In vrijheid herboren. Katholiek Nederland 1853-1953
(1953)–L.J. Rogier, N. de Rooy– Auteursrecht onbekend
[pagina 809]
| |
5 Kerkelijke en Godsdienstige VerhoudingenHet oordeel over het Nederlandse katholicisme, dat ligt opgesloten in de protestantse critiek op de katholieke emancipatie en herleving, behoort tot het totale beeld, dat de historie zelf tekent van dit stuk Nederlands leven in de laatste eeuw. In de grondtoon van deze critiek is, sinds het herstel van de hiërarchie, weinig veranderd; zoals toen de vrees voor roomse machtsoverheersing in de Aprilbeweging tot uiting kwam, zo ziet menig protestant het katholicisme heden nog als een machtsstreven, dat gericht is op de wereldhegemonie. Wanneer Stalin het katholicisme beoordeelt naar het aantal gemotoriseerde divisies, dat de Paus voor Amerika zou kunnen opbrengen,Ga naar eind1 dan vraagt een Nederlandse protestant zich af hoeveel landerijen, middenstandszaken en ambten de katholieken in Noord-Holland veroverd hebben. Vooral door zijn isolement is de verschijningsvorm van het katholicisme in Nederland als van een machtsformatie. De expansie van het internationale katholicisme maakt de onrust van anderen gaande. Zij zien er een ‘rooms imperialisme’ in. Zij verwijten de katholieken, dat zij in hun apologie systemen zoals rationalisme, Aufklärung, naturalisme en agnosticisme als kinderen van protestantsen huize beschouwen, terwijl toch het protestantisme er het meest van geleden heeft en het grootste aandeel had in de bestrijding er van. Het katholicisme kapselde zich intussen in en hield zich schuil voor deze nieuwe, de cultuurbeheersende systemen, om later, ontwakend, alarm te slaan over de ontkerstening der wereld. Tegenover dit verwijt van afzijdigheid rijst tegelijk de aanklacht van katholieke machtsvorming, zodra het katholicisme het isolement verbreekt en zich bekommert om de problemen der wereld. Deze machtsvorming wordt niet gezien als een toevallig verschijnsel, maar als de innerlijke consequentie van het katholieke kerkbegrip, dat juist hierin zijn gezag-structuur vertoont. Zo stelt men dan opnieuw het vraagstuk van de verdraagzaamheid, vooral als men uitgaat van de veronderstelling, die reeds gangbaar is geworden, dat een katholieke meerderheid in Nederland onafwendbaar is: ‘Tegenover het vanouds-protestant staat het weldra-rooms.’ In verschillende reacties op de huidige positie der katholieken openbaart zich soms een stuk verlaat anti-papisme in de verdorde stijl van de Evangelische Maatschappij, wanneer b.v. de protestantse wethouders van Bolsward de vlag lieten wegnemen van het | |
[pagina 810]
| |
Paus Pius XII
Naar fotografieën van Associated Press Ltd. Archief Dagblad De Tijd | |
[pagina 811]
| |
stadhuis, waar ze door de burgemeester was uitgestoken, toen een inwoner van de stad daar bisschop gewijd wwd.Ga naar eind1 Er bestaat echter een ernstiger gevoel van onrust, dat aanleiding bleek om op 12 Mei 1947 te Utrecht op protestants initiatief een congres te houden ter bestrijding van het nieuw opkomend anti-papisme.Ga naar eind2 Hier werd het heersende anti-papisme gedefinieerd als ‘de door ressentiment bepaalde geesteshouding en daaruit volgende practijk, die de roomse kerk ziet als een machtsinstrument ter verovering van economische, politieke, sociale en culturele overheersing door het R.K. volksdeel, met bedreiging, hetzij van het protestants karakter van ons volk, hetzij van geestelijke vrijheid en democratie, hetzij van beide.’ Van dit anti-papisme, of het nu een banaal instinct of een eerbiedwaardige angst is, wil men in ieder geval de principiële en positieve afwijzing van het katholicisme onderscheiden voorzover het de enig ware godsdienst pretendeert te zijn. Hoe diep de angst zich genesteld heeft en tot welke caricaturen zij aanleiding geeft, kan blijken uit een protestants commentaar op de vastenbrief van 1947, die over het communisme handelde.Ga naar eind3 Hierop werd in het tijdschrift Wending aldus gereageerd: ‘Het mystiek Lichaam van Christus, verbonden en van binnen uit geleid door de Heilige Geest, voorzien met de sleutelmacht, spreekt in de Vastenbrief, die symptoom is, dat Nederland betrokken wordt in de weloverwogen, internationale geestelijke en politieke houding van Rome. Naast het IJzeren Gordijn en het financiële dollar-hek trekt thans de Kerk het heilig voorhangsel, het sacrale gordijn, dicht over Europa. De vereniging van de financiële en technische macht van het koude geld met de gewetens- en zielenbindende macht van de machtigste kerk op aarde: dit betekent oorlog binnen deze generatie.’Ga naar eind4 De bezorgdheid over de bedoelingen van Rome was ook aanleiding voor het tijdschrift Wending in November 1948 een afzonderlijk ‘Rooms-Katholicisme-nummer’ uit te geven.Ga naar eind5 De vraag wordt daar