Dagverhaal der ontdekkings-reis
(1838)–Jacob Roggeveen– Auteursrechtvrij
[pagina 98]
| |
lus hoogte van 26 graden 56 minuten, en op de gegiste lenkte van 268 graden 45 minuten, de cours was West, de wind Oost-Zuyd-Oost en Zuyd-Oost, met een bramseyls koeltje, ook een slap lugtje en stilte. De Noord-Ooster miswjjsing was 2 graden 18 minuten. | |
2. -Was de gegiste Zuyder breete 27 graden 31 minuten, de lenkte 268 graden 23 minuten, de gekoppelde cours Zuyd-Zuyd-West ½ West, 10 mylen, de wind Zuyden en West-Noord-West, van stilte tot gereefde marseyls koelte, met regenbuyen en een dikke betrokke lucht. Deeden zeyn om met de Capitainen van de Schepen Thienhoven en de Africaansche Galey te raadplegen, welkers getrokke Resolutie de volgende is: ‘Raads-Vergadering van de Hoofden der drie in compagnie seylende Scheepen, gehouden aan 't boord van 't Schip den Arend, ter presentie van Mr. Jacob Roggeveen, President; Capitain Jan Koster, voerende het Schip den Arend; Capitain Cornelis Bouman, commanderende het Schip Thienhoven en Capitain Roelof Rosendaal 't gesag hebbende op het Schip de Africaansche Galey.’ | |
[pagina 99]
| |
56 minuten bereykt hebbende, echter het onbekende Zuydland (volgens de beschryvingen daarvan synde) nog niet in 't gesigt gekregen hadden, tot welkers ontdekking onse Expeditie en Kruystogt specialyk ondernomen is: dan alsoo het geluk ons met desselfs gesigt tot nogtoe niet heeft begunstigd, omdat mogelyk het selve land Westelyker afgelegen is, als de ontdekkers van dien gegist hebben; aangesien sy die dwaeling soowel onderworpen syn geweest, als de ervarentste en verstandigste zeekundige, die de cours van 't Oost of 't West, op een gedetermineerde hoogte, 't sy benoorden of besuyden de AEquinoctiaal, komen te boegen; derhalven proponeert hy President by wyse van raadvraging, als synde eene saeke van de uyterste aengelegentheyt, of men niet oordeelde het veyligste te wesen by de cours van West te continuëren tot soo lange, dat men vastelyk te gelooven had, dat Copayapo rykelyk seshonderd mylen Oostwaerts van ons afstandig was, om dus aen de intentie van onse Heeren Principalen (volgens de medegegevene Instructie, die de Longitude van 600 mylen definieert en bepaelt) exactelyk te voldoen en naer te komen. Alle hetwelke wel overwogen synde, is met eenparigheyt van stemmen goedgevonden en verstaen, na dat de veranderde lenkte van een ygelyk was opgenomen, en vervolgens gemiddeleert, die bevonden wierd te wesen 29 graden 30 minuten, nog Westwaerts heen te seylen een graad en dertig minuten, om dus aen de Resolutie op den 15 Maert jongstleden genomen, ganschelyk te voldoen; en dat voorts met deselve cours van regt West aen, te continueeren | |
[pagina 100]
| |
tot dat men ruym en sekerlyk nog de verheyd van een honderd mylen sal hebben afgeseyld, om in alle deelen het voorschrift van gedagte Instructie ongeschonden te gehoorsamen, gelyk de billykheyd en onse pligt dicteert. Aldus geresolveerd en geconcludeerd in 't Schip en ten dage als boven, (was geteekend) Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal.’ | |
3. -Hadden de bevonde breete van 27 graden 1 minuut Zuyd, en de gegiste lenkte van 267 graden 31 minuten, de gekoppelde cours was West Noord-West, de wind tusschen het Noord-Westen en het Zuyd-Zuyd-Oosten, met gereefde marseyls en bramseyls koelte: schoon weder. Sagen ook veelderhande soorten van vogelen. De miswysing der Compassen was 1 graad 46 minuten Noord-Oostering. | |
4. -Gisten te syn op de Zuyder polus hoogte van 27 graden 1 minuut, en op de lenkte van 267 graden 2 minuten, de cours was West 6½ myl, de wind tusschen het Zuyd-Zuyd-Westen en het Oosten, met een labberluchtje en stilte: voorts seer goed weder, hoewel een benevelde lucht, die echter soodanig was, dat wy door twee peylingen van der Zons onder- en opgank bevonden 2 graden 37 minuten Noord-Ooster miswysing te hebben. | |
[pagina 101]
| |
ook stilte met donker weder en regenvlaagjes. Sagen een schildpad, groente en gevogelte. Ontrent het 10de glas in de namiddag-wacht stak de Africaansche Galey, die voor seylde, onder de wind om ons in te wachten, zeyn doende van land te sien: na verloop van vier glasen, alsoo het koeltje slap was, by hem komende, vraegden wat hy gesien had: waarop geantwoord wierd, dat sy alle seer onderscheydentlyk vooruyt aen stuurboord een laeg en vlak Eyland hadden gesien, leggende in het West ten Noorden 5½ myl van haer: hierop is goed gevonden met kleyn seyl voort te loopen tot het eynde van de eerste wacht, en dan te laten dryven om de aenkomst van den dag te wachten. - Dit dus beslooten synde, gaeven aen Capitain Bouman, die achteruyt was, hieraf de vereyschte kennis, en aen het land den naem van 't Paasch Eyland, omdat het van ons op paaschdag ontdekt en gevonden is. Onder 't volk was groote blydschap, alsoo een ygelyk hoopte, dat dit laege land de voorboode was van de strekkende kust van 't onbekende Zuydland. | |
6.Hadden een slap koeltje uit het Zuyd-Oosten, en Oost-Zuyd-Oosten, leggende het Paasch Eyland in 't West ten Noorden 8 à 9 mylen van ons: boegden onse cours van 't Westen ten Zuyden tot het Noord-Westen, om aen de lykant van 't Eyland te loopen, op dat men van den lagerwal soude bevryd syn: des middags was de gekoppelde cours West 10 mylen, de gegiste Zuyder breete 27 graden 4 minuten, en de lenkte 265 graden 42 minuten. In het | |
[pagina 102]
| |
9de glas van de naemiddag saegen wy van verscheyde plaetsen rook opgaen, waeruyt men besloot dat hetselve van menschen bewoond wierd. Derhalve is goed gevonden seyn te doen, om met de Capitainen van de andere Scheepen te overwegen, of het niet noodsaeklyk was een landtogt te ondernemen, ten eynde, om van dat land behoorlyke kennisse te bekomen, wegens desselfs inwendige gesteltheyd; waer op beraemd en beslooten is, dat beyde de chaloupen van de Scheepen den Arend en Thienhoven, wel bemand en gewapend, naer land souden varen, en een bekwame plaets ontdekken, om met booten volk aen land te brengen, en de gronden te peylen. Dit besluyt genomen synde hielden wy met onse Scheepen dien nacht af en aen de wal. Welke Resolutie de navolgende is. ‘Raad van de Hoofden der drie in compagnie seylende Schepen, gehouden aen 't boord van 't Schip den Arend, ter presentie van de ondergeschrevene. | |
