Dagverhaal der ontdekkings-reis
(1838)–Jacob Roggeveen– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| ||||||||||
nomen, behelst; om dus het selve Eyland in 't gesigt te loopen. Des middags gisten te syn op de Zuyder polus hoogte van 15 graden 8 minuten, en op de lenkte van 244 graden 3 minuten, de gekoppelde cours Noord-West, ¾ West 19 mylen, de wind Zuyd-Oost en Oost, met een gemeene bramseyls koelte en aengenaem weder, doch een betooge lucht, die juyst ons op den middag belette een goede Zons hoogte te bekomen. | ||||||||||
4. -Hadden dit etmael veel travaden, regenbuyen en een dikke lucht, echter tegen den middag de Zon doorbrekende, bevonden ons op de breete van 15 graden 12 minuten bezuyden de AEquinoctiaal, en op de gegiste lenkte van 241 graden 55 minuten, de cours was West, de wind Oost, Noord-Oost en Oost-Noord-Oost, met een slap bramseyls koeltje, sagen veel poskoppen en gevogelte. | ||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||
nuten, de cours West de wind tusschen het Oosten en het Noorden ten Oosten, met stilte en een slap luchtje: schoon klaer weder. Sagen een Dorade by het Schip, maer konden hem niet vangen. De peyling van de avond en morgen Zon toonde ons, dat het Compas 3 graden 37 minuten Noord Oostering had. | ||||||||||
7. -Bevonden de breete van 15 graden 6 minuten besuyden den middellyn, en op de gegiste lenkte van 239 graden 1 minuut, de cours was west, de wind variabel met stilte en een slap luchtje van het Oosten, helder weder. In de namiddag waeren seer veel Dorades by 't Schip, daer wy een van kwamen te vangen. | ||||||||||
8. -Hadden de bevonde Zuyder breete van 15 graden 13 minuten, en de gegiste lenkte van 238 graden 40 minuten, de gekoppelde cours was West-Zuyd-West ½ West, de wind Noord-West en West-Noord-West, synde meest stil en een slap luchtje, goed weder. Bevonden door eene avond- en morgen-peyling van der Zons onder- en opgank 4 graden 4 minuten Noord-Ooster miswysing van 't Compas. | ||||||||||
9. -Was de gissing des middags van onse Zuyder breete 15 graden 25 minuten, en van de lenkte 238 graden 1 minuut, de gekoppelde cours West-Zuyd-West, ½ West 10½ myl, de wind van 't Noord-Westen, tot het Noorden, met stilte en een labber koeltje: goed wreder, doch een benevelde en travadige lucht. Ontrent het vierde glas van de eerste wagt deeden zeyn van te wenden, om geen meerder Zuyd te winnen, 't welk van de Scheepen Thienhoven, | ||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||
en de Africaansche Galey wel na gevolgd is, doch sonder beantwoording dat sy ons zeyn gehoord en gewend hadden, 't welk strydt tegen alle zeemanschap, en de serieuse vermaeningen voor desen in nadrukkelyke termen gedaen. Ingevolge een morgen-peyling van der Zons opkomst, hadden wy 2 graden 35 minuten Noord-Ooster afwyking. | ||||||||||
10. -Gisten te syn op de breete van 15 graden 5 minuten Zuyd, en op de lenkte van 237 graden 43 minuten, de gekoppelde cours was Noord-West, ½ Noord 6½ myl, de wind Noord-West, Noorden, Zuyd-West en West, meest stilte en een slap koeltje met eene donkere en travadige lucht, ook somtyds regen. Sagen seer veel meeuwen en andere soorten van gevogelte. | ||||||||||
12.Was onse gegiste Zuyder polus hoogte 15 graden 2 minuten, de lenkte 236 graden 20 minuten, de gekoppelde cours West ½ Noord, 13½ myl, de wind Oost-Zuyd-Oost, Zuyd-Oost en Oost, van een slappe tot een marseyls en gereefde marseyls koelte, met donker weder en regen. In het vierde glas van de eerstewacht deden wy zeyn aen onse mede seylende Scheepen, om onder den wind te steken en te dryven tot het aenbreken van den dag, om by nacht op het Honden | ||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||
Eyland niet te vervallen en Schipbreuk te lyden; alsoo wy op desselfs breete ook de gegiste lenkte afgeseyld hadden: doch de Capitainen van Thienhoven en de Galey hebben andermael konnen goedvinden ons gedaene zeyn onbeantwoord te laten, 't welk gansch onbetaemlyk is, waer ontrent, in cas van continuatie, middelen van nader constrainte sullen moeten gebruykt worden. Saegen eene groote meenigte van vogelen, en onder die swarte meeuwkens met witte of gryse hoofden, welke in andere gewesten niet gevonden worden, waeruyt presumeerden de nabyheyd van eenig land om de Noord; alsoo de Zuydelyke tigt of deyning der Zee verhinderde derwaerts land te vermoeden. En schoon het gevogelte diep in alle Zeeën gesien wordt, waerdoor dese presumtie soude komen te corruëren; soo is het echter seker, dat het kleyne getal van die, (waerop de objectie steunt) geen comparatie lydt by de menigvuldige die wy hier vinden, en op welkers groot getal wy onse presumtie funderen. | ||||||||||
13. -Bevonden ons op de Zuyder breete van 15 graden 13 minuten, en op de gegiste lenkte van 235 graden 6 minuten, de cours was West ½ Zuyd, de wind Oost-Zuyd-Oost en Zuyd-Oost, van gereefde marseyls tot bramseyls koelte: goed weder. In 't 4de glas van de achtermiddag-wagt gaven voor ons mede seylend geselschap het zeyn om nogmaels te dryven tot de aenkomste van den volgenden dag, uyt oorsake hier boven geëxprimeerd. Welk zeyn beyde de opgemelde Capitainen beantwoord hebben: derhalven moet men besluyten dat die selve Capitainen van hunnen pligt | ||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||
niet onkundig syn; maer dat sy de beantwoording doen of omitteeren naer welgevallen. Sagen wederom veel vogelen van alderhande soort, ook een menigte visch. | ||||||||||
15. -Was de gegiste Zuyder breete 15 graden 6 minuten, en de lenkte 231 graden 44 minuten, de cours West 23 mylen, de wind Oost, met een slappe en bramseyls koelte. Wy syn ten uytterste verwonderd dat het Honden Eyland nog voor de boeg niet gekomen is. Want hetselve gecarteert leggende op 238 graden, volgens de gehoudene route van Capitain Schouten, in eene afteykening of Zee-kaartje van desselfs Journael te vinden, en dat wy reeds op 231 graden gekomen syn, namentlyk, met soodanige Zee-kaarten, die van het syne geen meerder verschil hebben dan de lenkte van eene graad; soo syn onse gedagten eenigsins verward om een goed besluyt te maken; bysonder als men aenmerkt, dat onse cours indiervoegen gerigt is geweest, dat wy omtrent 80 mylen beoosten het Honden Eiland met ons bestek waren, eer wy van 15 graden Zuyder breete Westwaerds onse steven gewend hebben; vervolgens op 15 graden en eenige minuten voortseylende regt West aen tot op 238 graden, synde de longitude van het gemelde Honden Eyland, soo is 't onbegrypelyk, dat wy dat Ey- | ||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||