gesteld, hoe een christen vanuit de Openbaring het aardse en menselijke waarderen moet, omdat dit van bijzondere actualiteit is, nu de katholieke Kerk in de Katholieke Actie aandacht gaat geven aan de ‘verovering’ van het natuurlijk levensterrein door het christendom. De verhouding tussen natuur en genade is beslissend voor de keuze tussen isolement of assimilatie van het aardse.Ga naar eind6 Dan wordt geconstateerd, hoe de ontluikende waardering van een protestant voor de schoonheid der liturgie, de wijsheid der theologie en de evenwichtigheid in de zielzorg, zaken van menselijke oorsprong, afstoot op de vrees voor roomse machtsontplooiing. Het katholicisme wordt verwant geacht aan de totalitaire idee van nationaal-socialisme en communisme, machten, die geen van beide ‘van persoonlijke verantwoording weten of de nederigheid van dienen kennen.’ Het roomse machtsstreven wordt verhuld als een theocratie met bijbelse achtergrond, omdat het koningschap van Christus, het Rijk Gods en Christus zelf gelijk worden gesteld met de tijdelijke verschijningsvorm van de Kerk. Hieruit moeten intolerantie en ‘verkerkelijking des levens’ voortkomen naar de bijbeltekst: ‘dwing ze om in te gaan.’Ga naar eind7 Er is enig verschil in deze critiek met die van de negentiende eeuw. Toen gold het bezwaar, dat de katholieke Kerk zich buiten de realiteit van het leven stelde, nu is zij te werelds in haar machtsstreven; toen hield zij te taai vast aan haar overleefde beginselen, nu is zij naar diepste wezen opportunistisch; toen weerde zij iedere samenwerking | |
[pagina 812]
| |
af, nu aanvaardt zij iedere bondgenoot, die voordeel belooft; een eeuw geleden gold zij als supra-naturalistisch, nu is zij naturalistisch; toen was zij ziek van overspannen vergeestelijking, nu is zij niet geestelijk genoeg. Inderdaad vertoont het katholicisme een ander aanzien dan onder het pontificaat van Pius IX. Voor de Nederlandse katholieken geldt bovendien, dat zij niet alleen hun mentaliteit veranderden, maar ook een achterstand hebben ingehaald. Dat men tegenover de katholieken een sensatie van vrees voelt opkomen, is begrijpelijk, wanneer men in Wending de feiten van katholieke penetratie, van kwantitatieve en kwalitatieve vooruitgang bijeen ziet: een geboorte-overschot, dat het katholieke volksdeel naar de absolute meerderheid ‘jaagt,’ een aantal katholieke scholen, dat bijna het dubbele is van het protestants-christelijke aandeel; driemaal zoveel ziekenhuizen, een permanente politieke invloed, terwijl de protestantse partijen sinds de oorlog vrijwel alleen Her Majesty's most loyal Opposition waren. Deze feiten zijn niet anders dan de consequentie der emancipatie, zij wijzen niet naar een duistere samenzwering, maar zijn op hun oorzaken historisch te controleren. Toch is begrijpelijk, dat deze feiten de vraag doen stellen, die een katholiek theoloog op een bijeenkomst van katholieke en protestantse hoogleraren aldus scherp formuleerde: ‘Kunt gij, katholieken, in alle oprechtheid spreken, overeenkomstig de katholieke leer beloven, dat gij niet zult trachten de gewetensvrijheid en het principiële recht op verkondiging aan andersdenkenden te ontnemen, zo ge daartoe de macht zoudt hebben?’Ga naar eind1 In het katholicisme-nummer van Wending vertegenwoordigt prof. G. van der Leeuw de tradities der Groninger theologie. Sinds 1830 heerste in Groningen een christelijk Platonisme, welke sympathieën uitgingen naar de Moderne Devotie en de breedheid van Erasmus. Het starre Calvinisme was hier nimmer thuis en ook prof. van der Leeuw is niet afkerig van katholieke gebruiken, die immers ‘hetzelfde catholieke erfdeel’ hebben als het protestantisme. Hij ijvert voor volksheiligen en Mariaverering, voor liturgie en monnikswezen; hij wenst de ganse erfenis van de katholieke Kerk te aanvaarden, van het Gregoriaans tot de politiek toe, maar onder beneficie van inventaris.Ga naar eind2 Voor hem ligt de grens tussen catholiek en katholiek, in schrijfwijze slechts één letter verschillend, waar de Groninger richting die reeds ten tijde van Hofstede de Groot had gelegd: bij het ultramontanisme, in de hiërarchie en het leerambt, waardoor de katholieke Kerk tot machtsinstrument wordt. Dit katholicisme-nummer in een protestants theologentijdschrift is van bijzondere betekenis, omdat het gelden kan als een voorstudie op een officieel document, waarin de Nederlandse Hervormde Kerk zich publiek uitsprak over haar verhouding tot de Katholieke Kerk. In 1950 publiceerde de Synode van de Hervormde Kerk een Herderlijk Schrijven, dat bedoeld was als de voorlichting van de gemeente, die van Rome meestal een caricatuur ziet, in dit geval blijkbaar een ‘flatterende’ caricatuur. Dit schrijven is een reactie enerzijds op bepaalde ‘katholiserende’ ontwikkelingen binnen het protestantisme, waarvan later in dit hoofdstuk zal worden gesproken, anderzijds werd het beïnvloed door de veranderde betekenis, die men aan het katholiek isolement toeschrijft. De ‘zorgelijke machtvraag’ neemt ook hier een plaats in naast de waar-heidsvraag, die beide opnieuw gesteld worden, nu de verhouding der christelijke confessies zo belangrijk is gewijzigd. | |
