Dagverhaal der ontdekkings-reis
(1838)–Jacob Roggeveen– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
stil met een dicken benevelden hemel, somtyts stofregen, dog de koude seer getempert. | |
2. -Kregen goed weder met warmte, soo dat wy hoopten des namiddags de hoogte der Zon te sullen bekomen, dog deselve niet helder doorbreekende moesten ons met de gissing vergenoegen, dewelcke was 53 graden 53 minuten breete, besuyden d'AEquinoctiaal en de lenkte 291 graden 10 minuten, de cours Noord-Noord-Oost 4½ myl, de wind Zuyd Zuyd-West, meest stil en een labberkoeltje. | |
4. -Deden des middags zeyn aan de Africaansche Galey om de compassen te verleggen van 15 op 10 graden Noord-Ooster miswysing: gisten te syn op de Zuyderbreete van 51 graden 8 minuten en op de lenkte van 293 graden 3 minuten, de cours was Noord-Oost 22½ myl, de wind Zuyd-West, Noord-West, wederom Zuyd-West en West-Zuyd-West, met een slappe en bramseyls koelte, een dicke donkere lugt en somtyts stofregen, soo dat wy seer verlangen naer helder en klaer weder, om dat het tyd wordt Noord-Oost te boegen, ten eynde wy door de opdoening van 't land souden verkent worden. | |
[pagina 73]
| |
graden 58 minuten, de cours was Noord-Noord-Oost ⅔ Oost 38 mylen, de wind Zuyd-West, Noord-West en West-Zuyd-West, met een frisse doordringende bramseyls koelte, goed weder, maer doncker en nevelachtig. | |
6. -Kregen des middags eene ruime hoog-meeting der Zon, en bevonden te syn op de Zuyderbreete van 47 graden 30 minuten, en onse gegiste was 19 minuten Zuydelyker: hadden de lenkte van 296 graden 21 minuten, de gekoppelde cours is geweest Noord-Oost ½ Noord 22 mylen, de wind West-Noord-West en Noord-West, een labber en bramseyls koeltje met een dikke betooge lugt. In de naemiddag wierd getwyfeld of men land sag, soodat wy met het opsetten van de eerste wagt wendden, om met het begin van de hondewagt het weder naer de wal te leggen. | |
7. -Was onse gegiste Zuyderbreete 47 graden 10 minuten, en de lenkte 296 graden 33 minuten, de gekoppelde cours Noord-Noord-Oost 5 mylen, de wind Noorden, Noord-Noord-Oost, en Noorden ten Oosten, bramseyls en gereefde marseyls koelte met een dicke donkere lugt, steurende digt by den wind, dan om de West, dan om de Oost, nae den loop des winds: met Zons ondergank kregen eene ruwe peyling, welke was 11 graden 15 minuten Noord-Oost; soo als de eerste wagt opgeset wierd, leyden wy het wederom van de wal, en met het begin van de honde-wagt daer nae toe. Voorts goed weder en getemperd koud, gelyk doorgaens gehad hebben, sedert wy de 55 graden Zuyderbreete gepasseert waeren. | |
[pagina 74]
| |
8. -Bevonden ons op de polus hoogte van 46 graden 25 minuten besuyden de middellyn en op de gegiste lenkte van 297 graden 23 minuten: de gekoppelde cours was Noord-Oost ½ Noord; de wind Noorden ten Oosten, Zuyd-West en West, marseyls en gereefde marseyls koelte, uytnemend schoon fris en helder weder, soo dat het land ('t geene wy waenden gesien te hebben, wanneer de kimmen seer dik benevelt waren) geheel verdweenen is; egter blyft vastgesteld Noord-Oost te boegen tot de eerste wagt, om dan, gedurende den nagt, volgens de strecking van de Chilische kust te sturen. De Zon des avonds in 't ondergaen gepeylt hebbende, bevonden de miswysing van het Compas te syn 11 graden en 44 minuten Noord-Oost. | |
