Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] De eenhoorn De mensch ging werken zonder zingen - geen weet waarom, geen weet voor wien. Onschuld en schoonheid, eerstelingen, zijn wereld's vijanden sindsdien. Hebt gij, verrukt in huiveringen, vannacht hun eersteling gezien? Hij sprong te voorschijn, stond, en rilde van drift en heldere onschuld, waar een ronde maan de sneeuw der stilte bescheen, en plots werd ik gewaar de rechte lange hoorn, die trilde van schoonheid en van doodsgevaar. Laat zoo 't gedicht geboren wezen in een besprongen nu-en-hier, wanneer - een volle droom, gerezen boven de sneeuw van het papier - de schrijfstift trilt van lust en vreezen, hoorn van dat wild, onschuldig dier. 1944. Vorige Volgende