[pagina 813]
| |
Dit oordeel en onderzoek handelen niet over een aantal afwijkende theologische meningen, die van beide zijden talrijke malen zijn vastgelegd in traditionele handboeken van apologie en polemiek; het gaat om de innerlijke structuur van het katholicisme, waaruit alle verschillen verklaard kunnen worden. Het Herderlijk Schrijven baseert zich op de meest officiële documenten om toch vooral geen valse voorstelling van zaken te geven. Toch zal geen katholiek in het beeld van het katholicisme, dat hem hier voorgetekend wordt, zijn eigen Kerk en overtuiging herkennen. Uit scrupuleuze objectiviteit heeft men de katholieke interpretatie van deze documenten opzij gelegd en een eigen interpretatie beproefd, die tot de conclusie leidde: ‘de katholieke Kerk is een ongehoorzame Kerk, die zich niet bekeren kan zonder zichzelf te verloochenen.’Ga naar eind1 Dit oordeel vertoont gelijkenis met dat van Karl Barth, wiens invloed op het Herderlijk Schrijven onmiskenbaar is. Op de Assemblée van de Wereldraad der Kerken te Amsterdam in 1948 stelde deze tegenover, het We regret van de Amerikanen, waarmee zij de afwezigheid der katholieke Kerk betreurden, zijn mening, dat dit niet um zu schluchzen und zu weinen was, want Rome, auch eine angeblich christliche Sache, was een Babeltoren van hoogmoedige godsdienstigheid, gelijk te stellen met Moskou; in Rome was de geest der zelfgenoegzaamheid voor alle tijden in juridische termen vastgelegd en in wezen was dit niet anders dan de geest der apostasie en van de anti-christ. Dit Herderlijk Schrijven der Synode wekte vele katholieke reacties.Ga naar eind2 Th. Steltenpool S.V.D. schreef in zijn boek Is het katholicisme totalitair? een vrij bitse verdediging van het katholieke standpunt.Ga naar eind3 Vijf professoren van de Nijmeegse Universiteit beantwoordden het Herderlijk Schrijven zakelijk en hielden zich ook bezig met de vraagstukken van katholiek machtsstreven en intolerantie.Ga naar eind4 Een samenvatting van de betreffende vraagstukken verscheen van katholieke zijde in de bundel Katholicisme en geestelijke vrijheid.Ga naar eind5 Pater Pauwels in De Bazuin, pater N. van Doornik in De Tijd, pater Kreling in Het Schild bespraken onderdelen van de lopende polemiek.Ga naar eind6 Het katholieke Centrum van Staatkundige Vorming gaf een brochure uit met de redevoeringen van dr J. Loeff en dr L.G.J. Verberne, waarin theoretisch en historisch behandeld werd hoe het katholieke tolerantiebeginsel in de toepassing van omstandigheden zal afhangen, waarvan de historie van een volk met zijn Idée gouvernementale de meest belangrijke is: Nederland zal anders reageren dan Spanje; Spanje zou zichzelf niet meer zijn, als het zijn eenheid van godsdienstige overtuiging zou prijsgeven; als Nederland het tolerantiebeginsel uit zijn historie zou wegstoten, zou het als historisch gegroeide natie ten onder gaan.Ga naar eind7 Het katholieke isolement, dat zich in de negentiende eeuw vormde als een defensief en voortkwam uit een gevoel van zwakheid, handhaafd zich in de twintigste, ofschoon de oorspronkelijke bestaansreden grotendeels is weggevallen. Daarom kan men licht tot het vermoeden komen, dat het nu op andere doeleinden gericht is: de verovering. Er is in dit verband zelfs sprake van een dreigende en latente burgeroorlog: ‘Er zal vroeg of laat maar één dilemma zijn: het land verlaten of het land verdedigen.’ De situatie, die zo plotseling om de garantie der verdraagzaamheid schijnt te roepen, komt voort enerzijds uit de ontwikkeling der katholieke emancipatie, een normale expansie, die reikt naar de plaats welke de katholieken in Nederland toekomt, anderzijds is er duidelijk het ontwaken van een levend apostolisch besef in de Katholieke Actie. Wie | |
[pagina 814]
| |
in Nederland buiten eigen kring treedt, heeft het voorkomen van een rover, die over de heg in vreemde boomgaard of door een raam in andermans kamer stapt. Dat het katholicisme noodzakelijk intolerant zou zijn, is door de historie niet bewezen, anderen zijn het althans evenzeer geweest.Ga naar eind1 In zijn boek Tolerantie en Fanatisme, dat midden in dit debat kwam staan, toont H.J. Mispelblom Beijer aan, dat intolerantie een algemeen verschijnsel is, dat meer samenhangt met karakter, temperament en sociaal milieu, dan met de structuur van een godsdienstig systeem:Ga naar eind2 zelfs aanhangers van principiële tolerantie kunnen ter handhaving van dit beginsel intolerant worden.