Maandag den 6 April 1722.‘Den President voorstellende, hoe dat wy nu gekomen sijn aen het Zandige Eyland, tot op een afstand van ontrent twee mylen, 't welk Oostwaerts legt (hoewel voor alsnog buyten ons gesigt) van de strekking der kust of streek lands, daervan de ontdekking een gedeelte onser Expeditie is; en dewyl van ons is gesien dat van verscheyde plaetsen rook opgegaen is, waeruyt met reden beslooten mag worden, dat het voorschreve Eyland, hoewel het sig zan- | |
[pagina 103]
| |
dig en dor vertoont, echter van menschen bewoond word; soo doet den President propositie, om aen geen versuym en negligentie schuldig te wesen, dat men van dese nacht sal af en aen houden met onse Scheepen, om in het aenkomen van den dag, met twee welbemande chaloupen, behoorlyk gewapend (opdat men, in cas van vyandelyke ontmoeting, in staet van defensie soude syn) naer land te vaeren, en aen de bewoonders alle vriendelykheyd betoonende, tragten te sien en te ondersoeken, wat deselve tot cieraed of tot iets anders dragen en gebruyken, alsmede, of daer eenige verversching van groente, boomvruchten of beesten by ruyling te bekomen syn. Waerop gedelibereerd synde, is hetselve met gemeene toestemming geapprobeerd en goedgekeurd; en voorts vastgesteld, dat beyde de chaloupen van 't Schip den Arend en Thienhoven met den dag sullen vertrekken, en dat de Africaansche Galey, tot dekking en bescherming (des noods) deselve chaloupen soo dicht aen land sal volgen als 't mogelyk en raedsaem is. - Aldus geresolveerd en gearresteerd in 't Schip en ten daege als boven. (was geteykend) Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal.’ | |
[pagina 104]
| |
een Paaschlander met desselfs vaertuyg aen ons boord, die gansch naekt was, sonder het minste deksel te hebben voor 't geene dat de eerbaerheyt weygert klaerder te noemen. Dit arm mensch toonde seer verblyd te syn van ons te sien, en verwonderde sig ten hoogsten over het maeksel van ons Schip, en 't geene hy daer ontrent aenmerkte, als de groote hoogte der masten, de dikte der touwen, de seylen, het canon, 't welk hy naeuwkeurig betastte, en voorts van alles wat hy sag, maer bysonderlyk ook wanneer syn aengesigt in een spiegel aen hem vertoond wiert, soo sag hy, met een schielyke terugtrekking van 't hoofd naer de achterkant van den spiegel, apparent om de oorsaek van die vertooning aldaer te sullen ontdekken. Na dat wy ons nu met hem en hy met ons, genoeg vermaekt hadden, stuurden wy hem in syn canoe weder naer land, begiftigd synde met twee blaeuwe snoeren coraelen om den hals, een spiegeltje, een schaertje, en andere diergelyke kleynigheden, daerin hy scheen bysonder behagen en genoegen te nemen. Maer wanneer wy dit land op een kleenen afstand genaderd waren, soo sagen wy onderscheydentlijk, dat de beschryving van het Zandige en Laege Eyland (sóó door Capitain William Dampier, volgens het verhael en getuygenis van Capitain Davis, als door den Journaelhouder Lionel Wafer, wiens Dag-Register van dese en andere ontdekkingen de gemelde Dampier door den druk heeft wereltkundig gemaekt, en als een voornaem ornament in syn eygen boek, begrypende alle syne land- en zeetogten, geinsereert) met onse bevinding in het minste deel niet gelykvormig was, | |
[pagina 105]
| |
nochte, dat hetselve dat land insgelyks niet konde wesen, dat de gemelde ondekkers getuygen 14 à 16 mylen van hen gesien soude syn, en sig uytstrekte buyten hun gezigt, synde een reeks van hoog land, en van 't welke den gedagten Dampier hetselve uytmeet en oordeelt te syn de hoek van 't onbekende Zuydland. Dat dit Paaschland het Zandige Eyland niet kan wesen, blykt hieruyt, omdat het zandige kleyn en laeg is: daer ter contrarie het Paaschland in syn omtrek bevat 15 à 16 mylen, hebbende op de Oost en Westhoek, die ontrent 5 mylen van den anderen afgelegen syn, twee hooge heuvelen, die langsaemelyk nederdaelen en op welkers vereeniging der vlakte nog drie à vier kleyne hoogtens syn, soo dat dit land van een tamelyke hoogte is, en verheven boven het bereyk van het geweld der Zee. Dat wy in den beginne, van een verder afstand, het gemelde Paasch Eyland als zandig hebben aengesien, daervan is dit de reden, dat wy het verdord gras, hooy, of andere versengde en verbrande ruygte voor soodanig hebben gedebiteerd, vermits desselfs uytterlyke vertooning geen ander denkbeeld konde veroorsaeken, dan van een ongemeene schraal- en magerheyd, en dat de ontdekkers daerom aen hetselve den naem van zandig hadden gegeven. Derhalven is uyt het geavanceerde ligt te besluyten, dat dit ontdekte Paaschland een ander land sal syn, en 't welk oostelyker legt, als dat land, dat een van de oorsaeken onser Expeditie is, of anders souden de ontdekkers in hunne berigten, soo mondeling als schriftelyk gedaen, heel faciel van leugen konnen overtuygd worden. | |
[pagina 106]
| |
8. -Hadden de wind Zuyden, Zuyden ten Oosten en Zuyd-Zuyd-West, met ongestadige gereefde marseyls koelte. Na het schaffen van de vroegkost sonden onse chaloup wel bemand en gewapend als ook de chaloup van 't Schip Thienhoven, naer den wal, welke, hunnen last verrigt hebbende, rapporteerden, dat de Inwoonders aldaer seer deftig gekleed waeren, met eenige stoffen van alderhande coleuren, en dat sy veel teykenen deeden, op dat men by hen aan land sonde komen, maer alsoo onse order was hetselve niet te doen, wanneer het getal der presente Indianen te groot mogte wesen, is sulks naegelaten. Vorders vermeynden eenige gesien te hebben, dat de Inwoonders silvere plaeten aen d'ooren hadden, en paerlmoere schelpen om den hals tot cieraad. Met Zons ondergank hebben wy op de rheede komende, tusschen de Schepen Thienhoven en de Africaansche Galey, die reeds geset laegen, op 22 vadem corael grond, en op den afstand van een kwart myl van de wal, ons anker laeten vallen, peylende de Oosthoek van het Eyland Oost ten Zuyden, en de Westhoek West-Noord-West van ons. | |