land niet ontdekt hebben, te meer dewyle de Schepen Thienhoven en den Arend twee groote mylen van een gesepareerd waeren, regt Zuyden en Noorden van den anderen, houdende de Africaansche Galey, die vooruyt seylde, in 't midden van ons beyden. Naer welke afgeseylde lenkte van 238 graden, wy noch ruym honderd mylen by de cours van West gecontinueerd hebben op deselfde polus hoogte van 15 graden 12 minuten, immers soo na het mogelyk was; en echter tot heden dat Eyland voor de steven niet krygende, soo is 't ligt te denken, dat wy radeloos moeten syn, aengesien onse wegwyser, namentlyk het Journael of Dag-Register van den opgemelten Capitain Schouten, ons niet brengt (volgens syne belofte) ter plaatse van onse begeerte. Derhalven wanneer wy op 230 graden lenkte sullen gekomen wesen, en dan insgelyks het Eyland zonder grond (in cas wy het Honden Eyland mogten gepasseerd syn) niet in 't gesigt krygen, ben ik voornemens vergadering te beleggen van de Capitainen en Opperstuurluyden der drie Schepen, om met den anderen rypelyk te overwegen wat noodig sy in 't werk te stellen tot uytvoering onser Expeditie en Kruystogt. | ||||||||||
16.Bevonden met Noorder Zon te syn op de breete te 15 graden 8 minuten Zuyd, en op de gegiste lenkte van 229 graden 46 minuten: de cours was West, de wind Oost, Noord-Oost en Noorden, met een bramseyls koelte, goed weder, hoewel somtyds een regenbuytje. Deeden op den middag zeyn om Breeden Raad te houden met de Capitainen en Opperstuurluyden der | ||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||
respective Scheepen, als wanneer ook den President aen beyde de gemelte Capitainen gevraegt heeft, door wat reden sy gepermoveerd en bewogen wierden om de gedaene zeynen van den negenden en twaalfden deser, niet te beantwoorden? die daarop met serieuse betuygingen repliceerden, deselve niet gehoord te hebben, waerop den President in Vergadering haer ernstig vermaende om in het toekomende niet te mankeren in hunnen pligt, want tot wederlegging van het geallegeerde, was alleen maer te avanceeren dit volgende peremptoire bewys, dat, indien 't waarachtig sy, dat de zeyn-schooten niet gehoord syn, hoe het dan mogelyk is 't effect van deselve te gehoorsamen, want niet hoorende, hadden sy met voort te seylen moeten continueeren, en niet onder de wind steeken om te dryven of te wenden naer de hoedanigheyd van het zeyn: dan om geen verder beweging te maeken is d' Excuse voor quasi satisfactoir aengenomen. De woorden der getrocke Resolutie syn dese: ‘Raads-Vergadering der drie in compagnie seylende Scheepen, gehouden aen 't boord van 't Schip den Arend, present Mr. Jacob Roggeveen, President; Capitain Jan Koster, commanderende op het Schip den Arend, Capitain Cornelis Bouman, voerende het Schip Thienhoven, Capitain Roelof Rosendaal, 't gesag hebbende op het Schip de Africaansche Galey, mitsgaders alle de Opperstuurluyden van gemelde drie Scheepen. | ||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||
Saturdag den 16 Mey 1722.‘De President heeft desen Rade voorgedragen, hoe dat de drie in compagnie seylende Scheepen (volgens Resolutie van den 21 April jonstleden) met de cours van Noord-West te stevenen tot op de Zuyder polus hoogte van 15 graden 12 minuten, die breete bekomen hebben op den 2 deser, als wanneer (naer de inhoud van gedagte Resolutie) van cours veranderd en regt West gestuurd is: synde alstoen op de gegiste longitude van 244 graden 3 minuten; dus voort seylende syn wy in die hoope en verwagtinge geweest, dat men het Honden Eyland, leggende op de gemelde breete van 15 graden 12 minuten, en op de gegiste lenkte van 238 graden (gelyk sulks blykt uit de woordelyke text van het Journael van Capitain Willem Cornelissen Schouten, mitsgaders uyt het afgeteykent Kaartje wegens syne route of Kruystogt in de Zuyd-Zee, en 't welk, in het gemelde Journael geinsereerd en gebonden is, synde de editie van den jare 1646) souden voor de steven en in 't gesigt krygen, als het verschil van beyde die lenktens afgeseyld soude wesen. Dan 't effect van die hoope en verwachting niet erlangende, soo hebben wy blyven continueren West aen te boegen op de latitude hier boven geëxpresseerd, tot heden, dat wy ons bevinden op de gegiste lenkte van 228 graden 33 minuten, volgens de mediatie der drie Schepen, soo even opgemaekt; monteerende eene verheyd van ontrent 230 mylen. Zoodat wel te wenschen was, dat de waere oorsaek ontdekt konde worden, waerom wy het gemelde Hon- | ||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||
den Eyland in 't gesigt niet bekomen hebben; want te avanceeren voor een argument van bewys, dat het Eyland hier in questie op de Zuyder breete van 15 graden 12 minuten kwalyk en dus naer waerheyd niet geplaetst is, omdat men het Honden Eyland in eenige Kaarten vindt op 13 graden, en in andere op 14 graden, beyde bezuyden de AEquinoctiaal, soo corruëert dat argument sich selven: aengesien dat alle Eylanden, droogtens, klippen en strekking van kusten in de Zee-Kaerten onmogelyk konnen gelegt worden naer behooren, dan volgens de Journalen of Dag-Registers van hen die soodanige Eylanden, droogtens, klippen, en strekking der kusten ontdekt, gesien en beschreven hebben. Oversulks is het Honden Eyland kwalyk geplaetst in die Kaerten, die hetselve gelegd hebben op 13 en op 14 graden, als gedestitueerd synde van de tekstwoorden, die uytdrukkelyk 15 graden komen te noemen; en vervolgens op die selve polus hoogte van 15 graden, is de opgemelde Capitain Schouten blyven continueeren West aen te seylen nog eene verheyd van ruym ses honderd mylen, om dat hy meynde aldaer Terra Australis te sullen ontdekken; noemende onophoudelyk syne voorschreve Zuyder breete van 15 graden, sonder byna van eenige vermindering of vermeerdering, die aenmerkenswaerdig is, mentie te maeken. Derhalven mag men, ja men wordt genoodsaekt te moeten concludeeren, dat wy de waere route of vaerweg van meergemelde Capitain Schouten hebben gehouden en beseyld; doch echter is het ook waerachtig dat wy van 't gesigt van 't voorschreven Honden Eyland gefrustreert en versteeken syn: als- | ||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||
