Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] Onverhoord Ik kende een man, die in zijn herte - als ware het een hart van steen - met hamerslag op slag van smarte twee regels beitelde, een voor een: ‘O, hou mij vast vanuit de verte - ik ben toch immers niets alleen.’ ‘Waar bleef zij die, door mij verlaten, dat schreef en zond het naar mij heen?’ - sprak hij - ‘ik het haar aan de straten, en een straat heeft een hart van steen. Ik liet haar los vanuit de verte, en zij was immers niets alleen.’ Wij zaten waar de vrouwen komen, die zijn te koop of zijn te leen, die wekken en verraden droomen die hén verrieden lang geleên, want niemand hield hen uit de verte vast, en zij waren niets alleen. ‘Ook zij werd een van die verdorden,’ sprak hij; dan, voor zichzelven heen: ‘en God weet wat van mij moet worden met in mijn hart (maar niet in steen) dat laatste woord, waarmee haar harte onverhoord in den dood verdween: ‘O, hou mij vast vanuit de verte - Ik ben toch immers niets alleen.’ Vorige Volgende