9. -Kwamen seer veel canoes aen de Scheepen: dese menschen toonden toen ter tyd haere groote begeerlykheyd, tot alles wat sy saegen, en waeren soo stout, dat sy de hoeden en mutsen der Matroosen van 't hoofd naemen, en sprongen met hun roof buyten boord,Ga naar voetnoot(*) want syn uytnemende goede swemmers, ge- | |
[pagina 107]
| |
lyk bleek, omdat er een menigte van Land naer de Schepen kwam toeswemmen. Ook is er een Paaschlander geweest, die uyt syn canoe het venster van de cajuit van de Africaansche Galey beklom, en op de tafel siende een kleed, daer deselve mede bedekt was, heeft, dat voor goeden pryse verklaard hebbende, daer mede de vlugt genomen, soo dat men bysonder moeste toesien, om alles wel te bewaren. Voorts is beraemd met 134 man een landtogt te doen tot ondersoek van 't gerapporteerde onser afgesondene. | |
10. -Vertrokken wy des morgens met drie booteq en twee chaloupen, bemand met 134 koppen, en alle gewapend met een snaphaan, patroontas en houwer: aen de wal komende, hebben de booten en chaloupen digt by den anderen, op hunne dreggen doen leggen, en tot bewaering van deselve daerin gelaeten 20 man, met waepenen als boven, doch de boot van de Africaansche Galey was nog gemonteerd met twee bassen voor op de boeg. Dit alles beschikt hebbende, syn wy, wel by den anderen, maer buyten orde van rang, getrokken over de klipsteenen, die aen de zeekant seer menigvuldig leggen, tot op het effen land of vlakte, wysende met de hand, dat de Inwoonders, die in menigte naer ons toekwaemen, souden wyken en ruymte maken. Hier gekomen synde, wierd het | |
[pagina 108]
| |
corps de bataille van alle de Matroosen der drie Scheepen geformeerd, de Commandeur, de Capitainen Koster, Bouman en Rosendaal aen 't front, yder voor syn eygen Scheepsvolk: welk corps, drie ryen dik, achter den anderen staende, gedekt wierd door de helft der soldaten onder het commando van den Heer Lieutenant Nicolaas Thonnar, uytmaekende de regter-vleugel, en de linker, bestaende uit de wederhelft der militairen, wierd opgevoerd door den Heer Martinus Keerens, vaandrager. Na dese gedaene schikking syn wy een weynig voort gemarcheerd, om aen eenige van ons volk wat plaats te geven, welke achter uyt waren, om sich te konnen rangeren, vervolgens halte houdende, ten eynde de achterste souden opkomen, soo is tot groote verwondering en buyten alle verwachting gehoord, dat er vier à vyf snaphaanschooten van agter ons syn gedaen, met een sterk geroep ‘'t is tyd, 't is tyd, geeft vuur,’ waerop, als in een oogenblik, meer dan dertig snaphaenen syn gelost, en de Indianen hierdoor gansch verbaest en verschrikt wordende, namen de vlugt, met agterlating van 10 à 12 dooden, behalven de gekwetste. De hoofden deser Expeditie, in 't front staande, beletten dat de voorste op de vlugtelingen vuur gaven, vraegende voorts wie order gegeven had om te schieten, en om wat reden hy daertoe bewoogen was geworden? Nae verloop van weynig tyd kwam de Onderstuurman van 't Schip Thienhoven by my, seggende, dat hy met ses man de achterste was, dat een van de Inlanders de tromp van syn snaphaen vatte om hem die te ontweldigen, welke hy terug | |
[pagina 109]
| |
stootte; voorts, dat een andere Indiaen het rokje van een Matroos poogde van 't lyf te trekken, en dat eenige der Inwoonders, siende onse tegenstand, steenen opraepten, met een dreygend gebaer om op ons te gooyen, waerdoor naer alle apparentie het schieten van myn kleyne troep veroorsaekt sal wesen, doch dat hy tot sulk geen ordere in het minste gegeven had: dan alsoo het nu geen tyd was om deswegen behoorlyke informatie te nemen, is hetselve gediffereerd tot betere gelegentheyd. Nae dat de verbaastheyd en schrik van de Inwoonders een weynig waren bedaerd, dewyle sy sagen dat men geen vervolg van vyandschap pleegde, en hen door teykenen te kennen gaf dat de gedoode met steenen op ons hadden gedreygd een aanval te willen doen; soo kwamen de Inwoonders, die altyd by en ontrent het front waren geweest, wederom by de Opperhoofden, en voornamentlyk een, die soo 't ons toescheen gesag over de andere voerde: want bevel gevende dat van alle kanten voor ons soude gehaeld en toegebragt worden alles wat sy hadden, bestaende in boomvrugten, aardgewas en hoenderen; soo wierd die last met eerbiedigheyd en buyging van 't ligchaam ontvangen en aenstonds gehoorsaemd, gelyk de uytkomst sulks bevestigde: want na verloop van een kleenen tyd bragten sy eene menigte van suykerriet, hoenderen, ubaswortelen en bananas; maer wy gaven aen haer door teykenen te verstaen, dat wy niets begeerden, dan alleen de hoenderen, synde ontrent 60 in 't getal en 30 bossen bananas, voor 't welke wy hun rykelyk de waerde betaelden met gestreept lynwaet, waermede sy toon- | |
[pagina 110]
| |
den wel vernoegt en voldaen te wesen. Wanneer wy nu alles naer behooren ondersogt hadden, en insonderheyd de stoffen en derselver coleuren, mitsgaders de ingebeelde silvere plaeten en paerlmoere schelpen, soo bevond men al hetselve vodden te wesen; te weten: dat haere dekkleeden om het lyf een veldgewas waren, 3 à 4 dik op den anderen genaeyd, doch net en sinlyk, welke stof (soo als men die in West-Indiën noemt) een soort van Piet is: voorts dat de aarde van 't land (gelyk wy op verscheyde plaetsen sagen) rood en geelachtig was, 't welk met water synde vermengd, sy alsdan hare kleeden daerin dompelen en weder laten droogen, 't welk blykt, omdat hun verfsel afgaet; want behandeld en betast wordende, soo vind men hetselve couleur aen de vingers, niet alleen door 't aenraeken van de nieuwe, maer selfs ook van de oude en versleetene. De geïmagineerde silveren plaeten waren gemaekt van den wortel van een aardgewas, gelyk men in Holland soude seggen, van dikke witte wortelen of peen: dit ooreiersel is rond, doch langwerpig, welkers diameter ontrent twee duymen bevat van de grootste circumferentie en van de kleynste anderhalve duym, zynde na gissing 3 duymen lank: om nu dese ingebeelde silveren plaeten tot een cieraed aen de ooren vast te maeken, soo moet men weten, dat de ooren deser menschen van de jeugd af, soodanig aen de lellen worden gerekt en het binnenste uytgesneden, dat de kleynste witte rondte door de opening van de oorlel gestoken synde, men alsdan tegens de grootste, die in deselve opening sluyt, van voren aen- | |