mede, dat de verheyd of lenkte van 't Eyland Zonder grond, ('t welk van het Honden Eyland ontrent honderd mylen geëlongeerd is) reeds ruym is afgeseylt, en dat men ook het slechte en effene water niet ontmoet 't gene by uytnementheyd daer aen toe te eygenen is, dat men verscheydemaelen effender water gehad heeft in onse Kruystogt van Juan Ferdinandos Eyland naer het te ontdekkene land, 't welk van ons Paaschland genaemd is, dan wy heden bevinden te hebben. Dit alles dan dusdanig synde, soo werd dese Vergadering in aendagtige overweging gegeven, of men Zuydelyker sal boegen, tot ontdekking van eenig land, dan of men by cours van West behoorde te continueren tot soo lange toe, dat men van het slechte en effene water volkomene sekerheyd, heeft, en als dan eerst Zuydwaerds te stevenen. Op alle hetwelke met serieuse overweginge gelet synde, soo is met algemeene toestemming verstaen en vastgesteld, dat men by den cours van West sal aenhouden en blyven seylen, tot wy gekomen sullen syn op de longitude van 216 graden, of ten ware dat men het Eyland Zonder grond of het effene water eerder kwame te ontdekken en te sien, om als dan soodanige verandering te maeken, als de reden sal oordeelen te behoeren. Aldus geresolveerd en gearresteerd in 't Schip en ten dage ut supra. ‘(Was geteekend): Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal, Jacob van Groenevelt, Cornelis van Aalst, Willem Willemsen Espeling, Jan Jurriaansen de Roy.’ | ||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||
17. -Was de gegiste Zuyder breete 15 graden 8 minuten, en de lenkte 228 graden 23 minuten, de cours West 20 mylen, de wind seer variabel, als stil, Noord-Oost, Noorden, West, Zuyd-Oost, Oost, Oost-Noord-Oost, wederom Noorden en Noord-Oost, bramseyls ook marseyls koelte, travadig weder met regen. Saegen kroos, meeuwen, en onder die een swarte vogel met een witte borst, welke by veele onbekend was en by andere gehouden wierd voor een watersnip of diergelyke soort, geevende een fluytagtig geluyd. | ||||||||||
18. -Deeden het zeyn aen ons geselschap van land te sien in 't eerste glas van de voormiddag-wagt, leggende regt vooruyt in het Noorden ten Westen, naer gissinge 6 mylen van ons. Gisten des middags te syn op de hoogte van 15 graden 8 minuten Zuyd, en op de lenkte van 227 graden 19 minuten: de gekoppelde cours was West 15½ myl, de wind heel Noordelyk, Westelyk en Zuydelyk, marseyls en bramseyls koelte met travaden. Ontrent het 4de glas van deselve wagt konden wy het land van 't halve dek eerst in 't gesigt krygen op een afstand van 4 mylen, synde seer vlak en laeg; met Noorder Zon peylden hetselve in het Noorden 2½ myl van ons. Wy hebben (seer verheugd synde) dit land bevonden te wesen (ingevolge de beschryving van den Journaalhouder, concerneerende de voyagie van Capitain Willem Cornelissen Schouten) het Honden Eyland,Ga naar voetnoot(*) welkers | ||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||
lenkte 1½ myl, en desselfs breete omtrent ½ myl bevat, staande vol geboomte, die een uytnemend aengenaem gesigt geven, doch van binnen met sout water bedekt, soo als van steng gesien wierd. Dit Eyland ligt naer de gissing van gedagte Capitain Schouten 925 mylen van de vaste kust van Peru, en volgens de gemiddelde lenkte der drie in compagnie seylende Scheepen, van deselve Peruaansche kust regt Oostwaerds van ons, 1100 mylen, welk verschil seer veel bekommering veroorsaekt heeft, omdat het ons onmoogelyk toescheen, dat wy het selve zouden hebben konen passeren sonder gesien te worden, mits dat het behoorlyk op de Zuyder polus hoogte van 15 graden 12 minuten, en naer waerheyd gelegen was. Omtrent het 8ste glas van de namiddag-wagt peylden het gemelde Eyland 2½ myl Zuyd-Zuyd-Oost van ons, stelden alstoen onse koers regt West aen. | ||||||||||
19. -Gaf de Africaansche Galey, die vooruyt seylde, het zeyn van land of droogte te sien, in het begin van het 2de glas van de honde-wagt, waerop wy aenstonds onder de wind staeken, en zeyn deeden om te wenden. Dan de Africaansche Galey vastraekende, verwittigde ons van syn ongeluk door noodschooten, synde twee kort op den anderen met drie vuren in het fokke-wand, soo dat wy illico onse chaloup hem toesonden tot hulp, en preyden het Schip Thienhoven om desgelyks te doen, gelyk op stond geschiedde. Middelerwyl continueerde de Galey in het doen van noodschooten, tot een teyken, dat hy nog niet vlot was, maer vast bleef | ||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||
sitten: om welke reden wy en Thienhoven soo dicht by de Galey af en aen hielden als 't mogelyk waer, op dat men in cas van schipbreuk in gereedheyd, en dus tot hulp, soude wesen, en op dat de chaloupen ons des te facielder konden rapporteren van 't geene de noodsaeklykheyd vereyschte, dat werkdaedig ter uytvoering behoorde gedaen te worden. Na verloop van omtrent 2 uren, kwam onse chaloup terug, seggende, dat het Schip vast sat met de boegspriet over de wal, dat sy een anker achteruyt gebragt en de seylen op de mast gebrast hadden; maer dat sy benoodigd waren een werp-anker met desselfs touw, om het selve dieper in Zee te brengen, en dus met meerder kracht daeraen souden winden. Voorts verhaelde onse stuurman, dat hy op syne terugkomst de chaloup van Thienhoven ontmoetende, daertegens het selfde had gesegd, welke te gelyk naer syn schip wederkeerde om het versogte te besorgen. Na verloop van een kleyne tusschenpoosing van tyd begaf sich onse chaloup, insgelyks de boot en chaloup van Thienhoven, met het noodige derwaerds. Den dag aenkomende, sagen nog 2 andere laege Eylanden, die wy des nachts met eene gelukkige onwetenheyd (alsoo wy deselve niet gesien hadden) passeerden, welke door eene tusschenwydte van 1¼ myl van den anderen afgescheyden leggen, synde van binnen vol zout water, en hebbende alleen een soom of rand als een dyk, daer het geboomte op staat; peylende het midden van het selve na gissinge 2 mylen in 't Noorden ten Oosten van ons, en gaven daeraen den naem van de Twee Gebroeders, omdat sy den an- | ||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||
deren gelykdaentig syn. Wy peylden ten selven tyde de Africaansche Galey, in het West-Zuyd-Westen 2½ myl van ons, leggende met de marseyls op steng. Bevonden ons des middags op de Zuyder breete van 14 graden 41 minuten, en op de lenkte van 226 graden 32 minuten, de gegiste cours was West ten Noorden 11½ myl, de wind Zuyden, Zuyd-Oost en Oost-Zuyd-Oost, met een bramseyls koelte. Omtrent Zons ondergang peylden den Noordhoek van 't Eyland daer de de Galey op vast sat, (en van ons genaemd wierd het Schadelijk Eyland, omdat wy voor desselfs behoudenis seer bedugt waren, alsoo syne vlotwording te lang vertoefde) Noord-West ten Westen, en de Westhoek van 't Eyland de Twee Gebroeders Noorden ten Oosten van ons. Des nachts laveerden wy met alle kracht van seyl om boven het Schadelyk Eyland te geraeken, synde een styve gereefde marseyls koelte, vergeselschapt met travaden, soo dat onse voorsteng een krak kreeg en 't groot marseyl van een scheurde. | ||||||||||
