stukken van een nieuwe sociale orde, en een nieuwe verhouding tusschen eenlingen, naties en staten, op te lossen, in het leven roept.
Maar tegenover de bedreiging, verheft zich de belofte. De menschheid kàn die vraagstukken oplossen. Zij bezit er de geestelijke, organisatorische en technische krachten toe... zij weet ook in welke richting zij de oplossing moet zoeken. Alles hangt af van den geest! Alles hangt er van af, of er liefde en inzicht genoeg zijn in de wereld. Alles hangt er van af, of de ikdienstigheid, althans bij een groeiende minderheid, snel en beslist genoeg plaats zal maken voor wijdienstigheid.
Ikdienstigheid is nu overal, waar de leden van een bevoorrechte minderheid hun voorrechten pogen te verdedigen, ten koste van het lot van misdeelde massa's. ‘Pogen te verdedigen’, - dat wil in de meeste gevallen zeggen: met handen en voeten zich daaraan vastklemmen: vechten, met tanden en nagels, voor het behoud er van. Een dergelijke wijze-van-doen is niet enkel afschuwelijk en weerzinwekkend, zij is ook in hooge mate zielig. In de meeste gevallen wordt zij ingegeven door redelooze angst voor bedreigingen van verschillenden aard; zooals: achteruitgang van levensstandaard, verlies van prestige, voor honger, kou, ziekte, ellende, kortom voor al datgene, wat allen, die zich vastklemmen aan bezit en inkomen, nu metterdaad voor hun ‘volksgenooten’ bestendigen. Gelukkig zijn niet allen zóó machteloos, of zoo onwillig, om uit de algemeene ineenstorting van dezen tijd te leeren, - een ineenstorting, die zich in alle velden-des-levens: ekonomie, politiek, moraal, kunst, godsdienst, voltrekt. Gelukkig is er een minderheid, die losser wordt van geld en goed; die haar angst verliest voor den omkeer, die bereid is, offers te brengen, om dien omkeer te bespoedigen, die begrijpt, dat klein prutswerk aan de ekonomische, maatschappelijke en politieke levensvormen niets meer vermag, maar dat het gaat om een ver-