Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Jeugd II Toen was er snelle stijging uit de dingen van Erik's geest, en voor zichzelven scheen hij recht en vast te staan in 't nedergaan, het snel verminderen der enkelheên, waarvan elk in de wijde diepten zonk, verwordende met de and'ren tot een kring - vage herinn'ring van wat eens bestond. Kring vloeide in kring, en heel 't bestaan der dingen zonk in het wijde ruim waar hij door steeg weg - tot hun zijn hem was als een vaag beeld dat, haast vervloeid in vormenleege diepten, soms nog een scheem'ring opzond naar zijn geest. Toen week ook dit, toch bleef er nog beweeg van hooger lucht, wijd om zijn opgang heen: het ruim en deinend golven van het licht, het wijde, dat op aard' soms vreugde wordt en daar op ieder ding zich spat uiteen. Want wereldlicht is oppervlakte slechts van de lichtzee die door de ruimten is, en die haar stilglanzende diepten heeft ver boven 't blauw dat men op aarde ziet. Zoo als het oppervlak van oceaan wild wordt bewogen in de vrije lucht, maar weinig dieper reeds de krachten spannen om daar een golf te wringen uit het lijf, het zware en eeuwigwoelend lijf der zee, en in de scheemrende bezonkenheden der diepre waatren de bewegingen traag worden en ophouden, tot ter bodem [pagina 20] [p. 20] een algeheele stilstand eeuwiglijk zwangert van de eeuwig ongebaarde golf, zoo ook het ruimtelicht, dat als een zee van matelooze diepten alom is, en slechts in 't zichtveld van de werelden wentelt, en in het wenden wiss'lende verganklijkheden schept die wereldsch zijn. Al wijder deinde nu het ruimtelicht als eindbewegen dat tot rusten strekt daar 't alles wordend, in zichzelf slechts leeft. Uit laatste trachten naar het evenwicht was zwaar zijn stijging toen zich nauwer sloot de krachtomvatting van de ruimterust, en werd geleidelijk een vaste stand waar elk bewegen spant tot roerloosheid. Vorige Volgende