Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 232] [p. 232] Twee Menschen ‘Omdat de golven moeten breken - de schoonen, de hoogen - o, laat mij nu geen waan gedogen, en, aan mijn hart uw hoofd, de waarheid spreken... Maar sluit uw oogen... Hoort gij de zee achter mijn hart? Eens zal ik heen zijn, en zal alleen de wind nog zijn gebleven; en gij zult voor de zee alleen zijn, misschien te moe om nog te streven... O, het is hard, maar omdat alle schoone golven moeten breken wil ik dit spreken tot aan het laatste woord. Wat is de liefde dan één roep gehoord in deze ontzetbre stilte van verlangen? dan één gelaat gezien, gelijkelijk bevangen van vrees in deze leegten van het licht? En dan de zegen van den droom, die zwicht naar het nabije en het tezamen dooven van de begeerten, en het goed gelooven dat alles hierheen leidde... O, laatste schuilhoek die de tijd bereidde - O, hoop, dat hier de stem ons niet zou vinden die van den aanvang riep - O, hoop, o, blinde - want eenmaal komt de groote wind weer vrij, en eenmaal gaat verlangen de beminde voorbij - [pagina 233] [p. 233] Hoort gij de zee achter mijn hart? Dan zal ik heen zijn, en gij zult met de zee alleen zijn; de golven zullen breken in uw hart. En aan uw lippen zal de pijn, en aan uw oogen zal de blindheid zijn van het bittere schuim.’ Toen sprak zij, die haar oogen niet ontsloot: ‘Ik weet het àl; maar zwijg nu stil. Wat kan mij deren, die de liefde wil tot in den dood...’ Vorige Volgende