[pagina 111]
| |
siet. Wyders het paerlmoer, dat het hals-cieraed was, syn platte schelpen, van coleur als de binnenkant van onse oesters. Wanneer nu dese Indianen iets te verrigten hebben, en dat die oorhangsels door het heen en weder slingeren, haer hinderlyk zouden wesen, soo nemen sy deselve af, en trekken de opening van de lel boven over den zoom van 't oor, 't welck een vreemde vertooning tot lagchen maekt. Dese menschen syn wel geproportioneerd van ledemaeten, hebbende seer kloeke en sterke musculen, syn doorgaens groot van statuur,Ga naar voetnoot(*) en haer natuurlyke coleur is niet swart, maer bleek geel of delwagtig, gelyk wy sagen aen vele jongelingen, of, omdat die haere ligchamen met donker blaeuw niet beschilderd hadden, of, omdat sy van hooger staet synde, niet verpligt waeren tot den arbeyd der land- | |
[pagina 112]
| |
bouwery: ook hebben dese menschen sneeuw-witte tanden, en syn uytnemende sterk van gebit, ja selfs de oude en gryse, gelyk ons consteerde door het kraken van een groote en harde noot, welkers schaal dikker en vaster was, dan onse persik-steenen: het hoofdhair en baard van de meeste waren kort, doch andere hadden hetselve lang op den rug nederhangen of gevlogten, en boven op 't hoofd tot een tuyt gerold naer de wyse der Chineesen op Batavia, welke tuyt aldaer genaemd word condé. Wat de godsdienst deser menschen betreft, daervan heeft men geen volkomen kennis, wegens de kortheyd van ons verblyf, konnen bekomen, alleenlyk hebben wy opgemerkt, dat sy voor eenige bysondere hoog opgeregte steenenbeelden, vuuren aensteeken, en vervolgens op hunne hielen nedersittende met gebogen hoofde, brengen sy 't platte der handen te saemen, beweegende die op en nederwaerds. Dese steenen beelden hebben in 't eerst veroorsaekt, dat wy met verwondering aengedaen wierden: want wy konden niet begrypen hoe 't mogelyk was, dat die menschen, die ontbloot syn van swaer en dik hout om eenige machine te maeken, mitsgaders van kloek touwwerk, echter soodanige beelden, die wel 30 voeten hoog en naer proportie dik waren, hadden konnen oprigten: doch dese verwondering cesseerde met te ondervinden door het aftrekken van een stuk steens, dat dese beelden van kley of vette aarde waeren geformeerd, en dat men daerin kleene gladde keysteentjes hadde gestooken, die heel digt en net by den anderen geschikt synde, de vertooning van een mensch maekten; voorts sag men van | |
[pagina 113]
| |
de schouders nederwaerts strekken een flaauwe verheffing of uytsteeksel, dat de armen afschetste, want alle de beelden scheenen te vertoonen, dat sy met een lang kleed van den hals tot aan de voetzoolen omhangen waren. Hebbende op het hoofd een korf, daar opgestapelde witgeschilderde keysteenen inlagen.Ga naar voetnoot(*)
Wyders is 't voor ons onbegrypelyk geweest, hoe dese menschen hunne spyse kooken, want niemandGa naar voetnoot(†) | |
[pagina 114]
| |
heeft konnen merken of gesien, dat sy eenige aarde potten, pannen of vaten hadden: alleen is ons door 't gesigt gebleken, dat sy kuylen in de aarde met hunne handen graafden en daarin groote en kleyne keysteenen (want wy hebben geen andere soort van steen gesien) leyden; voorts gedroogde ruygte van 't veld getrokken en daarop gelegt hebbende, staken hetselve vervolgens in den brand, en, na verloop van weynig tyds, bragten sy een gekookt hoen (synde in een soort van biesen gewonden, heel sindelyk, wit en heet) aan ons om te eten, doch sy wierden door teykenen bedankt, alsoo wy andere besigheden genoeg hadden met op ons volk te passen, om deselve in goede orde te houden, op dat het geen moedwil soude aanregten, en ook, om in cas van disorde, niet overvallen te worden, want schoon dese menschen ons alle bewys van vriendschap betoonden, soo heeft de ondervinding van andere ons geleerd, dat men geen Indianen te veel moet vertrouwen, gelyk het Dag-Register van de Nassonsche Vloot behelst, dat sy, door de behulpsaamheyd der Inwoonders van Terra de Feu op eenmaal seventien man verloeren, als misleyd geworden synde door het presteren van goede officien.
Wy dan, op alles met de vereyschte aandacht geen ondersoek konnende doen, beslooten, dat sy groote uytgeholde keysteenen onder de aarde moesten hebben, die het water bevatten van 't geene sy voornemens syn te kooken,Ga naar voetnoot(*) dat sy vervolgens een | |
[pagina 115]
| |
overdek of welfsel van steenen maken, daerop hun vuur aensteeken, en dus, door de neerdrukkende hitte, hunne spyse murw en gaer kooken. Ook is 't seer aenmerklyk, dat wy niet meer als 2 à 3 oude vrouwen hebben gesien, aanhebbende een kleedje van de middel af tot beneden haere kniën, en een ander om de schouders geslagen, doch soo, dat de neerhangende borst-vellen bloot waren; maer jonge vrouwen en dochters kwamen niet te voorschyn, soo dat men te gelooven heeft dat de jaloesy de mannen bewogen sal hebben om deselve op een afgelegen plaats van 't Eyland te verbergen.Ga naar voetnoot(*) Hunne huysen of hutten | |
[pagina 116]
| |
syn sonder eenig cieraed, hebbende eene lenkte van 50 voeten en de breete van 15; de hoogte van 9, soo 't na gissinge toescheen: derselver wanden (gelyk wy sagen het geraamte van een nieuwe timmering,) syn eerst staeken, die in den grond gehegt en vast gemaekt worden, regt op staende, aen welke andere lange houten, die ik latten noem, 4 à 5 hoog, gebonden zynde, als dan het geraemte van 't gebouw vertoonen: de openingen nu, die alle langwerpige vierkanten syn, worden gestopt en toegemaekt met een soort van biesen of lang gras, 't welk sy seer dik op malkander leggen, en aen de binnenkanten met touwwerk ('t geene sy van seker gewas, Piet genaemd, heel aardig en konstig weten te maken, en voor onse dunne touwen niet behoeft te wyken) binden; soo dat sy voor wind en regen immers soo wel beschut syn, als die de rietdacken in Holland bewoonen.