9. -Was de bevonden Zuyderbreete 44 graden 41 minuten, en de gegiste lenkte 298 graden 40 minuten; de gekoppelde cours Noord-Noord-Oost ½ Oost, de wind West en Zuyd-West, bramseyls, marseyls en wederom bramseyls koelte, met bysonder schoon, warm, fris en helder weder. Volgens eene morgen-peyling hadden wy 10 graden 48 minuten, Noord-Ooster miswysing. | |
[pagina 75]
| |
waaruyt presumeerden niet verre van land te wesen. Bevonden door een avond-peyling, dat de Noord-Ooster miswysing was 11 graden nul minuten. | |
12. -Waren volgens der Zons hoogte op de breete van 40 graden 30 minuten besuyden de AEquinoctiaal, en op de gegiste lenkte van 303 graden 55 minuten, de gekoppelde cours was Noord Oost, de wind Zuyd-Oost ten Zuyden, West-Noord-West en Zuyd-West ten Westen, met stilte, en labber en bramseyls koeltje. Sagen een menigte van potskoppen en veele zee-robben, doch geen land, waar over ons verwonderden, om dat wy, volgens het uytwysen van sommige Zee-Kaarten, meer dan honderd mylen over land geseylt hadden, en volgens andere Fransche Kaarten, die de vaste kust van Chili Oostelyker plaatsen, heden met ons bestek bynae aen land syn. Sulx wy geresolveert hebben by dag regt Oost te boegen en by nagt af en aen te houden, om het Eyland La Mocha niet te passeren, alsoo de noodsaeklykheid vereyscht, indien 't mooglyk is, aldaer een goede quantiteyt van erwten of boonen te bekomen, omdat onse medegenomen erwten seer vuurig syn, en die | |
[pagina 76]
| |
na verloop van vyf of ses maanden geheel oneetbaer sullen wesen. Dit etmael meest dik en donker weder. | |
14. -Wierd met der Zons opkomste geroepen dat vooruyt land was: waarop aen de Africaansche Galey zeyn gedaen is; doch kort daer nae, door de opkomende nevelen het gesigt van hetselve verlooren hebbende, begon de Zon met het 6de glas van de voormiddag-wagt door te breken, soo dat wy een helderen en klaeren hemel krygende, het land seer onderscheydentlyk konden sien op de distantie van 9 mylen, en het dieploot werpende bevonden ons 110 vademen waters met eene groenachtige steckgrond. - Des middags peylden de Noordelykste hoek van de Rivier Baldivia Oost ten Zuyden 8 mylen van ons afstandig, als wanneer wy ons bevonden op de Zuyderbreete van 39 graden 27 minuten, en op de gegiste lenkte van 307 graden 42 minuten: staende met ons bestek ontrent eene graad en dertig minuten op het land, volgens eenige Fransche Kaarten, die geagt moeten worden de beste te syn, omdat sy de kusten van Chili en Peru langentyd bevaeren hebbende, daerdoor in staat syn geweest om goede en naauw keurige waernemingen te konnen doen: De koers was- | |
[pagina 77]
| |
Oost, de wind Zuyd-West, Zuyden en Zuyd-Zuyd-Oost met een bramseyls en gereefde marseyls koelte; stuurden langs de strecking van den wal op den afstand van tusschen de 3 à 4 mylen. Ontrent het 8ste glas van de agtermiddag-wagt deden zeyn om de Officieren van de Africaansche Galey aen ons boord te hebben, ten einde met deselve te overwegen, of men het Eyland La Mocha soude aendoen, om te sien, of men aldaer eene goede quantiteyt erwten of boonen konde koopen, en dus suppleren het gebrek dat wy ontrent onse erwten hebben, die seer slegt en vuurig syn, en nae verloop van eenige maanden oneetbaar: Voorts om andere reden meer in de Resolutie breeder te extenderen. Eyndelyk dat men by de wind af en aan soude houden tot het doorbreken van den dag, om La Mocha niet voorby te loopen. Hadden de diepte van 20 vademen cingel grond, synde kleyne steentjes of keytjes, niet bekwaem om te ankeren. De Resolutie behelst het volgende: ‘Breeden Raad der twee in compagnie seylende Scheepen, gehouden aan 't boord van 't Schip den Arend, present Mr. Jacob Roggeveen, President, Capitain Jan Koster, voerende het voorschreve Schip den Arend, Capitain Roelof Rosendaal, commanderende op het Schip de Africaansche Galey, Jacob van Groenevelt, eerste, en Cornelis van Aelst, tweede Opperstuurman, beyde dienst doende op 't Schip den Arend; | |
