In vrijheid herboren. Katholiek Nederland 1853-1953
(1953)–L.J. Rogier, N. de Rooy– Auteursrecht onbekend
[pagina 713]
| |
6 De Grote StagnatieDe encycliek Quadragesimo Anno blijkt de laatste poging geweest te zijn van Pius XI om toch nog de vrede te redden. Na de eerste wereldoorlog had hij als program van zijn Pontificaat genomen De Vrede van Christus in het Rijk van Christus. De christelijke beginselen zouden de wereld na de catastrophe herbouwen, als zij tot heerschappij kwamen in het persoonlijk leven, huwelijk, onderwijs en opvoeding, in het sociale en het politieke leven. In een reeks encyclieken had hij deze onderwerpen achtereenvolgens behandeld. Na Quadragesimo Anno krijgen de Pauselijke woorden echter een ander accent, een accent van somberheid en bitterheid. Het is alsof Pius XI het behoud van de vrede als een vergeefse en verloren zaak beschouwt en nu de Kerk begint voor te bereiden op een nieuwe beproeving en een nieuwe taak: een vreselijke oorlog te doorstaan en in een verscheurde wereld de geest van Christus levend te houden. ‘Het is ten hoogste tijd,’ had hij in Quadragesimo Anno gezegd en ‘het moet zodra mogelijk geschieden,’ alsof hij wist, dat er nog slechts luttele tijd restte om het grote werk te doen. Het grote werk werd echter niet gedaan; de tijd ging voorbij zonder de reddende daad.Ga naar eind1 De toestand der wereld versomberde zichtbaar. In Duitsland streefde Hitler met zijn gedisciplineerde horden naar de macht, en op de dag, dat Von Papen verraad pleegde en een hysterisch kapitalisme slim meende te zijn door Hitler onder contrôle te plaatsen, was het feitelijk met de wereldvrede reeds gedaan. Een radeloze politiek wist niets beters te bedenken dan zich de nadering van het gevaar te ontveinzen. Men gaat door met halve maatregelen, die de economische ontreddering niet stuiten terwijl elders de gewaagdste experimenten schijnen te slagen; en allerwegen prepareert de massa zich op de gewelddadige en onafwendbare ontknoping. De kwalen van het kapitalisme vertonen zich steeds meer onverbloemd, zoals de trekken van een mens zich bij zijn sterven het scherpst aftekenen. De ongerechtigheid in de verdeling der goederen, de verdrukking van de menselijke waardigheid, het gemis aan elementaire zekerheid, het gevoel overgeleverd te zijn aan de grillen van een anoniem systeem beginnen de massa te revolutionneren. Duizenden moesten hun kleine, in soberheid opgespaarde bezit opteren, voordat een onbarmhartig regiem hun de gunst van de stempel-lokalen wilde openen; eerst moesten zij tot armoede zijn vervallen en | |
[pagina 714]
| |
weggegleden zijn in de naamloosheid van het proletariaat, voordat hun de helpende hand gereikt werd. De jeugd zag geen toekomst-mogelijkheid en begon zich te wennen aan de gedachte met de wapens in de hand een bres in de muur te schieten. De regeringen, die Nederland door deze storm en door dit langzaam bederf moesten leiden, compromitteerden zich door hun machteloosheid. Zij gingen niet verder dan het bestrijden van de crisis-verschijnselen zonder de moed op te brengen het heersende systeem in het hart aan te tasten. Het volk begint te wanhopen aan het parlementarisme waarin het kapitalisme zich heeft georganiseerd, en ziet steeds meer in de dictatuur een uitweg uit de impasse. Voorlopig blijft het een vraagstuk van macht of de toekomstige dictatuur van links of van rechts zal komen. Voor duizenden betekent democratie vrijheid om armoede te lijden en zij hebben er geen bezwaar tegen deze vrijheid te vervangen door dwang en desnoods tyrannie, wanneer dit maar een betere welstand betekent. Het élite- en leiders-beginsel schijnt in ieder geval redelijker dan de cultus der gelijkheid. Ook onder de Nederlandse katholieken vinden deze nieuwe en gevaarlijke tendenzen een steeds breder aanhang. Met verlangen heeft menige katholiek het failliet van de heersende orde, die nog steeds liberalisme heette, tegemoet gezien. Deze orde had men niet te sparen, ze was buiten het christendom om gegroeid en had zich menigmaal in strijd tegen de Kerk gewend. Zo lag het voor de hand, dat men de nieuwere systemen in Duitsland, Rusland en Italië, die tot zulke spectaculaire successen voerden, met