Dese hutten hebben niet meer als eene ingank, die soo laag is, dat men kruypende op de kniën daerin gaet, synde boven rond als een voute of verwelfsel, hoedanig ook het dak van form is. Den ganschen huysraed, die wy vooraen gesien hebben (want dese lange hutten scheppen geen ander daglicht als door desselfs ingank, alsoo deselve van | |
[pagina 117]
| |
vensters ontbloot en rondom digt geslooten zyn) waren matten voor hun vloertapyt, en een groote keysteen, waervan er veele laegen, voor een oorkussen: voorts, soo hadden sy romdom haere hutten seer kloeke geslepen keyen, welks breete drie à vier voeten was, bysonder net en effen nevens den anderen gevoegd, en die, naer ons oordeel, hun verstrekten voor een stoep, om in de avond-koelte, daer te sitten en te praeten: en om een besluyt van dese hutten te maeken, resteert alleen te seggen, dat wy, aen den kant van onse landing, niet meer dan 6 à 7 hutten gesien hebben, waeruyt vastgesteld soude konnen worden, dat alle de Indianen van 't geene sy besitten een gemeen gebruyk nemen, want de grootheyd en het weynige getal der hutten geven te kennen, dat veele te samen in een hut woonen en slapen; maer of men daerom tot de gemeenschap der vrouwen onder hen sou mogen besluyten, soo soude het selve, als geen onvermydelyk gevolg synde, van ligtvaerdigheyd en kwaadspreking te beschuldigen syn. Wat eyndelyk hunne Vaertuygen betreft, die syn slegt en swak ten opsigte des gebruyks; want hunne canoes syn te samen gevoegd van menigvuldige kleyne plankjes en ligte inhoutjes, die sy konstig aen den anderen vast naeyen met heele fijne gedraayde toukens, gemaekt van het hierboven genoemde veldgewas Piet; maer dewyle hun ontbreekt de kennis en voornamentlyk de stoffe, om het groote getal der naeden van de canoes te kalefaten en digt te maken, soo syn deselve seer lek, waerdoor sy genootsaekt worden de helft des tyds met hoosen door te | |
[pagina 118]
| |
brengen: voorts syn haere canoes ontrent 10 voeten lank, behalven de hooge en scherp toeloopende stevens: derselver breete is, dat sy met geslooten beenen daer even in konnen sitten om voort te scheppen. Om nu aan de andere syde van 't Eyland te gaan, waertoe de Konink of Overste ons noodigde, als synde de voornaemste plaats van hunne landbouwery en fruytboomen, vermits alle het geene sy ons toebragten van dat oord gehaald wierd; soo is sulks niet raedsaem geoordeeld, omdat de Noordelyke wind, welke begon op te koelen, onse anker-plaets tot een lager wal maekte, te meer, dewyl wy weynig volk aen de Scheepen hadden, die onse hulp van nooden mogten hebben, ingeval de wind sterk door waayde; daer en boven de booten en chaloupen met volk opgepropt synde, souden alsdan aen boord niet hebben konnen komen, of door de sterke branding op de wal, of door de onmogelykheyd van het op te roeyen: derhalven is goed gevonden in orde af te trekken, gelyk aenstonds werkstellig uytgevoerd is. Aan boord synde, hebben wy geresolveerd om nog een honderd mylen regt West te seylen, opdat wy, dus doende, onse Instructie en de daerop getrokkene Resolutie in alle deelen promptelyk souden nakomen; doch dat men alvorens een kleyne Kruystogt sal doen Oostwaerts heen, om te ondersoeken, of men het Laeg en Zandig Eyland soude konnen ontdekken; want in cas van ja, soo soude onse eerste kruysing in de Zuyd-Zee noodwendig, als desselfs eynde bereykt hebbende, moeten cesseeren: welke Resolutie van desen inhoud is: | |
[pagina 119]
| |
‘Raads Vergadering der Hoofden van de drie in compagnie seylende Scheepen, gehouden aan 't boort van 't Schip den Arend, soo als de Landtogt was geëxpedieerd en volbragt met drie booten en twee chaloupen, wel gewapend en bemand. | |
Vrijdag den 10 April 1722.‘Den President de Hoofden deser Expeditie geconvoceerd hebbende, ten eynde een ygelyk soude avanceeren syn sentiment en oordeel, concerneerende dit nieuw gevonden Eyland, of namentlyk door de ontdekking van dien soude konnen geacht worden, dat de Resolutie van den tweeden deser, by desen Raede beraemd en gearresteerd, punctueel soude syn geobserveerd en voldoen: dan of men ter contrarie nog honderd mylen onse cours Westwaerts sal vervolgen, (omdat dit ontdekte land, synde van ons genaemd het Paasch Eyland, alsoo hetselve op Paaschdag ontdekt en gesien is) niet gesegt kan worden, een kleyn, laeg en zandig Eyland te wesen, als bevattende in syn omtrek sestien Duytsche mylen, en van een tamelyke hoogte, hetwelk 8 à 9 mylen van ons afgelegen was, wanneer het zeyn van de Africaansche Galey gedaen wierd, dat hy land sag; vermits dese verheyd met sekerheyd beslooten mag worden, aengesien wy den ganschen volgenden dag met een slappe koelte van nooden hadden, om tegen den avond, op een afstand van ontrent twee mylen, het selve op sy te hebben: alsmede, soo kan het voorschreve land niet zandig genoemd worden, | |
[pagina 120]
| |
dewyle wy het selve niet alleen niet zandig, maer integendeel uytnemend vrugtbaer bevonden hebben, voortbrengende bananas, pataddes, suykerrict van bysondere dikte, en veele andere soorten van aardvrugten; doch gedestitueerd van groote boomen en vee, behalven hoenderen. Sulks dit land, wegens syne vette aarde en goede lugt-streek, tot een aardsch Paradys te maeken is, indien hetselve behoorlyk wierd gecultiveerd en bearbeyd, 't geen nu alleen gedaen werd, naer mate dat de Inwoonders benoodigd syn tot onderhoud des levens. Wyders, soo is het ook gansch oneygen aan dit ontdekte land de naem te geven van een reeks van hoog land, wanneer men al onderstelde, dat men by ongeluk het Laeg en Zandig Eyland was voorby geseyld sonder hetselve te sien, hetwelk niet apparent is, omdat onse cours soodanig gerigt was, dat men hetselve onvermydelyk in 't gesigt soude hebben gekregen, ingeval dit Paasch Eyland dat land is, 't welk beschreven word te syn een reeks van hoog land. Derhalven soo mag men met goede reden besluyten, dat dit Paasch Eyland een ander land is, dan hetgeene dat wy soeken, en een gedeelte van onse kruystogt uytmaekt, aengesien de requisiten deficiëren, die aen dat land, hetwelk wy hoopen te ontmoeten, eygen syn. Sulks hy President dezen Raede in consideratie geeft alle het boven gementioneerde, om sich van derselver sentimenten te dienen, soo 't behoort.