20. -Was de wind Zuyd-Oost en Oost-Zuyd-Oost, met een gereefde marseyls koelte en een hooge Zee: lieten onse vlag in schiou waayen, en doende eenige Canonschooten met een weynig tusschentyd, om te kennen te geven, dat een van de chaloupen soude afkomen, ten eynde ons berigt te geven wegens den staat en gesteldheyd van de Africaansche Galey. Maer dewyl er geen vaertuyg afkwam, en men van steng konde sien, dat de branding der Zee achter over het Schip sloeg; soo waeren wy niet | ||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||
alleen bevreesd voor 't verlies van de Galey, maer ook voor alle onse afgesondene vaertuygen. Tegens de aankomste van den avond spraken wy Capitain Bouman, hem seggende, dat men gedurende desen nacht over en weder soude houden, om met den dag aan de lykant van het Eyland te loopen, het welk goedgevonden is. | ||||||||||
21. -Hadden de wind als voren met eene gereefde marseyls koelte en hooge Zee. Liepen omtrent Zons opkomst naer de lykant van het Schadelijk Eyland, alwaer wy slecht water vonden: setten onse boot uyt en stuurden deselve naer den wal met twee onser stuurluyden, waervan een in de boot tot bewaring van dien soude blyven, en de andere over land met een brief van my naer Capitain Rosendaal gaen om die te overhanden, hetwelk Capitain Bouman insgelyks heeft gedaen; afvaerdigende drie man met een canoe, die op het Eyland van Jan Ferdinando uyt een boom was gehouwen en uytgehold, naer den wal, om te verstaen in wat staet de Galey, syn boot en chaloup was. Omtrent het ondergaen van de Zon kwam de boot met onsen afgesonden weder aen boord, mede brengende een brief ten antwoorde, die in substantie behelsde: dat alle aengewende devoiren, om het Schip te salveren, vruchteloos waren geweest, dat het selve geborsten en vol water was, sonder eenige levensmiddelen, of 't geene naemwaerdig is, te hebben konnen bergen; dat hy en het volk met den eersten naer de Lykant van het Eyland souden komen door de hulp van onse chaloupen, die | ||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||
door de swaere branding over de klippen op het strand geslagen waren, waerdoor een chaloup-roeyer van het Schip Thienhoven verongelukt en aldaer begraven was. Voorts maekten ons onse afgesondene bekent, dat sy de chaloupen over den soom van het land in het binnen water, hetwelk een groote halve myl breed en zout is, souden brengen, en dus met het volk haer kooygoed, rokken, broeken en diergelyke kleynigheden, 't geen seer kleyn van belang was, overvaren; en dan vervolgens deselve naer den lykant, het binnen water gepasseert synde, wederom over den soom of rand van 't Eyland trekken en sleepen, om aen 't boord der Scheepen gebragt te worden: deselve stuurman berigtte ook, dat hy gaende langs den binnen-oever van 't Eyland, 19 à 20 Hutten had geteld, die van menschen bewoond wierden, want dat hy houtskool, een bamboesstok met een net en glad gemaekt handvatsel en een kleyn stuksken leer vond, van 't welke hy de twee laetste aen boord bragt; geloovende dat die menschen, door het sterk schieten van de Galey, verbaesd en verschrikt geworden synde, als hoorende iets ongehoords, naer den Noordhoek van 't Eyland gevlugt waeren. Eyndelyk dat de boot van 't Schip Thienhoven, die nog op dreg lag, verloren was, indien de wind niet uytschoot om het van lager wal af te leggen en boven winds te raken. Met Noorder Zon bevonden ons op de Zuyder breete van 14 graden 41 minuten. | ||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||
van een styve gereefde marseyls koelte, uyt het Zuyd-Oosten, vermengd met travaden, soo waren wy wat verder zeewaerts geraekt als gedagt hadden, kwamen echter ontrent den middag by de wal en bevonden ons op de Zuyder breete van 14 graden 42 minuten. In het 9de glas van de namiddag-wagt wendden wy weder zeewaerts, om over en weder te houden; peylende de Noordhoek Noord-Oost, de Zuydhoek Zuyden, en de Galey Oost-Zuyd-Oost van ons; synde van het laeste land ½ myl. | ||||||||||
23. -Was de wind Zuyd-Oost en Zuyd-Zuyd-Oost, met een marseyls koelte: saegen des morgens de boot van 't Schip Thienhoven onder de wal laveeren om by ons te komen; die vervolgens na verloop van eenigen tyd aen boord kwam, rapporterende de stuurman, dat het uytschieten des winds syne behoudenis was geweest, ook, dat hy langs de wal seylende, van veele Indianen toegeroepen en met de handen gewenkt was, om by haer aen land te komen. Wy vonden goed onse boot in het water te brengen en naer de wal te senden, opdat deselve het gesalveerde volk en kooygoed sunde afhalen; welke wederkomende, gaf eenige te saem gepakte goederen over, die alle nat waren; welke andermael afgevaerdigd synde, kwam tegens den avond met de boot van Thienhoven beyde de chaloupen, Capitain Rosendaal, die siekelyk was, en al de manschap aen ons boord, mede brengende het restant van het gesalveerde goed, dat seer weynig was, dewyle verscheyde pakken, met door de branding te werken, weg- | ||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||
raekten, soo dat er waren die hun kooygoed, rokjes, broeken, hemden en schoenen verloren hadden. Tusschen ons en Capitain Bouman is aenstonds van de manschap van de Africaansche Galey verdeeling gemaekt, en waervan 18 koppen op het Schip den Arend en 13 op het Schip Thienhoven yder in syne kwaliteyt en gagie, soo als sy by de Heeren Bewindhebberen van de West-Indische Compagnie ter Kamer Amsterdam syn aengenomen, geplaetst en bescheyden geworden syn, om hunne dienst te presteren en waer te nemen. Dit verlies van soo een goed en welbeseyld Schip is des te grooter, aangesien de voornaemste levensmiddelen van brood en gort, in vaatwerk, en nu nog soo deugdsaem als wanneer hy uyt het Vaderland stak, was, al te samen, sonder iets te hebben konnen salveeren, verloren syn, vermits het Schip, op de scherpe Coraal-klippen stootende, in 't kort geborsten en vol water was; soo dat het volk alleen voor eenige weynige dagen van spys en sterken drank in staat is geweest te konnen bergen: welke sterken drank mogelyk ook de oorsaek is, dat twee Matroosen van het Schip den Arend, en drie van Thienhoven, goedgevonden hebben aldaer te blyven; want het laetste vaertuyg van de wal stekende, kwamen die onbesonne gasten te voorschyn, roepende: Wij wenschen u een behoude reys, segt onse vrinden te Amsterdam goede nacht, wy sullen hier blijven.Ga naar voetnoot(*) | ||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||