een zekere vooringenomenheid tegemoet trad. Eerst later zouden harde feiten menigeen, in de meeste gevallen tijdig, de ogen openen. Kon een katholiek in de uiterlijke organisatie van het nationaal-socialisme niet gemakkelijk iets terugvinden van zijn eigen kerk-ordening en van het kerkelijk gezag, waardoor hij geneigd was het vertrouwen te schenken? Zou het niet mogelijk zijn met een autoritair regiem een vergelijk aan te gaan op grond van een of andere formule van ‘positief christendom,’ zoals de Duitse Bisschoppen het na de machtsaanvaarding van Hitler hadden geprobeerd en zoals ook het Vaticaan dit mogelijk had geacht, toen het een concordaat aanbood en op wonderlijk ruime voorwaarden verkreeg? Symptomen van deze geestesgesteldheid openbaren zich allerwege. De redactie van Roeping begint zich sterk op Duitsland te oriënteren, zowel in de keuze van onderwerpen als ook in de stijl, die begint te wemelen van barbaarse germanismen. Het Italiaanse fascisme vond een verdediging in een nieuw tijdschrift Aristo- van Wouter Lutkie, die reeds vroeger een boek over Mussolini had gepubliceerd.Ga naar eind1 De Joden-vervolging in Duitsland scheen toen nog het herstel van een gerechte orde, want de onttroning van de economische en politieke machthebbers, die de duidelijkste exponenten waren van het kapitalisme. Als Hitler een deel van de Duitse cultuur op de brandstapel brengt, kan dit nog een terugkeer schijnen naar christelijke gezindheid en zede. Het fascisme droeg nog een masker van gebondenheid aan vaste en eeuwige normen, waardoor het een wegbereider kon zijn naar de vernieuwing, de verheldering der geesten en de opbouw van de gesloopte geestelijke orde.Ga naar eind2 De geloofscrisis en demoralisatie, die gevolgen waren van de massale werkloosheid, openbaarden zich in enkele geëxalteerde pamfletten van Ernest Michel, die in Neocommunisten, De Bisschop en Europese JeugdGa naar eind3 een fel proletarisch christendom verkondigde, dat zijn vertrouwen stelde op de overwinning der Sovjets. Deze pamfletten | |
[pagina 715]
| |
werden een succés de scandale, toen een ervan door mgr Diepen voor het Bisdom Den Bosch verboden werd. Dit ‘christelijk communisme’ was hevig anti-clericaal. Alles wat er onder de jongeren aan opstandigheid en ontevredenheid leefde, brak in deze troebele pamfletten naar buiten. Niemand en niets werd gespaard door deze volgeling
Arnold Frans Diepen
bisschop van 's-Hertogenbosch Naar een schilderij door L. de Breet, 1930 Bisschoppelijk Paleis, 's-Hertogenbosch van Bloy-op-zijn-hevigst, die meende voor de Bisschoppen de Vastenbrieven te kunnen schrijven. Het geloofsverval in de steden was inmiddels epidemisch geworden. Het was nu niet meer een geruisloos wegglijden uit de sfeer der Kerk zoals dit tevoren reeds lang aanwezig was geweest door het verlies van contact tussen priester en volk; nu sprak er een zekere haat mee tegen de Kerk, die de ellende aanzag zonder er tegen te toornen; men zag het christendom in bondgenootschap met het kapitalisme, dat een foltering was. In een pathetische verdediging van Michel had pater R.K. van Sante O.P. in Roeping gevraagd: ‘Wie heeft het recht dit schurftige schaap te stenigen?’ Waren er dan geen toestanden, die verfoeilijk waren en was het soms verwonderlijk, dat sommige christenen door hun houding de eenvoudigen van geest ergernis gaven, wanneer zij nalieten tenminste luide te protesteren tegen wat er gedaan en nagelaten werd?Ga naar eind1 Terzelfder tijd schreef pater Van Sante een brochure, die wellicht niet opportuun was, over de Thomistische opvatting van gezag. Uit het Thomistisch beginsel leidde hij zowel de plicht tot gehoorzaamheid van de onderdaan als zijn recht op revolutie af.Ga naar eind2 Het tekent de spanning en de nervositeit, waarin men leefde, dat op dit moment deze rustige bespiegeling van een Thomist gevaarlijk geacht werd. Er was dan ook een ernstige gezagscrisis, die zich vooral uitte in een algemeen wantrouwen in democratie en parlementaire regering. Mussert gaat Hitler imiteren; hij doet het slecht en onsympathiek. Veel katholieken volgen niet Mussert, maar voelen meer verwantschap, vooral in het Zuiden, voor fascistische bewegingen als Verdinaso | |