Waarop aendagtelyk gelet en alles rypelyk overwogen synde, is eenstemmig als indisputabei geoordeeld, | |
[pagina 121]
| |
dat het bovengemelde Paasch Eyland in 't minste niet voldoet de beschryving van een reeks van hoog land, als maer synde van eene gemeene hoogte, alweer ook volstrekt onmogelyk fijne metalen souden konnen groeyen, gelyk de ondervinding door oculaire inspectie ons geleerd heeft, dat de Inwoonders daarvan ontbloot syn, en alleen tot deksel en cieraed gebruyken seker veld-gewas, dat sy drie of vier dik voor warmte en sterkte heel aardig en net aen een weten te naeyen: voorts tot ciersel eenige vederen van hoenders of vogelen (welke laetste nogtans seer weynig syn gesien) tot een krans te samen gevlogten op hunne hoofden, en het beschilderen van haar aangesigt als ook andere deelen des ligchaems met een regelmaetige proportie in de afteykening, soo dat de eene syde des lyfs conform de andere is, alsmede eenige platte schelpen tot hals-cieraed, en de uytgesnedene oorlellen met een soort van wortelen (onse witte peen gelykformig) gevuld, voor oppronking der ooren. Wyders, dat wy ook niet gesien hebben het kleyn, laeg en zandig Eyland, het welk de voorbode en 't waere teyken moet syn van dat land, hetgeene wy soeken; oversulks is met eendragtige bewilliging goedgevonden en vastgesteld, dat men by den cours van West sal continueeren op de Zuyder polus hoogte van 27 graden, tot wy nog een honderd mylen sullen hebben afgeseyld, en daer gekomen synde, dan verders ons te reguleeren naer het geene behoort gedaen en uytgevoerd te worden. Aldus geresolveerd in 't Schip en ten daege als boven. (Was geteykent) Jacob Roggeveen, | |
[pagina 122]
| |
Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal.’
Dese resolutie dus voltrokken en geteykend synde, heeft Capitain Jan Koster, discourswyse geavanceerd, dat heel faciel en gemakkelyk te ondersoeken soude wezen, of het boven gementioneerde Paasch Eyland, dat land waerlyk is, 't welk wy beoogen en daer wy onse cours naer gedirigeerd hebben, indien wy maer een kleyne Kruystogt ondernamen van 12 mylen Oostwaerds te seylen, en dat de Scheepen twee mylen van den anderen afgesonderd synde, alsdan sekerlyk soude komen te consteeren, ingeval wy een laeg en zandig Eyland ontdekten, dat na waerheid het voorsz. Paasch Eyland, dat land is, hetgeene wy betracht hebben te ontdekken: En in cas wy geen gesigt van het gemelde Zandig Eyland kregen, dat dan ook het voornoemde Paasch Eyland noodwendig een ander land is, (schoon hetselve in onse vaerweg legt) als waertoe onse Expeditie is gerigt. Voorts dat men, het Zandig Eyland ontdekkende, de cours Noordelyker soude konnen stellen, om de passaet-wind vaster en sterker te krygen, tot bevordering van onse tweede onderneming en Kruystogt; dewyle de eerste door de ontmoetinge van 't voorschreve Zandige Eyland soude komen te cesseren en op te houden. Alle hetwelke overwogen synde, is het selve met gemeen advys goedgevonden en vastgesteld. Aldus geresolveerd en geconcludeerd in 't Schip en ten dage van de bovenstaende Resolutie. (Was ge- | |
[pagina 123]
| |
teykent:) Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal. | |
11. -Was de wind dien dag Noord-Noord-West en Noord-West, met een marseyls koelte en hooge zee: setten het plegt-anker af, en streeken de groote en fokke-rheeden omlaeg. Omtrent het vierde glas van de eerste wagt brak het dagelyksch touw van 't Schip Thienhoven, en toegeroepen synde of hy hulp van nooden hadde, antwoordde neen. | |
12. -Brak met het aenkomen van den dag het dagelyksch touw van de Africaansche Galey, door welk ongeluk beyde die Scheepen soo na aen de wal waeren genaederd, eer sy voor een ander anker vast lagen, dat, indien sy doorgedregt, of het touw andermael gebrooken hadde, noodsaekelyk schipbreuk souden geleden hebben; want tyd mankerende om de seylen by de wind te rukken, soo sou het Schip of Scheepen door de wind en de aenrolling der Zee tegen de klippen hunne totale ondergank gevonden hebben. Dit gevaer van de andere Scheepen was de oorsaek dat wy besloten, om een spring op ons touw te steken, de seylen by te setten om slagvaerdig te vallen, dan te kappen, en dus het schip van laeger wal en ons selven tragten te salveren: ten welken eynde wy onse gestreeke rheeden weder om hoog setten, opdat men vaerdig ter uytvoering soude syn, wanneer de nood sulks vereyschte; doch de wind van het Noord-Westen met een regenbuy West loopende, bevrydde ons van dit extreme middel. Wy ligten derhalve gesamentlyk onse ankers en gingen | |
[pagina 124]
| |
onder seyl: met Zons ondergank peylden de Oosthoek van 't Eyland Zuyd-West ten Zuyden, en de Westhoek Zuyd-West ten Westen 6 mylen van ons, daer het bestek van begint. | |
13. -Hadden de bevonde Zuyder breete van 27 graden 7 minuten, en de gegiste lenkte van 265 graden 56 minuten, de gekoppelde cours was Zuyd-Oost 4½ myl, de wind tusschen het Noord-Noord-Westen en het Zuyden ten Oosten, met ongestadige koelten en regenbuyen. Naer dat wy nu het Paasch Eyland West ten Noorden van ons peylden, stuurden wy regt Oost aan, synde alstoen seer klaer en helder weder; hebbende het land soo verre agteruyt, dat het naauwlyks van steng konde beoogd worden, echter continueerden wy nog 3 mylen voort te seylen, om in alle deelen aen de grootste afstandigheyd tusschen het Zandige en het Paasch Eyland te voldoen; maer hetselve niet ontdekkende, resolveerden wy te wenden om onse reys westwaerds te vervolgen. Deeden derhalven zeyn aen ons geselschap om van cours te veranderen en West te stuuren, vaststellende, dat onse hoope door eene goede ontdekking in 't kort voldaen soude worden met eene hoog en wyd uytgestrekte landstreek. | |