Voorts zegt den Oppertimmerman van de Galey en nog twee à drie andere van het volk, dat die uytsinnige wegloopers hen aengesogt hebben om insgelyks aldaer te blyven: welke Resolutie des te onbegrypelyker is, alsoo haer niet onbekend kan syn, dat die plaats van alle scheepvaert ontbloot synde, het onmogelyk is om te eeniger tyd (wanneer sy sullen recipiëren) weder in hun Vaderland te konnen keeren. Ook is haer kenlyk dat het Eyland bewoond wordt, en door dronkenschap of dartele wellust gedreven wordende, om met de vrouwen der Indianen vleeschelyke gemeenschap te hebben, sullen sy sekerlyk vermoord worden. | ||||||||||
24. -Sonden wy onse chaloup naer de wal, om te sien of men eenige groente konde bekomen; alsoo Capitain Rosendaal en 't volk deselve op het Eyland uytnemend goed gevonden en gegeten hadden, doch de chaloup (door de swaere storting van de Zee) niet konnende landen (dewyl de wind Zuyden en Zuyd-Zuyd-West was) kwam vrugteloos te rug. | ||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||
25. -Wierd in 't begin met het doorbreken van den dag, regt vooruyt wederom land gesien, synde insgelyks seer vlak en laeg, van binnen vol zout water, en van buyten alleenig met een soom of dyk van witte scherpe Coraal-steen als alle de andere: noemden het selfde Eyland den Dageraad, om dat het met desselfs aenkomst ontdekt is door het Schip Thienhoven, dat omtrent ¼ myl daervan af was, wanneer gesien in geworden: sulks men ligt kan begrypen, dat soo een vaerweg te houden ten uytersten gevaerlyk, ja doodelyk moet geacht worden. En het schynt ons toe byna onmogelyk te wesen dat het Journaal of Dag-Register der Reystogt van Capitain Schouten, van alle dese Eylanden geen mentie maekt, alsoo syne route en onse parallel is; want de tekst van het gemelde Journaal bevat de Zuyder breete van 15 graden 12 minuten, wanneer hy het Honden Eyland ontdekte, 't geene met onse polus hoogte bezuyden de AEquinoctiaal gelykformig staet. Voorts seylt Capitain Schouten langs de Zuydkant van dat Eyland, en wy (omdat Schouten aldaer geen grond of bekwaem middel vond van aen land te komen) seylden langs de Noordsyde van het selve, om te sien of aldaer een baaytje of vlakke Zeemond was, om te konnen landen; peylende het gemelde Eyland ontrent het 8ste glas van de namiddag-wagt Zuyd-Zuyd-Oost 2½ myl van ons; stellende in het vervolg onse cours, van die peyling af, regt West, gelyk het voorschrift van onse route (die naer de route van Capitain Schouten gereguleerd is) behelst; soo dat dit verschil geen de minste aendacht meriteert; echter schynt het een gevolg te wesen, | ||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||
dat dit verschil van ons en Capitain Schouten (synde gelegen in eene tusschen-ruymte van omtrent 2 à 3 mylen, dat is van 8 tot 12 minuten, 't geene wy Noordelyker syn geweest) de oorsaek is, of immers kan syn, dat Schouten het Schadelijke Eyland by nacht gepasseerd heeft; oversulks konde hy van het selve geen aenteekening houden, als buyten syne kennisse exterende; en dus alléén kan desselfs Journaalhouder geregtveerdigd worden, die anders van een verfoeylyk versuym te beschuldigen soude syn: soo dat men hieruyt siet, dat hoe kleynder het verschil is, hoe grooter ook het ongeluk van de Africaansche Galey te schatten en te beklagen sy; te meer, alsoo wy vaststelden eene ruyme Zee te hebben tot aen het Eyland Zonder grond. Bevonden ons met Noorder Zon op de Zuyder breete van 14 graden 33 minuten, en op de gegiste lenkte van 226 graden 16 minuten, de gekoppelde cours was West ten Noorden 4 mylen, de wind Zuyden en Zuyd-Zuyd-West, bramseyls koelte met travaden. Van daeg overleed een soldaet, die de vyfde doode was. Na zeyn gedaen te hebben om vergadering te beleggen, syn de Capitainen met hunne Stuurluyden en de Militaire Hoofd-Officieren aen ons boord gekomen, en het beraemde luydt als volgt: ‘Raads-Vergadering der twee Schepen gehouden aen 't boord van 't Schip den Arend, present Mr. Jacob Roggeveen, President; Capitain Jan Koster, commanderende op het Schip den Arend; Capn. Cornelis Bouman, | ||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||
voerende het Schip Thienhoven; Capitain Roelof Rosendaal, het gesag gehad hebbende op het verongelukte Schip de Africaansche Galey, jegenwoordig bescheyden op het gemeld Schip Thienhoven; Jacob van Groenevelt eerste Opperstuurman, Nicolaas Thonnar, Lieutenant Militair en Cornelis van Aelst, tweede Opperstuurman, alle drie bescheyden op het voorseyde schip den Arend; Martinus Keerens, Vaandrager op het voorschreve Schip Thienhoven; Jan de Roy, Opperstuurman geweest synde op 't voornoemde verongelukt Schip, en thans in die selve kwaliteyt dienstdoende op de meergemelde Thienhoven. | ||||||||||
Maendag den 25 Mey 1722.‘Den President desen raede voordragende hoe dat op den 19 jongstleden, in 't begin van het 2de glas van dehonde- of tweede-wacht door de Africaansche Galey behoorlyk en tydelyk zeyn gedaen is van land te sien, waerop het Schip den Arend als seer digt achter de Galey synde, aenstonds zeyn van wenden dede, en dus gelukkig is gesalveerd geworden, dan de Africaansche Galey vast rakende, continueerde seer lang van schooten byna te gelyk te doen, om ons te verstendigen van syn ongeluk, hetwelk wy beantwoordden met het senden van onse chaloup naer den selven, gelyk sulks ook door het Schip Thienhoven is naegevolgd: dan onse chaloup terug komende rapporteerde, dat de | ||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||