Wat anderen verontrust, heeft voor een katholiek niets onregelmatigs: zij zien slechts de uiterlijke tekenen en resultaten van een eeuw emancipatie-strijd, die zij gevoerd hebben om het hun toekomende rechtmatige deel aan vrijheid en invloed. Tegen de imposante reeks feiten, die protestanten als grond van verontrusting aangeven, kunnen de katholieken een reeks feiten stellen, die de aanwezigheid van een diepe en verwoestende crisis aantoont. Men spreekt over ‘de verroomsing van Noord-Holland,’ dat altijd een bolwerk van breeddenkende protestantse vrijzinnigheid was.Ga naar eind3 Dit proces doet zich hier voor als een strijd om het bezit van land, boerderijen, middenstandszaken en ambten. De geboortecijfers, die zich bijna als vanzelf naar de religies groeperen, geven duidelijk aan waar de oorzaak ligt van de aanzienlijke kwantitatieve veranderingen, die weer aanleiding zijn voor velerlei onvermijdelijke verschuivingen. In Noord-Holland zijn reeds in oorspronkelijk geheel protestantse dorpen krachtige katholieke minderheden ontstaan en in meerdere gevallen is een katholieke minderheid tot meerderheid geworden. In Friesland waar een kleine, maar principieel sterke en in bepaalde streken geconcentreerde katholieke minderheid woont, langs gebieden met de grootste onkerkelijkheid, zijn de verhoudingen niet langer verstard. Wat het protestantisme in zijn tijd van inzinking hier bijna zonder strijd heeft prijsgegeven aan het ongeloof, wordt nu terrein van katholieke penetratie, die hier een meer cultureel karakter draagt en ook bewuster apostolisch is dan in Noord-Holland, waar economische oorzaken aan de veranderingen ten grondslag liggen. Reeds is Frisia catholica een woordverbinding geworden, die niet langer een tegenstelling, maar een saamhorigheid uitdrukt en uit het Friese verleden gerechtvaardigd wordt. De Friese taal-en cultuurstrijd vond sinds Titus Brandsma, zelf een Fries, bij katholieken steeds overtuigde voorstanders. In 1901 kreeg Friesland zijn eerste klooster sinds de Hervorming in de nederzetting der Augustijnen te Witmarsum; sinds 1933 werken Franciscanen in Drachten, aan de rand van het gebied met de grootste onkerkelijkheid. Nu is hier een statie met vijf Uthôven, waarvan enkele hun bestaan danken aan de oorlogstijd, toen Limburgers naar deze streek waren geevacueerd. In 1935 werd te Drachten een Carmelklooster gesticht, waarvan de communiteit nu voor de helft uit Friezinnen bestaat. Met enkele tientallen doopleerlingen en een honderdtal bekeerlingen kan niet van een belangrijk resultaat gesproken worden, maar wellicht is het meest opmerkelijke gevolg van het optreden der katholieken in deze streek, die het minst katholiek is van het gehele land, dat zij de protestanten geprikkeld hebben tot groter activiteit, iets wat het optreden van Domela Nieuwenhuis nooit bewerkt heeft.Ga naar eind4 | |
[pagina 815]
| |
De onderwijsstatistieken, die de culturele ontwikkeling aangeven, suggereren een proces in volle ontwikkeling en tonen een snelle groei in hogere onderwijsvormen, waarin de katholieken nog steeds een belangrijke achterstand bezaten. Ook dit is een normaal verschijnsel van de zich voltrekkende emancipatie, zoals Groen van Prinsterer
Joannes Michaël Joseph Antonius Hanssen titulair bisschop van Birtha, bisschop-coadjutor van Roermond
Foto M. Koch, Roermond reeds voorzag, dat het Bijzonder Onderwijs ooit regel zou kunnen worden met het openbare als aanvulling naast zich. De ‘katholieke cultuur-penetratie’ zou bijzonder blijken uit de cijfers omtrent het ziekenhuiswezen.Ga naar eind1 De katholieken bezitten driemaal zoveel ziekenhuizen als de protestanten, die voor een bevolking, welke een millioen groter geacht wordt, te zorgen hebben. Een gedetailleerd overzicht stelt vast, dat de katholieken in de minst katholieke streken zoals in Friesland, het best van ziekenhuizen zijn voorzien. De katholieke ziekenhuizen worden dus blijkbaar voor een belangrijk deel door niet-katholieken gebruikt. Dat men hier bewuste penetratie vermoedt en er een projectie in ziet van missie-methoden op Nederlands gebied, behoeft niet te verwonderen. In 1825 was er niet één katholieke inrichting voor ziekenverpleging, er waren geen krankzinnigengestichten of sanatoria, geen instituten voor blinden, doofstommen en andere gebrekkigen, er bestond geen weeshuis en geen wijkverpleging. Er waren slechts een twaalftal uitstervende kloostertjes metongeveer honderd zusters. In 1945 bestonden er 1184 vrouwelijke religieuze communiteiten, behorende tot 129 congregaties met ongeveer 25 000 leden, die een imposante lijst van stichtingen en instituten beheren. Ook dit is echter niet anders dan een normaal emancipatieverschijnsel.Ga naar eind2 Terwijl de gewone en buitengewone zielzorg in Nederland, die steeds zwaarder eisen stelt en om groter bezetting vraagt, op peil kon blijven, leverden de Nederlandse katholieken, sinds de oorlog, aan de missiegebieden 1008 missionarissen, 309 zusters en 174 broeders; het totale Nederlandse missiepersoneel bedroeg op Januari 1947 5391 personen.Ga naar eind3 De zuidelijke provincies zijn sociaal en cultureel zo actief, dat sommigen reeds de | |
[pagina 816]
| |