[pagina 125]
| |
der, doch de lucht dik, donker en nevelachtig; hadden 1 graad 51 minuten Noord-Ooster miswysing. | |
17. -Hadden volgens onse hoogmeting, de Zuyder breedte van 27 graden 15 minuten, en de gegiste lenkte van 261 graden 55 minuten, de gekoppelde cours was West-Zuyd-West, de wind tusschen het Noord-Westen en het Westen, met een slappe bramseyls en ook marseyls koelte en goed weder. Onse miswysing was 55 minuten Noord-Oostering. | |
[pagina 126]
| |
4 minuten, de gegiste lenkte 259 graden 35 minuten, de cours West, de wind Oost, Zuyd-Oost en Oost, met een bramseyls koeltje, ook een slap luchtje, en een swaere hooge zee uyt het Zuyden: seer goed en klaer weder. Saegen twee pylstaerten en een meeuw. | |
20. -Dreeven meest van stilte, doch omtrent de dag-wagt kregen een slap luchtje uyt het Zuyd-Oosten. Hadden des middags de Zuyder breete van 27 graden 1 minut volgens onse hoogmeeting, en de gegiste lenkte van 259 graden 11 minuten, de cours was West met een krachtige hooge aenrolling der Zee uyt het Zuyden, doch echter seer aengenaem weder. | |
21. -Bevonden ons met Noorder Zon op de breete van 27 graden 1 minuut Zuyd, en op de gegiste lenkte van 257 graden 5 minuten, de cours was West, de wind Zuyd-Oost en Oost, bramseyls en marseyls koelte met regenbuyen, een hooge zee als boven. Ontrent Zons opgank is zeyn gedaen, ten eynde de Capitainen, benevens hunne Opperstuurluyden aen 't boord van den Commandeur souden komen om Raadsvergadering te houden, en voorts te helpen beraemen wat cours in het toekomende behoorde vastgesteld en geobserveerd te worden. Na het scheyden van de Vergadering, is des middags Noord-West gestevend, synde als toen klaer, fris weder, en de inhoud van welke Resolutie het volgende bevat: doch alvorens daertoe te komen, moet ik met weinig woorden noteeren, dat men sich ten hoogsten te verwonderen heeft, | |
[pagina 127]
| |
van menschen te vinden, die glory stellen om naemrugtig te wesen door het gemeen maeken hunner schriften met den druk, waerin sy de opgepronkte leugen gankbaer soeken te maeken voor suyvere waerheyd, gelyk consteert aen eenen soogenaamden Capitain Davis, Wiljam Dampier en Lionel Wafer, soo als denselven Dampier in syne Reys-Beschryvingen verhaelt, folio 266, en in de beschryving van de landengte van America folio 84, door den gemelden Wafer beschreven, en met welk juweel den gemelden Dampier syn boek orneert en verciert; want aengesien wy geen land van Copayapo westwaerds tot op een afstand van 658 mylen, daer wy ons heden bevinden, ontdekt hebben, dan het Paasch Eyland; soo volgt dat hetselve de kust is van 't onbekende Zuydland, naer 't oordeel van den gedachten Dampier, steunende op het getuygenis van Davis als desselfs ontdekker, en strekte Noord-West buyten het gesigt; 't welk nochtans de voorsz. Wafer bepaelt op 14 à 16 mylen, doch beyde getuygende, dat hetselve hoog land was. Wanneer nu het genarreerde vergeleken wordt met onse bevinding, soo resteert niet anders te seggen als dat dese drie, (want sy waeren Engelschen) soo wel roovers van de waerheyd, als van de goederen der Spanjaerden, syn geweest. ‘Raad der drie in Compagnie seylende Scheepen, gehouden aan 't boord van 't Schip den Arend, present Mr. Jacob Roggeveen, President: mitsgaders alle de Capiteynen en Opperstuurluyden op deselfde Scheepen bescheyden. | |
[pagina 128]
| |
Dingsdag den 21 April 1722.‘Den President proponerende, hoe noodsakelyk het was, om van onsen voor desen vastgestelden cours te veranderen en een ander te beraemen, aengesien wy volgens de gemiddelde lenkte der drie Scheepen, ons bevinden van Copayapo, gelegen op de kust van Chili, regt West aen, op de polus hoogte van 27 graden besuyden den Evenaer, geseylt te hebben eene verheyd van 658 mylen, oversulks dat men met alle sekerheyd mag besluyten, dat de Instructie van onse Heeren Principalen, als het rigtsnoer onser Expeditie, en de Resolutien van den 2 en 10 deser, ingevolge deselve Instructie getrokken en beraemd, gansch stiptelyk en rykelyk syn voldaen en naegekomen: derhalve dan, dewyle onse eerste Kruystogt in de Zuyd Zee cesseert, soo is 't ten hoogsten noodig, dat men een gereguleerde cours vaststelle, om onse tweede Kruystogt exactelyk te konnen uytvoeren, bestaande hierin, dat men van onse tegenwoordige gegiste standplaatse soodanigen cours sal eligeeren als 't behoort, ten eynde om het Honden Eyland te beseylen, leggende volgens de route van Capitain Willem Cornelissen Schouten, 925 mylen van de vaste kust van Chili, en op de Zuyder breete van 15 graden 12 minuten. Wyders, wanneer wy daer gekomen sullen syn, of men als dan niet regt West behoorde te stuuren om het Eyland Zonder grond te ontdekken, gelegen op de hoogte van 15 graden ofte 15 graden en 15 minuten bezuyden de middeliyn, en van 't voorschreve Honden Eyland ontrent honderd mylen, alwaer hy | |
[pagina 129]
| |