[pagina 78]
| |
Jan Juriaanse de Roy, Opperstuurman op de Africaansche Galey; Steven de Wit, eerste, en Frans Strooker, tweede Onderstuurman, mede te samen bescheyden op 't Schip den Arend; Jan Bos, Onderstuurman op de Galey; Hermanus van den Emster, Hoogbootsman, en Hendrik Brouwer, Constapel, beyde varende op het voornoemde Schip den Arend; Jonas Stangenberg, Hoogbootsman, en Jan Corf, Constapel, beyde op de Africaansche Galey dienst doende. | |
Saturdag den 14 February 1722.‘De bovenstaande persoonen in Raede sessie genomen hebbende, heeft de President geproponeert, hoe hoognoodig het was, om aan de intentie van Haar Edele Agtbaere de Vergadering van Thienen, representerende de Generale geoctroyeerde Nederlandsche West-Indische Compagnie, te konnen voldoen, te weten: dese Expeditie en Kruystogt in de Zuyd-Zee, ter ontdecking van onbekende Landen, sonder eenig gebrek of verhindering uit te voeren: dat men tot dien eynde het Eyland La Mocha, leggende na gissing 10 à 12 mylen Noordelyk van ons af: behoorde aantedoen, om ons aldaer te voorsien van eene goede quantiteyt erwten of boonen, want aengemerkt wordende, dat onse medegenomene erwten reets seer oud en vuurig syn, en dat deselve na verloop van vyf of ses maanden byna oneetbaer sullen wesen, en dus ten boogsten schadelyk voor de gesontheyt des volks, | |
[pagina 79]
| |
waervan de uytvoering deser Expeditie afhankelyk is, soo diende daarin voorsien te werden. Voorts, dat de stokvis ook voor de gesontheyt van 't volk immers soo ondeugende is en worden sal, als van de erwten is gesegt en voorgedragen. Ten derden, dat men reets bevonden heeft, honderden van ponden broots bedorven gehad te hebben, en nog onseker is, hoe dat de andere broodkamers gesteld syn; en of dit bedorven brood nu veroorsaakt sy, omdat de kamers niet met vuurwagens (gelyk by de Oost-Indische Compagnie gedaen wort) nae behooren syn gedroogt, daervan kan voor tegenwoordig geen oordeel vellen, en is ook ten desen gansch onnoodig. Ten vierden staat te considereren, dat de gort vol myt en wormen is, welke, wanneer wy op 't Eyland Jan Ferdinando sullen wesen gekomen, noodsakelyk van aldat ongedierte sal moeten worden gesuyvert, en gelugt, om de vermufte reuk weg te nemen, 't geene wederom niet kan geschieden, als met een groot verlies. Eyndelyk moet genoteert worden, dat onse vleesch- en spekvaten niet komen uit te leveren dat gewigt, soo als deselve op de Victualie-lyst staan begroot en uytgedrukt: want volgens onse gehoudene aenteykening in het verstrecken der rantsoenen, komen wy op yder vleeschvat te kort veertig, vyftig en sestig ponden vleesch; doch de spekvaten soo veel niet, maer egter seer merkelyk: derhalven, dit alles nae behooren en met rype aandagt overwoogen wordende, als mede dat La Mocha de eenigste plaets is, die met sekerheyt kan aengedaen worden, (alsoo Sancta Maria te veel gevaer heeft door uytsteeken- | |
[pagina 80]
| |