leidende positie van Holland zien wankelen. De belangrijke auteurs zijn voor een groot deel geen Hollanders. Verschillenden van hen komen uit het Zuiden. Nieuwe instellingen voor hoger onderwijs en culturele instituten worden in het Zuiden gesticht: Maastricht heeft zijn Van Eyck-academie, Brabant zal een Technische Hogeschool te Eindhoven krijgen, Nijmegen bouwt aan
Joseph Wilhelmus Maria Baeten
bisschop van Breda Naar een fotografie Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch zijn medische faculteit. Het Zuiden bezit een eigen cultuur, die van hoofd en hart katholiek is en als zodanig erkend wil zijn in het nationale leven. Het trekt een belangrijk deel van de industrialisatie naar zich toe en voelt zich weinig getrokken tot emigratie, ofschoon het een belangrijk geboorte-overschot heeft. Boven de rivieren ontmoet men de directe bekeringsactiviteit van de katholieken in verschillende door het land verspreide centra. De oude orden, de nieuwere priester-congregaties, en moderne kloosterinstituten ondernemen talrijke werkenvan direct apostolaat; het Una Sanctawerk, de Open Deur, de zielzorg der Jezuïeten onder de havenbevolking van Amsterdam en Rotterdam en onder allerlei bevolkingsgroepen, die voor de gewone zielzorg onvatbaar zijn.Ga naar eind1 De zielzorg voor leger, vloot en luchtmacht, voor koopvaardij en gevangenen wordt behartigd door een steeds toenemend corps aalmoezeniers. Dat dit de argwaan van anderen gaande maakt is begrijpelijk. Uit de oude apologetische Vereniging Petrus Canisius werd de Willibrordus-vereniging gevormd, die niet langer een defensieve apologie nastreeft, maar de herkerstening van Nederland en de hereniging der Kerken als doelstelling neemt.Ga naar eind2 Hierin voelt men meer dan een protest tegen de reformatie of het hervatten van een oude controverse. Dat Canisius zijn patronage verloor voor een totaal andere figuur als Willibrord, is een aanwijzing voor een geheel nieuwe instelling der katholieken in hun houding tegenover andersdenkenden. Men kan dit gemakkelijk interpreteren als het losbreken van een grootscheeps offensief uit Rome. Daarom meende ook het Herderlijk Schrijven van de Synode, dat de tijd gekomen was om het gesprek tussen verschillende groepen van protestanten op gang te brengen, ‘opdat een zo goed mogelijk gefundeerde, eenstemmige mening zou ont- | |
[pagina 817]
| |
staan omtrent de gronden, waarop Rome dient te worden afgewezen en bestreden.’ Deze feiten, getallen en statistieken zouden willekeurig te vermeerderen zijn. Men kan er een imperalistisch offensief van Rome uit afleiden, maar wat hier zichtbaar wordt is de katholieke emancipatie in grafieken, statistieken en feiten. Geen Nederlandse katholiek en zelfs geen Nederlandse bisschop heeft ooit uit Rome een order ontvangen die hem verplichtte tot de dingen die ondernomen werden. De katholieken moesten dit alles in strijd veroveren en waar strijd gevoerd wordt, kan men niet zonder machtsvorming. Hier is geen commando voor nodig. Niet-katholieken kunnen zich in de geest van de beati possidentes moeilijk de strijdmentaliteit der katholieken indenken. Als zij in de emancipatiegeschiedenis telkens priesters ontmoeten als leiders, moet hen wel de gedachte invallen, dat de kerkelijke hiërarchie als naar een blauwdruk een strategisch plan uitwerkt, dat in zijn laatste, nog toekomstige phase ook de ‘machtsovername’ bevat. Van deze suppositie tot de stelling, dat het Vaticaan een samenzwering ten uitvoer legt, is slechts één stap.
Katholieken zien de ontwikkeling in het algemeen anders. Omdat zij in een strijd gestaan hebben, hebben zij een zuiver gevoel voor hun eigen zwakke posities en zij verklaren hun tegenwoordige toestand eerder als een onverwacht resultaat, dat samengesteld is uit weinig anders dan teleurstellingen en nederlagen. Terwijl de protestanten in alarmtoestand geraken door het opdringen van het katholicisme, is er onder katholieken soms een paniekstemming om de verliezen die zij lijden en om de grote tekorten, die het katholieke leven vertoont. Ook bij hen is alarm om het indringen van modern heidendom in levensgedrag en denkwijze, om het kwijnende geloofsleven bij alle uiterlijke activiteit en organisatie. In de dertiger jaren hebben katholieken de klimmende cijfers van hun statistieken soms als bewijzen van bloei aanvaard; nu is men geneigd de dalende cijfers als tekenen van verval te zien. Maar wellicht wreekt zich nu een optische illusie, waaraan men zich toen overgaf. Nu wordt waarschijnlijk een correctie aangebracht op een vroeger optimisme, dat nu illusionisme blijkt. Als er in deze tijd verschuivingen zijn, dan is toch altijd een dynamische periode te verkiezen boven verstarring. De geestelijke crisis, die zichtbaar is geworden, laat evenzeer optimistische als pessimistische perspectieven toe. Er zijn katholieken, die het katholicisme in zijn huidige verschijningsvorm zien als ‘de grote mystificatie,’ als ‘façade-christendom’: de besten zouden zich nog betrappen op een ‘beminnelijk ongeloof’; dit pessimisme ziet in de nabije toekomst de Kerk als reeds ‘folkloristisch rudiment.’Ga naar eind1 Deze mening vaart op de pessimistische stroming, die door heel de kerk gaat. Miguel de Unamuno gaf er reeds de naam aan van Agonie van het Christendom. In 1947 schreef Emmanuel Mounier een opstel met de alarmerende titel Feu la Chrétienté.Ga naar eind2 In zijn Essai sur l' Avenir de la ReligionGa naar eind3 geeft Robert Kanters toe aan een pessimisme, dat in zijn verwachtingen niet ver afwijkt van wat niet-christenen hopen. Zoals in iedere eeuw zijn er ook nu, die de ondergang van het christendom stellig verwachten en er slechts op rekenen, dat de christenen op waardige wijze ten onder zullen willen gaan.Ga naar eind4 Een der alarmerende feiten is het voortgaan van de geloofsafval. De publicatie van de cijfers der volkstelling van 1947 hebben aanleiding gegeven tot overvloedig com- | |