[pagina 716]
| |
en Zwart Front. De massa-organisaties der katholieken, hun vakbonden en hun politieke partij schrompelen weg; de arbeiders verlieten met duizenden hun vakbonden;Ga naar eind1 de politieke eenheid der katholieken, ‘die gouden koets, waarin zij hun emancipatie voorrijden,’Ga naar eind2 lag in het stormcentrum van het algemeen wantrouwen, terwijl toch juist in die jaren van onzekerheid en vlottende ideeën de politieke samenhang van de grootste betekenis was om een belangrijk deel van het Nederlandse volk voor extremisme te behoeden. De regeringen, die telkenmale onder de leiding stonden van Colijn, bleven trouw aan diens eens gekozen politiek: de ‘gave gulden’ was de zaak, waarvoor Nederland te strijden had. En dit juist in de jaren, waarin de gewetens en gemoederen in opstand waren, omdat de geldheerschappij zo duidelijk alles tyranniseerde. De gevaarlijke stemming bij de katholieken uitte zich bij de Kamerverkiezingen van 1933, waarbij de katholieken ongeveer 100 000 stemmen verloren van het steeds ‘betrouwbare millioen.’ De dissidenten waren in dit geval niet alleen de gewone groep dissidenten, maar kwamen uit de vaste kern der goedwillenden, die teleurgesteld waren, ‘omdat in geen periode der parlementaire geschiedenis de politiek met zo weinig christelijk élan werd gevoerd.’Ga naar eind3 De Bisschoppen wisten door een uitdrukkelijke verklaring en de bedreiging met zware kerkelijke straffen een voortschrijden van het radicale denken althans uiterlijk in te perken,Ga naar eind4 maar het desnoods roekeloze sociale experiment bleef uit, terwijl dit de massa innerlijk had kunnen opbeuren. Niet ten onrechte bestond de vrees, dat op het kritieke moment der definitieve keuze ‘de innerlijke weerbaarheid der katholieken om een verzet tegen de loop der geschiedenis mogelijk te maken’ te zwak zou zijn en dat een grote groep en wel bijzonder de jeugd en de intellectuelen bereid zouden worden gevonden om de uiterlijke resultaten van een eeuw emancipatie-geschiedenis met een gevoel van verlossing prijs te geven.Ga naar eind5 De twee grote Pauselijke encyclieken, die elkander in de loop van enkele dagen volgden - Divini Redemptoris ‘tegen het godloze communisme’ van 19 Maart 1937, en Mit brennender Sorge | |
[pagina 717]
| |
van 14 Maart tegen het nationaal-socialisme - brachten ook in Nederland aan velen verheldering van inzicht en mentale ontnuchtering. De oorlog werd door velen toen reeds als onvermijdelijk fatum aanvaard; vooral de jeugd begon er zich op voor te bereiden met een zekere geestdrift als op de grote uitkomst. De jeugd zag de oorlog niet alleen als een alternatief van werkloosheid maar als een groots avontuur, dat zich glorierijker liet beleven dan de grauwe Hollandse stempeldag. Velen vinden de democratische vrijheden en de verworvenheden der techniek, die de werkloosheid brachten, niet meer de moeite waard om een waardeloos en overbodig geworden leven er voor in te zetten. Lang voor de oorlog bereidt zich een capitulatie voor en veler gedachten gewennen zich aan de mogelijkheid van verraad. Waarvoor men capituleren zal en aan welke zaak men verraad zal plegen is echter voorlopig nog niet duidelijk. Maar er is volslagen onbehaaglijkheid bij het bestaande, dat de gedachte wekt aan iets nieuws, iets wensenswaards, dat in de heersende omstandigheden beter zal zijn. En velen laten zich aansteken door de geestdrift, die over de oostelijke grenzen waaide. Ook hier verneemt men door de radio de krijsende, hysterische stem, die waanzin lijkt, maar kolken van enthousiasme opjaagt. Het ganse volk heeft in die jaren gewankeld. Het kreeg, gelukkig, nog enige tijd om tot bezinning te komen. De brand der Duitse synagogen, de roekeloze Gleichschaltung, die het katholieke organisatie-leven in Duitsland vernietigde, het conflict van Mussolini met de Paus over de Italiaanse jeugd-beweging en de Katholieke Actie, de kennis van wat er eigenlijk aan boeken op Hitlers cultuurfanalen was terechtgekomen, het uitbreken van de Spaanse burgeroorlogen met de bloedige beproeving van de Spaanse Kerk, brachten eerst grotere verwarring maar tenslotte werden zelfs de radicalen er voorzichtiger door. De Katholieke Staatspartij