de droogten, reven en banken) om het noodige te bekomen, soo wort het geproponeerde mits desen aen de Vergadering overgegeven, om het sentiment en 't oordeel van een ygelyk deswegen te verstaen, om ons, na het besluyt ten desen te nemen, te konnen rigten. Op alle hetwelke gedelibereert synde, soo is met eenparigheit van stemmen goet gevonden en geapprobeert, om tegens den dag van morgen, (by toelating van wind en weer) op de rheede van 't Eyland La Mocha te loopen, en te tragten aldaer een quantiteyt, ten minsten van een hondert sacken erwten of boonen, soo 't mogelyk is, te bekomen. ‘Aldus geresolveert en geconcludeert in 't Schip en ten dage als boven: (was geteekent) Jacob Roggeveen. Jan Koster. Roelof Rosendaal. Jacob van Groenevelt. Cornelis van Aelst. Jan Jurriaansen de Roy. Steven de Wit. Frans Strooker. Jan Bos. Hermanus van den Emster. Hendrik Brouwer. Jonas Stangenberg. Jan Corf.’ | |
15. -Hadden de wind des morgens uyt den Zuyden, met gereefde marseyls koelte, mistig weder en een holle Zee, van 't Zuyd-Zuyd-Westen. In het 5de glas der voormiddag-wagt, sagen eene hooge branding in het Noorden ten Westen van ons, alsmede op denselven tyd een hoek lands in het Noorden ten Oosten, 't welk wy meynden het Eyland La Mocha te syn: wenden alsdoen om de Oost, en boegden langsaemelyk onse cours van 't Oosten tot 't Noorden | |
[pagina 81]
| |
ten Westen: hadden de diepte van 17 tot 11½ vadem waters, zwarte steckgrond. In het 2de glas van de naemiddags-wagt kwamen ten anker op 11½ vadem, synde de grond als boven, en leggende aan de Oostkant van 't Eyland ontrent een halve myl van de wal; peylende de Zuydhoek Zuyden ten Westen ½ West, en de Noordhoek Noord-Noord-West van ons. | |
16. -Setten onse boot uyt, synde bysonder goed weder en stil: sonden vervolgens onse chaloup met de boot van de Africaansche Galey, om te ondersoeken of sy ergens eene bekwame plaets konden vinden, alwaer met sekerheyt te landen was, en met de Spangiaarden of Indianen in gesprek te komen, ten einde, met dezelve in eenige onderhandeling te treden. Maer onse afgesondene terug komende, rapporteerden dat het onmogelyk was te landen, wegens de groote branding en de blinde klippen die langs den wal heen strekten, of dat men boot en chaloup in 't uyterste gevaer stelde. Derhalven, indien wy aan de wal wilden wesen, het nootsakelyk ware, dat men goed weder met stilte soude moeten afwagten, opdat de branding daer door tyd soude hebben van te slegten, alsoo in de voorgaende dagen het sterk gewaeyt hadde. Wyders wierd ons gerapporteert, dat sy eene onnoemelyke menigte van paerden, koeyen, schapen en bokken, maer geen menschen hadden gesien. Omtrent den middag stuurden wy onse boot met die van de Africaansche Galey naer den Noordhoek van 't Eyland, om te sien of aldaer de gegevene commissie konde uytge- | |
[pagina 82]
| |
voerd worden; dan tegen het vallen van den avond de booten wederkomende, soo was hun rapport als het voorgaende, namentlyk, dat sy geen menschen gesien noch gesproken hadden, noch ook aan land hadden kunnen komen, doch dat het Eyland vol van alderhande soort van vee was. | |