[pagina 818]
| |
mentaar. Het relatieve aandeel der katholieken aan de Nederlandse bevolking was met ongeveer twee percent gestegen sinds 1930. In die tijd was het aantal katholieken toegenomen van 2 890 000 tot 3 704 000: een vermeerdering van 814 000. Het aantal geboorten was bij de katholieken 1 401 000 en gaf na aftrek van 470 000 sterfgevallen een overschot van 931 000. Er moet dus door hen in een tijdsverloop van zeventien jaren een verlies geleden zijn van 117 000. Een andere berekening, die de gegevens der volkstelling als een momentopname beschouwt, vergelijkt de cijfers er van met die der kerkelijke registers, die het afvalsproces met uiterste vertraging weergeven, en bovendien althans een deel der non-pascantes blijven insluiten. Deze berekening leidt tot een verlies van 170 000. In deze getallen is het verlies door de demoralisatie van de oorlog- en na-oorlogsperiode begrepen en dan blijkt, dat de katholieken ongeveer 85 percent van hun ‘demografische winst’ kunnen behouden. Volgens gelijke berekeningen zouden de protestanten van een veel kleinere winst ongeveer 50 percent moeten afstaan. Hier staat tegenover dat bij een vorige telling bij hen van winst geen sprake was en zelfs een absoluut verlies van 90 000 werd geconstateerd.Ga naar eind1 Er is dus waarschijnlijk een wending in deze zin, dat de groei der onkerkelijkheid geremd schijnt en wellicht zelfs een beweging terug naar de Hervormde Kerk is begonnen. De geloofsafval voltrekt zich bijna uitsluitend in de grote steden. Het bisdom Haarlem heeft van het totaal aantal non-pascantes 62 percent, het bisdom Utrecht 22 percent. Het aantal onkerkelijken is in Amsterdam gestegen tot 45 percent, zodat de hoofdstad de débris van een verloren veldslag vertoont.Ga naar eind2 Daar het aantal onkerkelijken ongeveer evenveel toenam als het aandeel der protestanten slonk, terwijl de katholieken een gelijk aandeel behielden, ligt het voor de hand, dat de geregistreerde onkerkelijken van Amsterdam grotendeels van protestantse origine zijn en dat een deel der non-pascantes toch altijd nog met enige band, al is het maar de band van luie passiviteit, die niet gaarne een definitieve stap zet, aan de Kerk verbonden blijft. In de Zaanstreek, waar de onkerkelijkheid vanouds een van haar centra heeft, bleven de katholieke kernen, zoals Wormerveer en Assendelft vrijwel onaangetast, terwijl de Hervormde Kerk juist hier zeer zware verliezen leed en van 46,2 percent daalde tot 17 percent. De sociografische onderzoekingen van het ‘Katholiek Sociografisch Kerkelijk Instituut,’ die steeds meer gedetailleerd worden, zullen voorlopig de verregende stemming van roomse blijdschap wel blijven ontluisteren en de rust der verzekerden storen. Maar een geslacht, dat lang in illusie geleefd heeft, kent toch liever de harde realiteit, waarin men vechten moet, dan dat het zich voedt met dromen. De oorzaken van deze geloofsafval zijn talrijk. Het uitzwermen van Brabanders en Limburgers naar de Hollandse provincies wordt een der voornaamste geacht. De confrontatie van de zuidelijke levensstijl met de westerse nuchterheid, het verloren raken in de huizenwoestenij der steden zonder de vertrouwde traditionele bindingen, schijnt velen van de Kerk te vervreemden. Hoe groot de ravage van het godsdienstig leven in de steden is, toont zich vooral door de ruïneuze gevolgen, die het gemengde huwelijk voor het godsdienstig leven heeft. Ook hier is het bisdom Haarlem, en wel in zijn grote steden, het meest bedreigd: in Amsterdam zijn de huwelijken waar een katholiek bij betrokken is, voor 40 percent gemengd; voor Den Haag is dit 30 percent en voor Rotterdam zelfs bijna 50 percent. Slechts een derde der kinderen uit gemengde huwelijken | |
[pagina 819]
| |