Galey vast sat en een werp-anker met desselfs touw benoodigd had: waerop aenstonds die afvaerding werkstellig is gemaekt, alsmede door het Schip Thienhoven met chaloup en boot. Maer de sware branding of storting der Zee het Schip overweldigende (sonder in staet te syn van iets naemwaerdigs te konnen salveren en bergen) hebben echter het geluk gehad van alle desselfs manschap te behouden, en op de twee resterende Scheepen te verdeelen, in die kwaliteyt en gagie, soo als deselve by Haere Agtbaerhedens de Heeren Bewindhebberen der West-Indische Compagnie ter Camer Amsterdam syn gesteld en aengenomen. Dierhalven dit genarreerde met behoorlyke aendagt geconsidereerd werdende, soo proflueert daer uyt; dat wanneer het getal van onse manschap vermeerdert, nootwendig de uytdeelingen der randsoenen moeten verminderd worden, of dat men anders doende, sich selven moet troosten in 't laatst (de levensmiddelen geconsumeerd synde) van honger te sterven. Oversulks oordeelt hy President verpligt te wesen aen desen Raede het boven gementioneerde te geven in serieuse bedenking, of de noodsaeklykheid en de reden niet vorderen, dat men in plaetse van drie en een half pond brood voor yder man ter week, van nu voortaen niet meer sal verstrekken als drie ponden. Voorts in plaats van driemael des daags, tweemael sal schaffen, doch volle bakken potspys, blyvende het randsoen van vleesch en spek als voor desen. Eyndelyk, dat in plaats van tien mutskens drinkwater daegs, alleenlyk sullen gegeven worden acht mutskens voor yder man, synde het ordinair | ||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||
rantsoen op alle Scheepen. - Waerop gedelibereerd wesende is het geproponeerde van alle eenstemmig geapprobeerd en vastgesteld, 't welke de voorname Hoofden van het Dek volgens gemeene usantie, te kennen is gegeven tot hunner narigt, die het selve seer billyk en noodsaeklyk hebben geoordeeld. Aldus geresolveerd in 't Schip en ten dage ut supra. Was geteykend:
| ||||||||||
26. -Was onse bevonde Zuyder breete 14 graden 36 minuten, de gekoppelde cours Zuyden 4½ myl, de wind Zuyd-Zuyd-West en Zuyden met een labber koeltje en stilte: schoon weder. Omtrent den avond kwamen de Officieren van het Schip Thienhoven uyt den naem des volks aen ons boord, vergeselschapt wordende van de Officieren van 't Schip den Arend, versoek doende my als hun Commandeur te spreken, welk versoek en desselfs gedisponeerde aldus luydt:
Op huyden den 26 Mey 1722 versogten alle de Hoofd-Officieren des Volks, die op het dek der Scheepen bescheyden syn, als Hoogbootsmannen en Consta- | ||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||
pels der drie Scheepen den Arend, Thienhoven en de Africaansche Galey, van my ondergeschreven te mogen spreken: welk versoek haer geaccordeerd synde, hebben my in seer beleefde termen voorgedragen, dat al het volk (als een eenig man) haer kwam te senden, om uyt derselver naem my te versoeken als het Opperhoofd en Commandeur deser Expeditie, dat het my toch mogt gelieven (soo van de twee nog jegenwoordig in wesen synde Scheepen, als van het reeds verongelukt Schip de Africaansche Galey) van myn woord en versekering by geschrift te geven: dat wanneer een van de twee Scheepen, of wel beyde te samen, mogten komen te stranden of op eenige wyse te verongelukken, en dat sy met een van beyde onse Scheepen, of deselve te gelyk schipbreuk lydende, en echter by eenig toeval door andere Scheepen gesalveerd, en in 't Vaderland kwamen te arriveren, sy als dan, of derselver vrouwen en kinderen in cas van hun voor-overlyden, hare te goed hebbende gagie souden genieten en ontvangen; want dat het andersints seer hard soude wesen van hunne gagie te moeten verliesen, dewyle dese kruystogt geene vergelyking heeft by de Zeevaert van andere gewesten in Europa, om dat men, (het Schip aldaer verliesende) alleen twee, drie à vier maenden gagie kwyt is; aengesien sy, na verloop van dien tyd, wederom in hun Vaderland komen konnen en eene andere reys ondernemen tot onderhoud van hunne personen, vrouwen en kinderen, of dat sy ter plaatse van hunne geleden schipbreuk, of de naaste daerontrent gelegen, op andere Scheepen hen konnen ver- | ||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||
huren en gagie winnen, daer ter contrarie in dit verafgesonderd, onbekend en gevaerlyk deel der wereld (soo men al onderstelt, dat men het gevaer des doods ontworstelt, en behouden in 't Vaderland retourneert) twee jaren sullen verloopen, en dus arm en naekt souden thuys komen, na duysend ongemakken en periculen des levens uytgestaen te hebben, en boven dat alles nu nog tegenwoordig (voor soo veel de spyse van erwten, gort en stokvis belangt) sy met de varkens in 't Vaderland van een en deselve conditie syn, alsoo die levensmiddelen ondeugende, vuurig, vol wormen, myt, en een vermufte stank by ondersoek bevonden sullen werden, en van 't welke den heer Commandeur niet onbewust is, als met die selfde spys sich moetende versadigen, en welk ondeugend voedsel, met het derven van verversching, de oorsaeken syn, dat op beyde de Scheepen vyftig mannen siek in de kooy van 't scheurbuyk leggen; doch van de Africaansche Galey niemand, omdat die in vaatwerk alle syne spyse gehad heeft: welke gesonde manschap ons ten hoogsten vorderlyk is tot het vereyschte dagelyksch scheepswerk, en mitsdien billyk, dat ook alle hunne gagie nevens de andere behouden en goed gedaen sal worden, want de Galey heeft volgens uytdruklyken last van den Heer Commandeur (gelyk nu aen het Schip Thienhoven geordonneerd is) vooruyt moeten seylen, waerdoor het Schip den Arend gesalveerd is, dat anders het lot van de Galey deelachtig soude syn geweest. Dierhalven om den Heer Commandeur alles in 't kort te seggen op het fundament der redelykheyd, hier | ||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||
boven omstandig vertoond, soo is het versoek en de bede van de gantsche manschap der drie in compagnie seylende Scheepen, als van den Arend, van Thienhoven en van de verongelukte Africaansche Galey, dat de Heer Commandeur de goedheyd sal gelieven te hebben om aen hen te belooven, toe te seggen en behoorlyk bewys by geschrifte te verleenen, dat alle de gagie der meergemelde manschap van de drie Scheepen, in 't Vaderland sal voldaen en betaeld worden, onder belofte (die wy uyt den naem van het volk doen) dat de Heer Commandeur sich volkomen kan en mag versekerd houden, dat sy alle soodanig sullen gehoorsamen aen de beveelen van den Heer Commandeur, geduurende den ganschen tyd van dese reystogt, als goede, getrouwe en eerlyke mannen betaemt, of dat andersints de gedaene belofte van onwaerde, sonder effect en krachteloos sal wesen. Dit genarreerde heel bescheyden geavanceerd synde, soo diende ik ondergeschreven van antwoord, dat in substantie dit was: Ik hebbe het versoek en de meyninge des volks seer wel begrepen, ook de kracht der reden waerop sy hun voorstel, als regtvaerdig, komen te wettigen; echter soo kan het volk niet onkundig wesen, noch ook gylieden als desselfs afgesanten, te weten, dat (volgens de dagelyksche usantie en dispositie van het Zeeregt) diegeene die syn Schip verliest, ook te gelyk syn gagie verliest, ten ware van de koopmanschappen en goederen soo veel gesalveerd wierd, dat, boven alle gesupporteerde ongelden, de gagie daeruit soude konnen voldaen worden. Ook is 't faciel te begrypen, | ||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||
