Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Uit een oud dorp Een vreemdelinge - niemand kende haar - is op haar doortocht in dit dorp gestorven; voor kort kwam zij alleen naar hier gezworven, op weg waarheen - geen wist het, noch vanwaar. De winter Hep ten einde; zacht al riep - donker en zacht - het voorjaar door de tijden van het vallen der avonden; men zeide van haar, dat haar leven ten einde liep. Doch zij had lang al kunnen gaan, zij was enkel nog hier daar zij een ander wachtte; zij wist zich hem te redden nu bij machte, nu haar verlangen tot den dood genas. Maar hij kwam niet; zij ging niet langer uit, zij was te moe geworden om te loopen; maar altijd liet zij haar klein venster open; daar riep een vogel hem met blij geluid. Maar hij kwam niet. Toen kwam haar einde: groot scheen de maan in waar zij lag te zieltogen. Er was niets meer buiten haar open oogen dan het raam, open op dien lichten dood. Zij zag ernaar, zij prevelde de naam van den verlorene; met lange halen en juublend uitslaan zongen nachtegalen den dood naar binnen door het open raam. Toen kwam, grootsch, geheimzinnig en van ver, de wind aan door den nacht; het lied verstomde - In den morgen, toen de menschen haar vonden, regende het. Zij was al eeuwen her. Vorige Volgende