wordt nog katholiek gedoopt, de helft blijft zonder enige aanraking met welke godsdienst dan ook. Ook het aantal gemengde huwelijken, dat nog voor de kerk gesloten wordt, neemt steeds af en is gedaald tot ongeveer 10 percent.Ga naar eind1 Het gemengde huwelijk en de funeste gevolgen, die het heeft voor het geloof en die zo ver afwijken van wat Paulus er van verwachtte, wijst op een diepere kwaal: de ontwrichting van het gezin.Ga naar eind2 De moderne technische cultuur heeft van alle traditionele levensbindingen wel het meest het gezin als besloten woon- en levensgemeenschap aangetast. Het innerlijk bijeenhoren, waarvan het gezin het duidelijke voorbeeld is, werd vervangen door het uiterlijk bijeen zijn in massabedrijf, op het sportveld, in de vakbond en in het stadsleven. De vervalsverschijnselen hiervan vindt men in het toenemende aantal echtscheidingen, waardoor volgens een verklaring van de Minister van Justitie in de Tweede Kamer jaarlijks tienduizend kinderen van een normaal gezinsleven worden beroofd. Ook het dalen van de geboortecijfers wijst op een ontwrichting. Wanneer de katholieken met een verscheidenheid van pastorele methoden het gezonde gezinsleven verdedigen, zal een niet-katholiek hier een der uitgezochte middelen van roomse machtsvorming vermoeden. Toch is hier niets anders dan de strijd om de morele volksgezondheid, het menselijk geluk en de handhaving van de natuurlijke zedewetten, waarvan dit geluk afhankelijk is. Een verschijnsel van andere aard, dat een innerlijk verval van het religieuze leven schijnt aan te tonen, is de teruggang van het aantal kloosterroepingen, die sinds 1934 merkbaar is en sedert de oorlog een catastrophale omvang heeft aangenomen, doordat verschillende klooster-congregaties hun werkzaamheden hebben moeten opgeven of inperken.Ga naar eind3 Ook het aantal priesterroepingen dreigt achter te raken bij de toeneming van de bevolking.Ga naar eind4 Ook hier kan sprake zijn van een gezins- en opvoedingscrisis, van oppervlakkiger godsdienstige beleving, die evenzeer zichtbaar wordt in een verminderd sacramenteel leven. In bijna alle streken van het land, zelfs in bijna iedere parochie, wordt dit laatste gemakkelijk geconstateerd omdat het verschijnsel, zo ingrijpend is. Een verklaring voor het verminderen der kloosterroepingen zou men kunnen zoeken in het feit, dat bepaalde werkzaamheden, die vroeger slechts mogelijk waren in religieus verband, zoals het geven van onderwijs en het verplegen van zieken, nu zover ontwikkeld zijn, dat zij dit verband niet meer behoeven. Er zijn ook verschillende vormen van sociale arbeid, die wel een idealistisch karakter vragen en een religieuze instelling vereisen, maar juist niet door kloosterlingen kunnen worden aanvaard, omdat zij een levenswijze vragen, die onverenigbaar is met de tot nu toe bestaande gewoonten van kloosterlijk leven. De steeds verder gaande specialisatie, die verworven moet worden door bijzondere studies en technische opleidingen, eisen een levenswijze, waarbij de heersende kloostergebruiken zich nog niet hebben aangepast. Deze specialisatie eist soms zoveel van de mens, dat de traditionele verbinding van contemplatief met actief leven er door verbroken dreigt te worden; menig betreurenswaardig conflict op het gebied van ziekenverpleging is er reeds het gevolg van geweest.Ga naar eind5 Kloosterregels, die voor de eeuwigheid geschreven worden, en waarvan de getrouwe opvolging een der specifieke kloosterdeugden uitmaakt, lopen gevaar te lang onveranderd te blijven, terwijl ook vele gebruiken en soms de gehele noviciaatsopleiding conventioneel en verburgerlijkt is en weinig zin meer hebben kan voor wie in de wereld zo geheel anders ge- | |
[pagina 820]
| |
wend is geweest. Waar in de wereld juist de nadruk ligt op de vorming der zelfstandige persoonlijkheid en het kunnen dragen van verantwoording, is menigmaal in kloosters een toepassing van de gehoorzaamheid in zwang, die dit gezonde streven verhindert. Moderne meisjes, die in een klooster treden, zijn soms levenswijzer dan hun novice-meesteressen, die dan ook moeilijk gezonde leiding kunnen geven. Niet in het minst hebben jongeren een robuustere en gezondere opvatting over huwelijk en coelibaat en zijn gewend overigens normale zaken opener behandeld te zien. Ook deze sombere reeks cijfers en feiten zou men kunnen uitbreiden naar believen. Er zijn veel opzichten, waaronder de katholieken aan hun nog niet voltooide emancipatie lijden of het gevaar zien, dat de bereikte resultaten verloren zullen gaan. Nog steeds is de criminaliteits-statistiek voor de katholieken nadelig; sinds Ariëns er bij zijn campagne voor geheelonthouding als eerste katholiek op wees, is er nauwelijks verbetering. Op het gehele gebied van de geestelijke volksgezondheid is de bestaande nood voor een onevenredig deel katholieke nood. Oude oorzaken, die bij de aanvang van de emancipatie werkzaam waren, zijn nog steeds virulent en even werkzaam als tevoren. De criminaliteits-statistiek is voor de katholieken zó apert ongunstig, dat katholicisme en criminaliteit met elkaar in direct verband schijnen te staan.Ga naar eind1
Een der merkwaardige ontwikkelingen sinds de oorlog is, dat het katholieke leven meer dan tevoren in aanraking is gekomen met het protestantisme en dat dan ook naar Nederlandse trant de gedachtenwisseling beheerst wordt door theologen van beroep. Voor de oorlog was dit contact, vooral sinds het verbreken van de politieke coalitie, bijna afwezig. Toen werd het dispuut om het christendom beheerst door letterkundigen en werd de Kerk vooral geconfronteerd mer het moderne humanisme. De plaats van het theologische tractaat werd toen ingenomen door het litteraire essay. Sinds de dood van Marsman, Ter Braak en Du Perron is deze strijd om het christendom verstild; de strijd heeft althans haar litteraire vorm verloren en is grotendeels een zaak van practische politiek geworden.
