u al dien tijd een katoentje trachtte te doen bewonderen, waarvan het patroon de nauwkeurige nabootsing blijkt te zijn van een voormalig en onschatbaar tapijt. Zonder het zelf te weten verbreekt hij nu ook uw begonnen omgang met dat verdrongen wezen - een door begeerten gekweld monnik wellicht, of een krijgsman met heimwee naar zijn kinderjaren - en het baat niet, of gij hem al behoedzaam een aanwijzing in dien zin geeft. Want zijn bewustzijn, gevormd als het werd door hoofdartikel en brochure, laat niets meer door. Zoo leert men zich, behalve aan de zeer weinigen die een eigen weefgetouw behielden, wel te houden aan hen, die zeer sober zijn gehuisvest, maar die, geheel in beslag genomen door wat zij dagelijks zien en aanraken, nog het leven bestendigen, waarin de groote wevers eens de aanleidingen vonden voor hun ontwerpen. Min of meer blijft de ware gemeenschap altijd wel bestaan, maar in een tijd als dezen, waarin elk collectivisme het op een theoretisch berekende gemeenschap toelegt, houdt zij, meest zonder opzet en vanzelf, zich schuil, verheimelijkt in de haar gezinde harten, en waar zij, niet meer geduld binnen de energische menigte, zich nog slechts beroept op wat in het menschelijk wezen onheuglijk bezonk, vindt hij, die zijn bewustzijn al te zeer blootstelde aan wat dezen tijd beweegt, haar niet meer terug dan langs een omweg van eenzaamheid en inkeer.