Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] De Geheime Zee [pagina 224] [p. 224] De geheime zee De storm verging, en liet mij achter een doodvermoeide, een hurkend wachter, die in de zwarte stilte belijdt eigen uitgeworpenheid. De storm dier eeuwen was vergaan: de zee zong eenzaam; een dag brak aan stil, dood. Gelijk een oude wrok, die op vergelding zon, voltrok de vloek zich van het koude licht. Van aangezicht tot aangezicht stond ik toen met mijzelf; de tijd was ledig, en verlatenheid alom en een onnoembaar wee. Ik zag mijzelf aan, en ik zweeg - de zee zong eenzaam en noodlottig tegen de rotsen, en de rotsen zwegen. Dit is het uiterst land; dit is de grens van droom en duisternis; kust, die dit leven overliet aan ouder machten; norsch gebied der zee in komst en keer van tij en onbevochten heerschappij: Dit is de drempel van den dood der werelden; hier vangt met groot breken van wateren en luid gezang, dat luidt de wereld uit, het duister zwijgen aan dier zee, dier nooitbevaarne, de geheime zee, de duistre zee, die is de ziel... dit zijn de kusten van de ziel... [pagina 225] [p. 225] Geen, die een eigen droom bemint boven den droom, die geen ooit vindt, zal hier verblijvend zijn: de stem der zee zal groot zijn tusschen hem en het beminde en hij zal staan wankelend en ten onder gaan - een zeer uiteengeslagen ding - in de ouden droom waarin zijn droom verging. Neen, neen, geen zal hier zijn, en geen zal hierheen komen, dan alleen die van dat hij geboren werd een golf der zee had in zijn hart; die als het water en de wind verloren is, en maar bemint in het voorbijgaan, want altijd zingt het door zijn verlatenheid, zingt het van achter wind en licht door den leegen tijd om zijn gezicht in duizele vlagen, en over hem en over zijn hart, en het zingt zijn stem omhoog uit zijn bloed, als de wind uit de zee het vliegende schuim, en het zingt hem mee met open lippen en oogen wijd zingende door den leegen tijd, en zeer verloorne, een vluchtig mensch, die alles losliet en geen wensch behield, en niet meer wonen kan - een droomenovervleugeld man in de oude schemering te loor tusschen de werelden, en door sombre verrukkingen ontzind - een ritselend blad op den duistren wind [pagina 226] [p. 226] der eeuwen, een sneeuwvlaag door den nacht vreemd en voorbij - de schuwe tocht over donkere dalen en heuvelrug van een meeuw naar de roepende zee terug. Dit is mijn uiterst lied, dit is mijn eenige belijdenis. Ik zing alleen omdat ik hoor de stem dier zee, en mij verloor daarin, daarin... het is mijn einde en mijn begin - Hoe ook mijn lust mijn hart beklemm' die stem zal altijd weer mijn stem uit kuilen van den dood verhoogen - Mijn ooren gonzen, en mijn oogen zijn starend, en mijn handen zijn leeg in den wind, en lust en pijn zijn op den ouden tijd verstreken. De zeeën der geheimen breken duister en dreunende beneê - o, zee - o, vreemde zee... Vorige Volgende