17. -Was de wind Zuyd-West, ook Zuyden, bramseyls koelte, stilte, dik regenachtig weder met donder en blixem. - In het 4de glas van de dagwagt sonden wy onse chaloup nae den wal, om te sien, of de sterke branding continueerde dan niet: dewelke afgeroeyd en wedergekomen synde, soo wierd gerapporteert, dat men bekwamelyk konde landen. Waarop aanstonds beyde de booten en onse chaloup naer behooren bemant syn, en yder gewapent met een snaphaan en houwer, last hebbende, om alles ordentelyk en vreedsaem te verrigten, en hunne wapenen niet te gebruyken, dan wanneer sy vyandelyk geattaqueert wierden, en dus om gewelt met gewelt te wederstaan. Onse manschap aan land komende, soo sagen wy van ons Schip, dat sy marcheerden naer de Noordhoek van 't Eyland, en deselve uit 't gesigt verliesende, moesten met geduld hunne wederkomst verwagten: dit verlangen nu geduurt hebbende tot het ondergaen van de Zon, soo kregen wy ons volk wederom wel in 't gesigt, doch aan de Zuydhoek van 't selve Eyland: waaruyt wy beslooten, dat sy de circumferentie, of ten minsten een groot gedeelte van dien waeren omgetoogen. Maar alsoo wij geen booten noch chaloup aen boord kregen, en van desselfs oorzaek | |
[pagina 83]
| |
onkundig synde, deden in 't eerste glas van de eerste wagt een zeyn-schoot, waerop de quartiermeester met de chaloup aen boord kwam, ons seggende, dat al het volk aen strand by de booten teruggekomen was, doch onmooglyk om het met de chaloup in de booten, die op de dreg buyten de branding lagen, over te brengen. Waerop geordonneert wierd, dat de booten aan boord souden komen, om in geen gevaer, gedurende den nagt, aldaer te blyven leggen. Ook konde de quartiermeester van het gepasseerde aen de wal ons het minste verslag niet geven, omdat 't gebruys van de Zee tegen het strand sulken grooten geraes en geluyd veroorsaekte, dat sy den anderen, met verstaenbaere woorden, niet hadden konden toeroepen. Ik moet hier byvoegen, dat in de naemiddag soodanigen vlugt van eendvogels van de vaste kust kwam oversteeken naer dit Eyland, dat het getal niet te bepalen is, want haere breete was langs het water seer uytgestrekt, en haere lenkte van een groote myl. | |
18. -Naedat wy de booten en chaloup, met het aanbreken van den dag, afgevaerdigt hadden, om ons volk aen boord te brengen, soo syn sy alle in 't 4de glas van de dagwagt gereverteerd, rapporterende dat op het Eyland niet een eenig mensch is; dat alles woest legt, en 't geen bevoorens aangesien was, koeyen, kalveren, schapen en bokken te syn, niet anders waren als paarden en jonge veulens: ook dat sy 3 à 4 wilde honden hadden gesien: doch hoe dor en woest haar alles voorkwam, dat sy echter resolveerden, om door oculaire inspectie volkomen onderrigt | |
[pagina 84]
| |
te wesen, het gansche Eyland in syn omtrek te doorloopen; maer in haer ondersoek niets gevonden hadden, dan eene bedroefde aenschouwing van een verongelukt schip, van 't welke eenige stucken op het strand van de Zee geworpen synde, geoordeelt wierd, dat hetselve een Fransch maeksel was. - De rede nu, waerdoor de Spangiaarden gepermoveert syn geworden, om dit Eyland totaliter te verwoesten, ('t welk in voorgaende tyden seer vrugtbaer is geweest, volgens het getuygenis der Dag-Registers van de Nassausche Vloot, Joris van Spilbergen, en andere) is naer alle apparentie dese: dat de Engelschen of Zeeroovers aen dit Eyland gemeenlyk kwamen om verversching en victualie te bekomen en in te nemen, 't sy met geweld of permutatie en ruyling, want het groote getal van manschap, die sy voerden, veroorsaekte altyt (volgens hunne eygene Journalen) gebrek aan levensmiddelen: wanneer sy dan op La Mocha het noodige bekomen hadden, soo waren sy wederom in staat gestelt, om hunne roofsugt uyt te voeren. Dese onse onderneming dus slegt en ongelukkig uitgevallen synde, resolveerden wy aenstonts om onse reys naer 't Eyland van Jan FerdinandGa naar voetnoot(*) voort | |
