopen wij, het verantwoorde- | |
[pagina 159]
| |
lijkheidsgevoel tegenover vriend en vijand versterken, zoowel bij hen, die geroepen zijn de taktiek vast te stellen als bij hen, die haar uitvoeren. Zij zou de leiding, nationaal en internationaal, voorzichtiger maken in de toepassing van alle strijdmiddelen, welker gebruik onherroepelijk de werking heeft niet enkel de sociale, maar ook de anti-sociale instinkten en neigingen te versterken. Zij zou op den duur voeren tot een meer dialektische opvatting van het begrip ‘proletarisch klassebelang’, - een opvatting, waarbij de geestelijk-zedelijke verandering in het proletariaat zelf zou worden bevroed een faktor van gelijke waarde in den revolutionairen strijd te zijn, als de verovering en handhaving van de gewichtigste machtsposities. Die aanvaarding zou beteekenen dat niet enkel in de theorie maar ook in de praktijk de proletarische revolutie werd opgevat als een twee-eenheid, een strijd op twee fronten: het uiterlijke, tegen den klassevijand gerichte (strijd voor de verovering en het behoud van de macht) en het innerlijke, gericht tegen de verlagende werkingen van het kapitalistisch stelsel op het bewustzijn, het karakter, de menschelijke persoonlijkheid (strijd voor de geboorte en de versterking van den nieuwen gemeenschapsmensch). Ongetwijfeld zou het aanvaarden eener proletarisch-communistische moraal, gelijk wij in de voorafgaande bladzijden in groote trekken schetsten, in zekeren zin onze moeilijkheden vermeerderen, door het element van het tragische, dat door de rationalistische utilitariërs volkomen wordt ontkend, weer in onze levensbeschouwing in te voeren. Maar eigenlijk zou dit toch minder het weder-invoeren dan het weder-erkennen beteekenen van een element, dat uit het leven noch uit de ziel ooit waarlijk verwijderd kan worden. Velen van ons weten dat het zoo is, maar zij wagen het niet het verlossende woord te spreken. Ja, het verlossende woord, immers de erkenning van het tragisch karakter der proletarische revolutie zou voor velen een verlossing zijn, een bevrijding hunner diepste | |
[pagina 160]
| |
menschelijkheid van een valschen, een schijnbaren, een opgedrongen vrede. Laat ons dan niet vreezen, dat woord uit te spreken! Nog nimmer is iets groots geschied op aarde, waarin het element van het tragische niet aanwezig was. De tragische tegenstrijdigheid tusschen den stroom van sociale gevoelens, die de harten van de besten der onzen doorbruist, met de onsociale en anti-sociale daden, die wij allen bij wijlen genoodzaakt zijn te begaan, het is de prijs, dien wij moeten betalen en te betalen willig zijn, opdat deze gevoelens in de menschheid-van-morgen zich onbelemmerd zullen kunnen ontplooien. |
|