Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Een winterdageraad Opgedragen aan D.A.M. Binnendijk Hoezeer ontworteld en sinds jaar en dag eenzamer, als ik bij winterdageraad gedichten lees - waar ook - zie ik mij toch die nooitvergeten kamer weer ingaan, helder en alleen, naar geest en vleesch voorbij de wereld. Gaat geluk wel ooit verloren zoolang heimwee er heil en hemel om vergeet? Pas uit het koude water liep ik er, herboren tot een vroeg heiden, langs het morgenvuur, en deed even voorbij het vuur de glazen deuren open. Buiten was nog een vroegte zonder tijd; geen uur: een gouden eeuw, en waar ik toe kwam uitgeloopen als eersteling... Maar wie stond later bij dat vuur, met naast zich op de tafel mijn beschreven bladen? Starend verrezen in der helderzienden zwijm, een stralende, die - bij dat winterdageraden des levens - mij van overzee in het geheim kwam nemen van een heldren dood. - O, nooitvergeten en open einde, waar die dag als de eerste dag, laat, maar nu eeuwig, uit ontlook - Waar was de veete, de duistere, van ziekte en sterven, de grondslag der wereld zelve, zoolang ik, van hem doorvaren, ademloos en ten voeten uit bezeten stond? Nooit kon de dood zich zoo in sterven openbaren - o, glazen deuren open op den morgenstond, vlakbij het vuur - maar enkel en alleen in leven, dat onbezweken zich vervoerd gewonnen geeft. Toen ging het overzeesche wezen mij begeven, en - zeker, dat ik hier den dood had overleefd - verzwond mijn genius... [pagina 144] [p. 144] Ledig, maar in genade, staande weer bijgekomen en op adem, zag ik naast mij op de tafel mijn beschreven bladen, opengeslagen op de woorden waar den dag tevoren mij de westerzon mee had verlaten. In alle vroegte speelde nu hun carillon boven mij verder: nooitverouderde oude maten beierden klinkklaar uit, en woord na woord herwon geheimen in het open morgenlicht, die klonken heimwee en heil dooreen, nagalmende in een zwier, wijdloopig, tot zij in uw stilte weer verzonken - o, tale van den dageraad - o, beiaardier - En in die stilte na het spelen uit de toren, die nooit dan enkel in een droom gezien werd, brak de tijd weer in mij aan. Ik ging de glazen deuren sluiten, en was alleen weer onder eigen dak, en in die kamer, die ik niet meer kan vergeten. Dan, met het laatste van die bladen op mijn schoot, schreef ik, in de erker bij het westerraam gezeten, er het gehoorde neer, en sneed het dagelijksch brood. Nov. 1944.-Jan. 1945. Vorige Volgende