dat het versoek ten desen gedaen, sich uytstrekt buyten de palen van myn vermogen; want myn gesag en authoriteyt betreft alleen de executie van dese Expeditie; maer niet om over de geldkas van de West-Indische Compagnie in alle voorvallen de disponeren; ten ware het selve mogt strekken tot behoudenis der Scheepen, levensmiddelen, ververschingen en diergelyke noodwendigheden. Het verongelukken van de Africaansche Galey, en diergelyk lot voor de Scheepen den Arend en Thienhoven, is wel een reden tot rouwklagten, maer niet tot voldoening van gagie, als veroorsaekt synde door de beschikking des Hemels, die niet wederstaen kan worden, en waeraen men sich met geduld moet onderwerpen. Weshalve dewyle het voorgesteld versoek myne magt excedeert, niet jegenstaende de gevaren waer aen wy alle geëxponeerd syn, mitsgaders de slegtheyd der levensmiddelen, en alle de consideratien hierboven gementioneerd; soo is voor het tegenwoordige niet anders te doen, als dat de Opperhoofden der Scheepen alle vereyschte voorsigtigheid gebruyken, en dat het volk met bereydwilligheid gehoorsaemt de Commando van die geene, waer onder het selve sorteert; het welke ik in 't algemeen en een ygelyk in 't byzonder seer ernstig recommandeere na te komen, op dat ik niet genoodsaekt worde dwangmiddelen te gebruyken; alle het welke ik ulieden bevele aen het volk bekend te maken, en het selve te houden binnen de palen van haer pligt, waertoe sy by cede aen de West-Indische Compagnie verbonden syn; gevende hiermede aen gemelde Officieren verlof om | ||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||
te vertrekken; doch deselve versogten nogmael te mogen spreken, 't welk toegestaen wierd: waerop sy vervolgden te seggen: dat al het volk vastelyk besloten had, ingeval de gagie voor alle de manschap der drie opgemelde Scheepen, niet beloofd wierd, in 't Vaderland betaeld en voldoen te sullen worden, dat sy absoluut weygerden dese reyse te volbrengen, en in tegendeel wederom naer huys wilden keeren: dit gesegd wesende, hoorde ik ondergeschreve een sterk gemompel en groot geraas van verwarde stemmen des volks, die alle voor de boeg van 't half dek stonden, en voor aen de boeg my begevende, soo vraegde ik aen de menigte, wat dese onordentelykheyd beduydde en wat sy begeerden? die my antwoordden, dat sy hare gagie in versekering wilden hebben, of dat sy anders naer het Vaderland wilden terug keeren, om dus eens verlost te worden van 't gevaer, daer sy dagelyks in waren van Schip en leven te verliesen, gelyk gisteren, met het doorbreken van den dag, 't Schip Thienhoven te beurt soude gevallen syn, indien de aenkomst van den dageraed ons van schipbreuk niet bevryd had, dewyl het Schip Thienhoven geen halve myl van de branding van een vooruyt leggend laeg Eyland was: sulks wy versekering van onse gagie moeten hebben, of anders naer huys toe. Waerop ik ondergeschreven haer vertoonde, dan sy met soodanige buytenspoorige voorstellingen te doen, en daer in voorttegaen, haer selven schuldig kwamen te maken aen oproer en muytery, 't geene volgens den voorgelesen Articul-Brief ten hoogsten strafbaer is: derhalven, dat sy voorsigtig | ||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||
souden wesen en tot haer pligt keeren; of dat men de oproerigste rigoureaselyk naer verdienste ten voorbeelde van andere sou straffen. Hierop kreeg ik tot antwoord: de Heer Commandeur moet ons niet aensien als oproermakers, maer als eerlyke lieden die voor haer selven, vrouwen en kinderen (welke tegenwoordig op het crediet van dese reyse moeten borgen, en dus leven) sorge dragen, en die het onmogelyk kwalyk genomen kan worden. Na eenige verwisseling van woorden aen wedersyden, die meest in repetitien van het gededuceerde bestonden, soo hebbe ik ondergeschreven in kwaliteyt als Opperhoofd en Chef (volgens mijne Commissie in terminis) uyt den name ende van wegen haere Agtbaarhedens de Heeren Bewindhebberen der West-Indische Compagnie ter Kamer Amsterdam, die my in hunne Vergadering (in cas van eenige onwilligheyd des volks, om dese Expeditie ten eynde toe uyt te voeren, anders dan onder belofte en versekering van hunne gagie te behouden, indien sy Schipbreuk kwamen te lyden) mondeling in mandatis hebben gegeven, het selve aen haer te beloven en vastelyk toe te seggen, gelyk ik ondergeschreven in myne opgenoemde kwaliteyt van Mandatarius en Lasthebber mits desen belove en volkomen toesegge: dat sy alle hunne verdiende gagie sullen hebben en genieten, schoon hun Schip of Scheepen mogten komen te verongelukken en achter te blyven. En om dese acte des te meer te bekragtigen, soo betuyge ik ondergeschreven (in geval het den Hemel behaegde dat ik op dese reyse kwam te overlyden), op de | ||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||
waerheyd van dese Lastgeving den dood te ontvangen en voor 't oordeel Gods te verschynen. Actum in 't Schip den Arend, ten dage als boven. (Was geteykend:) Jacob Roggeveen. | ||||||||||
27. -Hadden, volgens onse Zons hoogte de bevonden breete van 15 graden 24 minuten bezuyden den Evennagter, en de gegiste lenkte van 226 graden 16 minuten: de cours was Zuyden, de wind Noorden, Oost en Noord-Oost, met stilte en een slap bramseyls koeltje: des middags deden 't zeyn om de Compassen te verleggen van regt wysend op 5 graden de lelie bewesten de naeld; alsoo wy in eene avond-peyling der Zon bevonden 5 graden 42 minuten de afwyking Noord-Oost te wesen. Omtrent het ondergaen der Zon, sagen wederom een laeg en vlak Eyland, noemden het selve (om dat het op dien tyd gesien was) den Avondstond, strekkende van het West ten Noorden tot het Zuyd-West ten Zuyden, soo verre van steng beoogd kon worden. Of nu de Schryver van het Dag Register der route die Capitain Schouten gehouden soude hebben, de waerheyd of leugen voorstelt, daervan sal dit Eyland den Avondstond regter syn, om denselven te regtvaerdigen of te veroordeelen. Opdat dit nu ordentelyk geschiede, soo moet aengemerkt worden, dat de tekstwoorden van dat Dag-Register seggen: dat sy het Honden Eyland ontdekt hebben te leggen op de Zuyder breete van 15 graden 12 minuten, en van de kusten van Peru en Chili afgelegen 925 mylen; voorts dat sy haer cours weder West stelden naer de Eylanden van Salomon, en na | ||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||