vond in deze critieke jaren, jaren van grote zwakheid, een nieuwe vorm, die in feite reeds van 1920 af was voorbereid. Juist de heersende onzekerheid van ideeën en gevoelens was de leidende gedachte bij de vernieuwing: hoe naast liberalisme, communisme en nationaal-socialisme een specifiek katholieke staatkunde gevoerd kon worden op grond van vaste beginselen. Schaepman had een emancipatie-partij gesticht, die het karakter had vertoond van een verzets-partij: haar grote aandrift was de strijd tegen het liberalisme. De coalitie had er niet aan gedacht de feitelijke grondslagen van het liberalisme aan te tasten en de staatkundige en maatschappelijke structuur te veranderen. Men had die aanvaard als de realiteit, waarbinnen de politiek moest worden gevoerd. Sinds 1920 echter zijn de grote doeleinden der katholieke politiek, die veel meer een politiek der katholieken was, bereikt en wel binnen een onaangetaste en schijnbaar onaantastbare liberale en kapitalistische orde. Sinds 1920 wankelt die orde en na vijftien jaar lijkt ze reeds onhoudbaar. Duidelijk was gebleken, dat op grondslag van de oude partij-verhoudingen geen sterke politiek meer mogelijk was. De katholieke eenheid, die zo vanzelfsprekend scheen, dat Schaepman ze aan enkele zware proeven had kunnen onderwerpen, begint te wankelen. Schaepman en na hem Nolens hadden een program van katholieke wensen voorgestaan; de partij voerde een strijd om de politieke gelijkstelling der katholieken, de strijd om een rechtsbeginsel, dat gevorderd kon worden op grond van de liberale staats-idee. Als echter het rechts-beginsel is verwerkelijkt, wordt de liberale staat het eigenlijke probleem. Dan volgt na de strijd om het rechtsbeginsel de strijd om het politieke beginsel, dat het beginsel van de | |
[pagina 718]
| |
sociale orde is. Binnen de bestaande partijen gaf dit een diepgaande verandering, die zich zowel bij katholieken als bij socialisten duidelijk en gelijktijdig vertoont. De katholieken zoeken naar een beginsel, dat een nieuw staatkundig program dragen kan. Het Paas-manifest van 1919 betekende een eerste schermutseling; de strijd spitst zich toe, als in de jaren 1930-1931 in alle kringen het kapitalisme-debat wordt gehouden, dat voor de katholieken door Quadragesimo Anno wordt beslecht. Maar eerst in 1937, als de eerste tekenen van een herstel na de economische crisis zich openbaren, wordt onder leiding van mr C. Goseling de verandering voltrokken, waardoor de partig een beginselpartij wordt. Min of meer romantische ideeën, die reeds jaren lang in de tijdschriften en publicaties der Jongeren de rondgang door het volk deden, werden nu geïntegreerd in een program: door het katholieke beginsel zou men alle denkbare, sluimerende en heersende klasse-tegenstellingen en standen-controversen in eigen kring kunnen overbruggen.Ga naar eind1 Uit het staatkundig beginsel zou dan een staatkundig program worden afgeleid, dat alle politieke vraagstukken, die aan de orde kwamen, aan het beginsel had getoetst. Vaster dan aan het katholiek beginsel zou men de katholieke eenheid niet kunnen verankeren. De eenheid onder Schaepman was een belangen-eenheid geweest die toch menig geschil had kunnen verdragen, maar nu zou de eenheid gegarandeerd worden door het katholiek beginsel. Scherp is dit eens genoemd: de liberale staat vervangen door de neo-thomistische.Ga naar eind2 Dat de eenheid van beginsel een verscheidenheid van toepassingen toelaat en ook politiek mogelijk moet maken en dat ook op deze wijze de eenheid niet voor eeuwig bevestigd kan worden, heeft men zich in die jaren niet gerealiseerd. Bij het radicaliseren van het katholieke volksdeel was het eerst nodige, dat de suggestie, die van het Mussert of Moskou-dilemma uitging, werd verbroken door het inzicht, dat er meerdere andere mogelijkheden waren dan die welke het volk van bepaalde zijden zo luid werden aangeprezen. Deze katholieke beginsel-partij heeft zich in de eerste jaren van haar werkzaamheid en bijzonder in haar eerste jaar, toen zij als zodanig de verkiezingen in ging, uitstekend gehandhaafd. Inderdaad was het voor de katholieken een verademing zich niet langer overgeleverd te voelen aan het radicalisme van