Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Van een kind I Zoolang ik maar met hem speelde bleef mijn heimwee wel vervuld in zijn wiegekleine weelde, want hij lachte mij vrij van schuld vlakbij uit het eeuwige leven gelijk ook het water lacht: eerder dan de wereld, even klinkklaar en vanzelve en zacht, enkel gelijk water zijnde. O, het lachen van het kind voor de wereld en na haar einde - van een kleine blinkende wind vertelt het, die eens uitgezonden zal worden over trots en pijn, totdat Babylon en Londen vergeven en vergeten zijn. [pagina 14] [p. 14] II Het lachen van een kind dat nog niet praten kan, en van een mensch, die niet meer spreken kan, de snik: van al de tusschen 't een en 't ander oogenblik dreunende menigten en van de bontgekleurde beelden, die men aanbad en schond, wat komt er, dan een wiegekind, dat lacht alsof er niets gebeurde... In deze wereld is dit alles tegelijk en nooit vervuld; maar ergens in mijzelven wordt eens Londen, gelijk Babylon, uiteengestort; dan kom ik, strompelend over de puinen, later, naar waar ik een kind zie in een klein eeuwig rijk van ademend gras en van een boom en levend water. Vorige Volgende