[pagina 85]
| |
te setten. Ligten derhalven onse ankers, en geraakten onder seyl ontrent het 3de glas van de voormiddag-wagt, de wind met een seer slap koeltje was uyt het Zuyden. Met Zons ondergank peylden het Eyland Zuyden ten Oosten 6 mijlen van ons, en het zigtbare Noordelykste land van Chili, Noord-Noord-Oost, op eene distantie van 7 mylen. Onse Noord-Ooster miswysing, volgens de bevinding van een avond-peyling, was 9 graden 4 minuten. | |
19. -Bevonden ons op de Zuyder polus hoogte vah 37 graden 2 minuten, en op de gegiste lenkte van 302 graden 58 minuten, (hebbende ons bestek begonnen met 304 graden, daar La Mocha op geplaatst is, volgens de generale Wereldkaart, gedrukt by Joannes Loots tot Amsterdam, en die by ons gebruykt is omdat wy haar bevinden met de Fransche Zee-Kaarten en den Heer Fresier meest accoord te syn, immers ten respecte van de de strekkende vaste kust van Chili) de cours sedert de laatste peyling was Noord-West ten Noorden, de wind Zuyd-Zuyd-West en Zuyden ten Oosten, slappe en ook bramseyls koelte, met schoon, fris en seer aangenaem weder; derhalven ingeval het vervolg van goede dagen dit beginsel beantwoort, soo mag men besluyten, dat wy van nu aen de vreedige Zee bevaren. | |
[pagina 86]
| |
20. -Hadden de breete, uytwysend de Zons hoogte, van 35 graden 32 minuten Zuyd, en de gegiste lenkte van 302 graden 37 minuten, de cours was Noorden ten Westen, de wind Zuyden en Zuyden ten Oosten; slappe en bramseyls koelte met uytnemend goed weder. Volgens eene avond-peyling was de miswysing 9 graden 49 minuten, en na bevinding van de morgenpeyling 7 graden 32 minuten, beyde om de Noord-Oost. | |
21. -Gisten te syn besuyden den AEquinoctiael op de hoogte van 34 graden 20 minuten, en op de lenkte van 302 graden 37 minuten, de gekoppelde cours was Noorden 18 mylen, de wind Zuyden en Noord-West, slappe bramseyls koelte met bysonder goed weder: doch juist op den middag belette een donkere wolk dat wy geen schaduwe op onse graadboogen van de Zon konden krygen, om desselfs hoogte te bekomen: eene avond en morgen peyling te samen, toonden ons dat de variatie van 't Compas was 8 graden 52 minuten Noord-Oostering. | |
22. -Hadden de bevonde Zuyder breete van 34 graden 22 minuten en de gegiste lenkte van 301 graden 47 minuten, de gekoppelde cours was West ½ Noord, de wind West-Noord-West, Zuyd-Zuyd-West, West-Zuyd-West met een labber koeltje en eene heldere lucht. Desen morgen peylden wy de opkomst der Zon, waerdoor wy bevonden te hebben 6 graden 28 minuten Noord-Ooster miswysing. | |
[pagina 87]
| |
22 minuten Zuyd, en op de gegiste lenkte van 301 graden 28 minuten: de gekoppelde cours was Zuyd-West ten Westen, de wind variabel, synde Noord-West, West, West-Zuyd-West, wederom Noord-West, en West met een slap koeltje, goed weder. | |
24. -Deede de Africaansche Galey, ontrent het 2de glas van de voormiddag-wagt, het zeyn van land te sien, 't welk aen ly vooruyt lag, en nootsakelyk het Eyland van Juan Ferdinando moeste syn; peylende hetselve West ten Noorden 9 à 10 mylen van ons. Hadden des middags de Zuyderbreete van 33 graden 53 minuten, volgens onse genomene Zons hoogte, en de gegiste lenkte van 300 graden 29 minuten: de gekoppelde cours was West-Noord-West ½ West, de wind van het Westen tot het Zuyd-Oost ten Zuyden, met een slappe bramseyls koelte en eene hooge Zee uyt het Zuyd-Westen. Na Zons ondergank staken wy onder de wind en lieten 't dryven, om met het aenbreken van den volgenden dag af te brassen, en op de rheede te loopen. | |