Binnen de katholieke Kerk voltrekt zich een belangrijke verandering, die als verschijnsel algemeen is, maar hier te lande door omstandigheden een typisch Nederlands karakter draagt. Een algemeen groeiproces binnen de Kerk is in Nederland tevens een antwoord op de Katholieke emancipatie hier te lande: de wijziging van de positie die de gelovigen in de Kerk innemen. Deze wijziging gaat vrijwel algemeen gepaard met een binnenkerkelijk anti-clericalisme, dat echter anders van aard is dan in de voor-oorlogse periode. Het was toenmaals wellicht bruusker en heviger, maar beperkte zich tot enkelingen, die aan hun persoonlijke ontevredenheid of aan hun zoeken naar een persoonlijke geloofshouding in non-conformisme uiting gaven. Er heerst nu overal een zeker onbehagen over de toestand, waarin de Kerk zich in de wereld bevindt. Er klinkt zelfs een roep om hervorming der Kerk een herinnering aan de eis om hervorming der Kerk in hoofd en leden, die aan de Reformatie voorafging. Dit is echter nu van andere aard en kan wellicht het best verstaan worden als een reactie op het nieuw-ontwaakte kerkbesef en als een diepe bezinning op de taak der kerk, die zij in deze tijd binnen de wereld te verrichten heeft. | |
[pagina 821]
| |
In Italië schreef Papini in 1946 zijn Brieven van Paus Celestinus VI aan de mensheid, die in 1949 in Nederlandse vertaling verschenen;Ga naar eind1 in Duitsland was het Ida Friederike Görris, die na de oorlog haar Brief über die Kirche publiceerde: een bittere aanklacht tegen de priesters, die na de Duitse catastrophe faalden en niet in staat waren tot de
‘Onrust in de Zielzorg’
Titelblad Particulier bezit heldhaftigheid van christelijke liefde, die de omstandigheden vorderden.Ga naar eind2 Later verwerkte zij haar inzichten rechtvaardiger en evenwichtiger in Die leibhaftige Kirche, welk boek eveneens in Nederlandse vertaling verscheen. Gelijktijdig schreef Karl Rahner Kirche der Sünder, dat gelden kan als een weerlegging van Friederike Görris, ofschoon hij van haar publicatie niet wist; in Frankrijk schreef A. Masson in dezelfde geest Pour une Église. Uit deze critiek en deze bezinning op het ganse kerkelijk leven zijn de grote Vastenbrieven van Kardinaal Suhard voortgekomen Essor ou Déclin de l'Église van 1947 en Le Sens de Dieu van 1948, welke beide eveneens in het Nederlands werden vertaald. De Duitse historicus J. Lortz schreef Die Reformation als religiöses Anliegen heute en Ives Congar Vraie et fausse Réforme dans l'Église. De buitenlandse publicaties brachten hier wel de ideeën, maar blijken geen aanleiding voor belangrijke originele schrifturen. Het onevenwichtige De kogel door de kerk bevat een teveel aan tegenstrijdige verwijten: de Kerk is te werelds en niet werelds genoeg, te veel bezig met het tijdelijke en tegelijk op dit terrein onkundig; de priesters zijn te jong en te onervaren, ze zijn te oud en zonder energie. Roomsen, zo zijn wij, is reeds een genoeglijke titel voor een genoeglijk spiegelbeeld van de ouderwetse roomse gemeenschap, waarin goedige behoudsgezindheid staat tegen jeugdige geestdrift. Onrust in de zielzorg, samengesteld door priesters en leken, is een eerlijke poging tekorten aan te wijzen, nieuwe ontwikkelingen te stimuleren en de realiteit van het kerkelijk leven in Nederland te peilen. Poels zag nog de vorm van clericalisme, die allerhand zaken aan priesters overliet, als een groot gevaar. Dit clericalisme had eens een gerechtvaardigde plaats, toen de emancipatie in haar aanvang stond. De latere ontwikkeling heeft de positie van de clergé op zovele buitenkerkelijke terreinen van het leven tot een anachronisme gemaakt | |
[pagina 822]
| |
en tot een hindernis voor de volle ontplooiing van opgezamelde krachten. Concrete conflicten, die soms een zeer pijnlijk karakter kunnen hebben, zoals tussen religieuzen en leken in onderwijs en ziekenverpleging, deden zich steeds frequenter voor. Hier ligt een conflict van historisch verkregen recht tegen nog te veroveren recht. Soms heeft het de schijn, dat onwaardeerbare verdiensten worden miskend, maar dikwijls is er ook een traditionele vasthoudendheid, die geneigd is aan het bestaande te hechten inplaats van onontgonnen terrein van nieuwe werkzaamheid in exploitatie te nemen. Er voltrekt zich binnen de katholieke emancipatie een proces van geestelijke ontvoogding in deze zin, dat de gelovigen inplaats van de blinde gehoorzaamheid der kudde meer de bewuste gehoorzaamheid van volwassenen wensen; zij willen niet meer als de geniti infantes worden gevoed met zachte melkspijs maar vragen krachtiger voedsel. Hieruit komt vooral de critiek voort op de preek.Ga naar eind1 Het boek Onrust in de zielzorg is een pogen tot een eerlijk en diep gewetensonderzoek, waarin priesters en leken hun inzichten tegenover elkander plaatsen om te zoeken naar de werkelijke situatie, waarin de Kerk onder ons verkeert. Men ziet de werkzaamheid van de kerk in de tegenwoordige wereld, die zich grotendeels buiten de Kerk om gevormd heeft. Men voelt, dat de Kerk in een hoek gedreven is en zelfs vrijwillig in de hoek is gaan staan, zodat zij door eigen schuld vreemd staat in een wereld, waarvoor zij een onbekende is, en voor duizenden iedere actualiteit verloren heeft. Inmiddels is toch de werkelijkheid, dat naast het communisme wel niets zo actueel is als het christendom. Een groot deel van het litteraire essay en de litteraire roman houdt zich met het christendom bezig, dat in de geesten der mensen de plaats veroverd heeft, die een halve eeuw geleden de wetenschap nog innam. De critiek op de Kerk door het binnenkerkelijk anti-clericalisme is daarom geen ongunstig verschijnsel. Er is althans nu geen triomfstemming zoals ten tijde van de Contra-Reformatie, die geen vermoeden had van de dreigende catastrophen. Pessimisten verlaten het dispuut geresigneerd als na een nederlaag, maar optimisten worden bezield door een nieuwe evangelische geest. Er is in de Kerk strijd tussen een conservatisme, dat vrees heeft de consequenties te trekken uit de voltooide en zich verder voltrekkende ontwikkeling; een autoritaire, totalitaire en clericale Kerk ziet het Vaticaans Concilie van 1870 als een laatste resultaat, terwijl Rome zelf juist nu de gelegenheid ziet na de voltooiing der concentratie door middel van de Katholieke Actie een vergaande decentralisatie te bewerken. De Kerk staat weer zoals eens op het Apostel-Concilie tussen Paulus en de gemeente van Jeruzalem. Enerzijds is er de geest van vernieuwing, die poogt het verloren contact met de wereld te herstellen, anderzijds een streven naar een geestelijk perfectionisme, dat zich wil opsluiten in een kring van zeloten. |
|