Capitain Schouten slegt en effen water gevonden heeft en geen holle deyningen uyt den Zuyden, gelyk hy getuygt, gehad, en wederom (na ontrent 140 mylen in slegt water voortseylende) holle deyningen van het Zuyden, gekregen te hebben. Sulks dat onse Kruystogt alhier gerigt moet syn om te ondersoeken wat de waere oorsaek van dit effen water is; en by gevolg of die uytwerking niet vloeyt door een tusschen beyde leggende landstreek, en om daervan by ondervinding versekerd te syn, wat cours tot ontdekking van dien vereyscht soude worden te moeten stevenen. Verders proponeerde hy President, of (aengesien wy een lange Kruystogt te doen hebben, en dat het onseker is, dat men eenig land ontdekken sal) de goede voorsorge niet dicteert en vereyscht, om rantsoen van drinkwater te geven, te weten, een kan van 10 mutskens daegs voor yder man; als mede, dewyl onder het volk gebrek van tabak begint te ontstaen, of men alle maenden aen yder man niet behoorde uyt te deelen een pond tabak, synde van de Heeren Bewinthebberen als een geschenk voor het volk ten dien eynde mede gegeven. Alle hetwelke met aendacht overwogen, en de Zee-Kaerten deswegens nagesien synde, soo is met unanimiteyt van stemmen goedgevonden en verstaen, dat men met Noorder Zon Noord-West sal boegen, tot wy gekomen sullen wesen op de Zuyder polus hoogte van 15 graden 12 minuten, en dan regt West aen om het Honden Eyland in 't gesigt te krygen; daer synde, de cours van West te continueeren, doch soodanig, dat men ontrent 100 mylen afgeseyld hebbende, zich | |
[pagina 130]
| |
bevindt op 15 graden, ofte 15 graden en 15 minuten, Zuyder breete, alwaer het Eyland Zonder grond geplaatst is, en het effen water syn beginsel heeft: voorts is vastgesteld alhier stand te houden, om de coursen als dan nader te reguleeren, 't sy Zuyden, Zuyd-Zuyd-West of Zuyd-West, soo als men sal bevinden te behooren. En eyndeling wat de uytdeeling van 't randsoen van water, als mede van de verstrekking van tabak aan het volk concerneert, soo is het selve met gelyke toestemming van alle goedgekeurd. Aldus geresolveerd en gearresteerd in 't Schip en ten daege ut supra. (Was geteykend) Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal, Jacob van Groeneveld, Cornelis van Aelst, Willem Willemsen Espeling en Jan Juriaansen de Roy.’ | |
22. -Hadden ingevolge onse hoogmeting, de Zuyder breete van 25 graden 46 minuten, en de gegiste lenkte van 255 graden 41 minuten, de cours was Noord-West, de wind van 't Oosten tot het Noorden ten Oosten, bramseyls en ongestadige koelten, des nachts regenvlaegjes, voorts goed weder. Van daeg in de voormiddag is een matroos overleden, zynde de vierde. | |
23. -Was de bevonden polus hoogte 25 graden 6 munuten bezuyden den AEquator, en de gegiste lenkte 255 graden 30 minuten, de gekoppelde cours Noorden ten Westen, de wind van 't Noorden tot het West-Zuyd-Westen, met ongestadige koelten, regenbuyen en een harde travaad uyt het Westen, doch duurde niet lang. | |
[pagina 131]
| |
24. -Kregen in het 5de glas van de tweede of honde-wngt een sterke travaad uyt het Zuyd Westen: hadden met Noorder Zon de bevonde Zuyder breete van 23 graden 53 minuten, en de gegiste lenkte van 254 graden 21 minuten, de gekoppelde cours was Noord-West ½ Noord, de wind van het Westen tot het Zuyd-Oosten, met ongestadige koelten, echter goed weder. Vertrouwen met het ondergaen van de Zon, den Tropicus Capricorni, of de Zonne keerkring van den Steenbok te passeeren. Naer het uytwysen van eene avond-peyling bevonden 1 graad 56 minuten Noord-Ooster miswysing van 't Compas. | |
25. -Gisten des middags te syn op de breete van 21 graden 59 minuten bczuyden de AEquinoctiaal, en op de lenkte van 252 graden 17 minuten, de cours was Noord-West 40 mylen, de wind Zuyd-Zuyd-Oost en Zuyd-Oost, met een sterke doordringende marseyls koelte en een swaere hooge Zee uit het Zuyd-Zuyd-Westen, goed weder, maer een betooge lucht. | |
26. -Hadden de bevonden Zuyder polus hoogte van 20 graden 40 minuten, en de gegiste lenkte van 250 graden 21 minuten, de cours was Noord-West, de wind Oost-Zuyd-Oost en Zuyd-Oost, met een styve marseyls koelte en hooge rolling der Zee uyt het Zuyd-Zuyd-Westen, soo dat met goede reden soude konnen gevraegt worden, waerom dese Zee, by uytnementheyd boven andere, de naem voert van Mare Pacificum of Vreedsame Zee? Indien nu geantwoord wordt, dat desselfs denominatie afkomstig is van haere werking, aengesien dit oord der Wereld van onstuimige | |
[pagina 132]
| |
en harde stormwinden niet ontrust noch periculous bevonden werd; soo is de replyk, dat die benaming met meerder regt aen de AEthiophische Zee te appropriëren is: want van Cabo de bona Esperança naer de middellyn seylende, soo sal men van de 30 tot de 5 graden Zuyd (hoedanig dese dus genaemde Vreedige Zee bepaeld wordt) geen stormen ontmoeten; daer en boven sal men door een swaere en hoog op eenloopende Zee uyt het Zuyden of Zuyd-Westen niet geschokt en geslingerd worden, gelyk de ondervinding ons ten vollen overtuygt.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 133]
| |
29. -Hadden met Noorder Zon de bevonde Zuyder breete van 17 graden 27 minuten, en de gegiste lenkte van 246 graden 55 minuten, de cours was Noord-West, de wind Zuyd-Oost en Oost-Zuyd-Oost, niet een slap bramseyls koeltje: goed weder. | |
30. -Bevonden des middags onse breete te syn 16 graden 47 minuten Zuyd, en de gegiste lenkte 246 graden 3 minuten, de cours was Noord-West, de wind Oost-Zuyd-Oost en Zuyd-Oost, met een slap koeltje en goed weder. Sagen in de voormiddag een seer kleyn schildpadje en veel meeuwen, die wy in ettelyke dagen, noch ook andere soort van vogelen niet gesien hadden. Naer het uytwysen van een morgen-peyling der Zon, bevonden de Noord-Ooster afwyking van het Compas te wesen 2 graden 4 minuten. |
|