Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] Eenzamen Het einde van de schemering woei buiten toen ze in den donker bij elkander lagen; de kamer werd een vreemd geheim; zij zagen alleen wat oud licht aan de kant der ruiten. Toen voelden zij, luistrend naar 't waaien samen, elkander oud als wind en wereld worden, en hoe er blaren, die voor eeuwen dorden, ritselend over hunne harten kwamen. En zacht begon, mijmerend bij de ruiten, de wind het vreemd eentonig lied te zingen dat aan het einde zingt van alle dingen, en dat zijn einde neemt in een ijl fluiten. En alles werd zoo oud, dat ze aan elkander lagen te denke' als aan een langverloren verteedering, en toch kon elk nog hooren naast zich in donker 't aadmen van den ander. Hij luisterde en hij hoorde 't laatste hopen breken en 't zwijgen van het uiterst smeeken, en wist, dat er geen woord meer viel te spreken; toen stond hij overeind, en is geloopen recht door het vreemd geheim binnen die wanden tot aan de deur, lichtte de klink, en golven van donker braken binnen en bedolven zijn oogen en de heffing van zijn handen... O eenzaamheid van deze donkre dagen der menschen, zij, die uitzien en die wachten ver in uw storm, hoe moesten zij soms smachten naar zachtheid als ze u niet meer konden dragen. [pagina 177] [p. 177] Naar handen om hun hoofd en 't zacht beroeren van lippen over 't dichtgaan hunner oogen, naar teederheid door streelingen bewogen tot in der lusten zwijmelend vervoeren. O, dank aan hen, de stille zachte vrouwen, die liefde gaven waar zij konden helpen, waar zij de roode wonden konden stelpen en om een moe hoofd koele handen vouwen - O, dank aan hen, aan hen die zachtheid gaven en warmte en geen verdwaasde woorden spraken, maar die, met stille mond en zacht aanraken, van 't lijf, der ziele diepste dorsten laven. En dank aan u, wier schoone spraaklooze oogen ik zie als ik aan hen mijn dank wil geven, en als mijn leven later eens uw leven verwondt, vergeef dan met uw spraaklooze oogen... Want dat is alles wat wij kunnen... Laten wij samenhurke' in 't waaie' en onze handen doen om elkanders neigende gelaten; want de oude wind is luid over de landen en over ons, en van de laatste stranden roept ons de zee en wij zijn zeer verlaten. Vorige Volgende