rechts of links. In gelijke geest ontwikkelde zich onder de drang der omstandigheden ook de socialistische partij in nieuwe richting. De oude Marxistische dogma's hadden zich overleefd. Hitlers marcherende horden maakten het idee van klassenstrijd vrijwel onverdraaglijk. Aan de klassenstrijd was ook het Duitse socialisme ten onder gegaan, omdat het niet tijdig met de middengroepen een verbinding tot stand had kunnen brengen. Nu werd iedere groep afzonderlijk door Hitler geslagen of eenvoudig opgeslorpt. Het religieus socialisme had steeds groter invloed gekregen op de partij, zodat ook de zuiver materialistische grondslag werd prijsgegeven en geestelijke, ook religieuze en christelijke waarden werden erkend. Het Socialisatie-rapport van 1919, dat toch reeds was opgeborgen, omdat het evengoed als het katholieke Paas-manifest was mislukt, werd vervangen door een Plan van de Arbeid, waarin zelfs het woord klassenstrijd niet meer voorkwam. In hetzelfde jaar, waarin de katholieke Staatspartij beginselpartij werd, werd ook door de S.D.A.P. een beginsel-program aanvaard, waartegen de katholieken moeilijk hun ‘uiterste noodzaak’-formule konden handhaven. | |
[pagina 719]
| |
Rijmprent
met een gedicht van Anten van Duinkerken, overgedrukt uit Hart van Brabant, uitgegeven met een tekening van Mies Blomsma Particulier bezit | |
[pagina 720]
| |
Het is een gunstig historisch lot geweest, dat Nederland na de chaotische jaren der economische crisis nog enkele jaren respijt heeft gekregen om zich sociaal en vooral geestelijk te herstellen. Lang bleef men zich beroepen in zijn bestrijding van het nationaal-socialisme op symptomen, die het wezen van de zaak niet zouden raken en door de beweging zouden worden afgeschud, zodra zij was geconsolideerd. Ergerlijke zaken zoals de Joden-vervolging en het openbaar behandelen van ‘zeden-schandalen’ heeft daardoor velen niet kunnen overtuigen. In velerlei dagbladen en tijdschriften hoorde men nog lang de innerlijke onzekerheid ook in de waarschuwende stemmen; men wist soms niet waartegen men eigenlijk waarschuwen moest en welke de juiste argumenten waren. Steeds blijft men stoten op de geheime wens, dat ergens toch nog een middenweg mogelijk zou zijn. Vooral de Spaanse Revolutie bleef lang voor de katholieken een casus perplexus, waaruit de katholieke voorlichting geen weg wist. In December 1936 schreef Van Duinkerken in De Gemeenschap naar aanleiding van de verwarring, die de Mussert-propaganda opnieuw stichtte met de reclame-bluf, die politieke wijsheid scheen: ‘Wordt uw Kerk ook een paardestal?’ een artikel, waarin de woorden voorkomen; ‘Ik geloof, dat voor de christenheid in Europa en dus ook voor het katholicisme in Nederland een tragische tijd aanbreekt, een dier klassieke perioden van beproeving, die de christelijke samenleving steeds heeft gekend en die zij misschien nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te bewaren of te herstellen.’Ga naar eind1 Nederland kreeg de jaren om zich op deze strijd, die inderdaad gevolgd is, te prepareren. Reeds meer dan vijftien jaar was er onder het gehele katholieke volksdeel een onbehaaglijke stemming om allerlei kansen, die niet waren benut, om de stagnatie van initiatieven, om gebrek aan moed en overtuiging, om het conservatisme, dat risico's vermeed, snuffelde naar zelfbehoud en de katholieke emancipatie tot een verloren zaak dreigde te maken. Het was alles anders gelopen dan men gedacht had: de vruchten der emancipatie zijn sinds de helft der vorige eeuw geplukt en gekelderd; wij hebben er ons slechts mee te voeden. Er was verlangen naar rust en ook de verwachting, dat een nieuwe bloei zou uitslaan zoals in de tijd van Bourgondië, een romantische geluksdroom, die echter wreed werd verstoord.Ga naar eind2 De tijd eiste echter nieuwe strijdbaarheid en zelfverloochening. De emancipatie scheen met onvruchtbaarheid geslagen. Alles was verwilderd, ook de vrijheid en de gerechtigheid, ook het godsdienstig leven. Niettemin wist men, dat in het oude christendom de krachten der regeneratie wonen, die de wereld nog konden redden al was het dan door de catastrophe heen. Wat schijnbaar een einde is, kan de aanvang zijn van een nieuwe bloei. |
|