Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] Westwaarts I O, de huizen, donker en oud en afgelegen, en de verzworvenen, die daar nog bleven toeven in het weer en de vlagen van den zwarten regen, en de enkele boomen in den zeewind langs de wegen gelijk voortvluchtigen, en in den avondval de leege hoogten overal rondom, bevlogen in hun schemeroud bedroeven... o, deze huizen, en daarbinnen om de vuren de eenig verkoornen nog der oude droomen samen starend naar buiten, naar de sombere kontoeren der randen dezer wereld, en een bang vervoeren, houdt hen bevlogen, wijl bevreemdend stil en snel weerschijn en schaduwen een spel doen gaan tusschen het vuur en het oud licht der ramen. En zij verbleeken, en zij wanklen, en verloren gaan zij bedwelmend tot elkander, en daarbuiten donkert de ruischende omtrek, en het westergloren sterft, en geen stem doet uit den avond zich meer hooren, alleen, verdoold, de witte vogel van de zee, die schuw en met een kreet van wee aanvloog, en zwenkende verdween voorbij de ruiten. En dan de groote nacht over die nameloozen, en zwijmend een naar wijder leven overzweven als had het hart de zee der open ziel gekozen, en eindlijk in ijl zicht als groote vreemde rozen de bloeiende eilanden der zaalgen, waar altoos juublen, elysisch, eindeloos, uit de windstilten van het licht wordt aangeheven. [pagina 252] [p. 252] Tot zij, ontzaligd weer, wat hen hier rest gaan meten naar de vervreemding van een door de leege tijden uit deze wereld àl verder hen zingend weten: dat waar het leven naar de zee zwicht van vergeten 't elysisch voorgevoel en het verlangen zich ten spiegel van een eenzaam licht eindlijk als heimwee en herinring gaan belijden. Vorige Volgende