De schoonheid en de zintuigen
WAT is de schoonheid anders dan het voor de zintuigen van het lichaam waarneembaar worden van wat er in de ziel gebeurt? voor twee dier zintuigen althans, want wat - ofschoon wellicht in aantocht - nog ver is, kan slechts gehoord of gezien worden.
Wel laat het firmament - gouden net, dat het lot over dit leven heensloeg - bijwijlen de blinkende of duistere buitensporigen van een ander leven door zijn mazen binnendalen, doch slechts zoolang (en voor hoe weinigen hier) zij nog maar te zien en te hooren zijn, behouden zij, en niet langer, hun oorspronkelijk wezen. Want zij schijnen, vatbaar geworden door hun begeerten, zich, in het neerstrijken, van een onderhevig worden aan ons wezen niet geheel te kunnen vrijwaren, en geeft ten laatste een van ons aan die omhelzing - waarboven nog iets als een afnemend vleugelslaan hoorbaar scheen - zich over, dan wordt de geur dier lokken, de gloed dier huid, het vlijmend zoet dier lippen, te bedwelmend dan dat de oogen nog open kunnen blijven.
Zijn wij het, die, verhevigt het genot zich eenmaal in dezen zin, een zeker recht verliezen van schoonheid te gewagen? wellicht, en wellicht ook beteekent dit niet anders dan dat, eenmaal binnen bereik gekomen dier andere zintuigen, van den neergestrekene inderdaad een gloed en een ruischen afnemen, die, tot op die grens, hem rechtens herkomst kenmerkten.