Al of niet gekozen
ER wordt tegenwoordig, zoo komt het mij voor, te veel of althans met een verkeerden nadruk op het gevaar gewezen van het aesthetische voor de kunst, en veelal dragen de kunstenaars en dichters, die dat doen, niet of te weinig dat eene kenmerk van gekozen te zijn, dat al zulke overwegingen overbodig maakt.
Is een dichter gekozen door wat van geen tijd is, dan kan hij - blijft hij daaraan trouw - uit wat binnen den tijd is kiezen wat (een vrouw, de stad, een asbelt) en hoe (ethisch, sociaal) hij wil, ook al kiest hij aesthetisch, want - trouw blijvend aan wat hem koos - zal hij een ding schoon vinden, omdat hij van dat ding houdt. Alleen de kunstenaar, die zelf niet gekozen is, kiest - is hij aesthetisch ingesteld - verkeerd, want, niet beschermd van buiten den tijd, is hij op straat of bij zijn werk steeds op zijn hoede en waagt het niet van een ding te houden als hij het niet eerst schoon heeft mogen vinden.
De verkeerde keuze van den ongekozene viel vroeger, toen het aesthetische nog niet in kwaden reuk stond, op het mooie; nu de z.g. vitaliteit, de levenskracht - en hoe vaak ten koste van de zielskracht - opgeld doet, sloeg hem de schrik om het zwakke hart en kiest hij het leelijke.
Diezelfde wijziging van den tijdgeest noopt in hunne zwakte de ongekozen kunstenaars, die ethisch of sociaal zijningesteld, het losbandige en het despotische te kiezen.