dat sy omtrent honderd mylen, met die selfde streek van West geseyit hadden, sagen sy een laeg Eyland dat groot was; en des nachts Zuyd-Zuyd-West 10 mylen geseylt hebbende, soo seylden sy des morgens digt onder de wal langs, vonden aldaer slegt water en geen deiningen, gelyk de vorige dagen, uyt den Zuyden; daerom vermoedden sy Zuydwaerts meer land moest wesen, doopende het selve met de naem: het Eyland Zonder Grond, omdat sy nergens eenige bekwame anker-plaets hadden konnen vinden: dus met deselve cours voortseylende in effen water, ontdekten nog twee andere laege Eylanden, waervan het eerste ('t welk sy het Water Eyland noemden, omdat eenig versch water aldaer bekomen hadden) van 't Eyland Zonder grond aflegt 15 mylen, op de Zuyder breete van 14 graden 16 minuten, ende het tweede, (synde genaemt het Vliegen Eyland, alsoo sy door dat gedierte seer geincommodeerd wierden) is van dat eerste, door een tusschen ruimte van 20 mylen afgescheyden, sonder uytdrukking van desselfs polus hoogte, apparent om dat de Zon des middags bewolkt, of dat de kimmen des Hemels duister en beneveld syn geweest. Wanneer nu dit geëxtraheerde der tekstwoorden voor gemeld, met een weynig aendagt overwogen wordt, soo consteert, dat de Journaal-houder wegens de route of vaerweg van den meermael genoemden Capitain Schouten, van absolute leugentael ('t sy voorbedagtelyk, 't sy door onkunde) beschreven te hebben, niet te excuseeren en vry te spreken is; want van de terminus à quo (synde het Honden Eyland) tot de | ||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||
terminus ad quem, ('t welk het Vliegen Eyland is, en nog 100 mylen Westwaerts) is die gehoudene (of liever soodanig beschrevene) route, begrepen tusschen de 15 graden 15 minuten (wesende het Zuydelykste) en 14 graden 46 minuten ('t welk het Noordelykste der gemelde route is, voor soo verre de gedagte bepalingen concerneert): oversulks moet onvermydelyk volgen, (aengesien van alle dese onbekende en nu nieuw ontdekte Eylanden de Noordelykste gelegen syn op de Zuyder breete van 14 graden 30 minuten, en de Zuydelykste op 15 graden 50 minuten, vermits het Avondstonds Eyland seer Zuydwaerds strekte soo als men van steng konde sien, en wy ons des middags hadden bevonden te wesen op 15 graden 24 minuten Zuyder breete) dat de meermalen gementioneerde route, niet naer waerheyd beschreven werd, om dat men daerin van alle deze Eylanden geen het minste gewag maekt: en welke Eylanden (soo de Zuydelykste als de Noordelykste) van het Honden Eyland boven de 16 mylen niet afstandig syn; oversulks soude Capitain Schouten noodwendig schipbreuk hebben geleden, of door het sien en 't vermyden van deselve sich gesalveerd hebbende, soo moest desselfs Dag-Register, om deugdelyk te wesen, sulks uytdruklyk comprehendeeren, 't welk niet synde, soo kan aen die vaerweg van 15 graden Zuyder breete, met eenige vermeerdering of vermindering van minuten, de naem van Schoutens Route niet geappropieerd worden; dewyle de Journaal-houder de waeragtige merkteykenen van die vaerweg, en waeruyt alleen te besluyten is, dat men deselve beseyld heeft, omitteert. Derhal- | ||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||
ve konnen wy ook aen dat Honden Eyland, 't geene wy op den 18 deser ontdekten, dien naem niet laten behouden, maer met meerder regt het selve noemen, het Bedrieglyke Eyland, omdat het ons bedroog en deed gelooven, dat wy de ware route van Capitain Schouten (welke hy nooyt bevaren heeft) beseylden. | ||||||||||
28. -Bevonden ons op de Zuyder breete van 15 graden 10 minuten en op de gegiste lenkte van 225 graden 49 minuten, de gekoppelde cours was West ten Noorden, de wind Oost en Noord-Oost met een slap bramseyls koeltje en schoon weder. In 't 8ste glas van de naemiddag-wagt, saegen nogmael een laeg Eyland, strekkende van het West-Noord Westen, tot het West-Zuyd-Westen, 't welk wy noemden het Eyland Meerder Zorg, aengesien wy eenigsints duchtende waren, dat desselfs westelykste eynde met dat van den Avondstond te samen mogten vereenigen, en dat wy dus in een diepen boesem of schaer besloten souden worden; alsoo het Eyland van den Avondstond omtrent de 18 mylen lang, by gissinge, sich vertoonde, welkers eynde van steng wy niet konden beoogen. Peylden den Noordhoek van het Avondstonds Eyland met Zons ondergank in het Zuyden 1½ myl, de Zuydhoek van 't Eyland Meerder Zorg West Zuyd-West 3 mylen van ons. Omtrent het opsetten van de eerste wagt hebben het laten dryven; voorts leyden het met de marseyls over en weder over, tot den volgenden dag. | ||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||
19 minuten Zuyd, en de gegiste lenkte van 224 graden 28 minuten, de cours was West, de wind Noorden, Noord-Noord-West en Noord-Noord-Oost, met stilte en een labber koeltje, goed weder. | ||||||||||
30. -Sagen wederom, even voor Zons opkomst, een laeg Eyland, leggende in 't Noord-West ten Noorden 3 mylen van ons regt voor uyt, hopende aldaer eenige groente en verversching voor ons volk (waar van diep in de dertig siek en met scheurbuyk in de kooy lagen) te sullen bekomen; noemden daarom het selve het Eyland van Goede Verwachting: maer alsoo het op den dag heel stil en een labber lugtje uyt het Oost-Noord-Oosten, Noorden en het Noord-Oosten was, durfden wy den wal niet naderen, omdat alle die Eylanden, of liever reven, van anker-grond gedestitueerd syn en oversulks te gevaerlyk deselve aen te doen, alsoo de tigt der Zee op een lager wal sterk aenset, bevonden des middags te syn op de Zuyder polus hoogte van 15 graden 17 minuten, en op de gegiste lenkte van 223 graden 46 minuten; de cours was West-Noord-West: synde seer aengenaem weder. | ||||||||||
31. -Was de bevonden breete 15 graden 38 minuten bezuyden de middellyn, en de gegiste lenkte 223 graden 11 minuten, de gekoppelde cours Zuyd-West ten Westen ½ West, de wind Zuyden ten Oosten, Oost-Zuyd-Oost en Zuyd-Zuyd-Oost, met een labber luchtje en schoon weder, maer des nachts een styve gereefde marseyls koelte, vergeselschapt van | ||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||
travaden, regen en hooge Zee uyt den Zuyden. |
|