Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Orgeldeun voor en na I Hoe konden wij, in den ontrouwen wind geboren, elkander anders trouw zijn, kind, dan in ontrouw? Zou ik je voetstap langs dit huis ooit nog weer hooren? Als ik naar den wind luister, luister ik naar jou. - Onder mijn huid kan mij geen ander meer vermurwen al kleum ik bij wat jaren her als vuur begon. Maar dit norsch hart zou geen dag leven meer aandurven, geen dag meer, als het niet meer naar je hunkren kon. [pagina 172] [p. 172] II ‘Zou ik je voetstap langs dit huis ooit nog weer hooren?’ schreef ik, lang her, in schuld gedoken bij mijn schouw; en - het hol steunen van November in mijn ooren - ‘als ik naar den wind luister, luister ik naar jou’. Berouw was toen nog onderdak, en zij in leven - heimwee zong hemelver nog uit het avondrood. Weer wintert het; oorlog houdt mij allang verdreven uit dat oud nest van haar en mij, en zij is dood. In zak en asch zit heimwee binnensmonds te momplen, maar wroeging weet geen weg meer in dood's wijde kou - Soms hoor ik haar langs dat ver leegstaand huis aanstromplen, als ik naar den wind luister in een vreemde schouw. Vorige Volgende