25. -Stelden wy tegen het opkomen van de Zon onse cours regt op het Eyland aen; seylende vervolgens van de Zuydhoek, langs de Oostsyde, naer de Noordhoek. Wanneer wy nu ruym de helft van dit Eyland in desselfs lenkte hadden afgeseyld, en dat de opening van de rheede zich begon te vertoonen, soo wierden wy in de baey een Schip ten anker leggende gewaer, dat (ons in 't gesigt krygende) een Canonschoot deed en syn vlag in een schiouw liet | |
[pagina 88]
| |
waeyen, tot een zeyn (soo wy presumeerden) dat het volk van land naer boord zich soude vervoegen. Wy ondertusschen met een slap koeltje naderende, hebben de Prince Vlag, met het cyfer of merkteyken van de West-Indische Compagnie laten waeyen, om te kennen te geven, wat volk wy waren, middelerwyl alles besorgende 't geene tot onse bescherming noodig was, in cas van een Zeeroover, of die de rheede ons soude hebben willen bedisputeren. Dus dan al sagtjes voortseylende, en het Schip, wegens syne opdoening en vertooning, een weinig onderscheydentlyker kunnende sien, soo ontstond onder onse Officieren een geschil: sommige meynden dat het Spaansch maeksel verbeelde en van monture als wy; anderen ter contrarie, dat het onsen afgedwaelden metgezel Thienhoven was. Doch dit geschil wierd eindelyk getermineerd door de aenkomste van de chaloup van het ten anker leggende Schip, alwaer Capitain Cornelis Bouman in was, die van de wal naer syn Schip roeyende op het gedaene zeyn, en ons in 't gesigt krygende, ons aanstonts kende en aen boord overkwam, ons vervolgens bekend makende, dat hy door donker en regenachtig weder wel 20 mylen bewesten Jan Ferdinand was geweest, en na dat hy het by de wind Oostwaerts hadde opgehaelt, ten laetsten daegs te voren aldaer ter rheede was gekomen. Eyndeling syn wy ontrent het 10de glas van de agtermiddag-wagt op de diepte van 48 vadem geankerd, doch door de sware winden, die van het hoog gebergte met groot gewelt neervallen, deurgaende, waeren genootsaekt dieper in de baey te korten | |
[pagina 89]
| |
en ons te vertuyen op 35 à 36 vadem steckgrond, alwaer wy vast bleven leggen tot den 17den Maart, dat wy vertrocken ter uytvoering van onse eerste Kruystogt in de onbekende Zuyd-Zee, hebbende ondertusschen ons voorsien van alle noodwendigheden die daer te bekomen syn, te weten: uytnement goed water en brandhout, alsmede gevlekte vis, die in de pekel eenige uren gelegt en daernae gedroogt synde, lang kan goed gehouden worden tot gebruyk, en die in sulken grooten overvloed is, dat vier mannen met den hoek in staet syn om in twee uuren voor hondert koppen soo veel te vangen, dat sy voor een middag- en avondmael genoeg hebben, gelyk de ondervinding ons sulx geleerd en bevestigd heeft geduurende den tyd van ons verblyf aldaer, mitsgaders van goeden traan, die wy kookten van zeehonden, welke in een onnoemlyke menigte by duysende op het strant en klippen te bekomen syn, ook van zeeleeuwen, zynde seer groote monstreuse beesten, ter swaarte van twee, drie à vier duysent ponden. Wat voorts de andere behoeftens van verversching betreft, dat selve is, ingevolge de beschryvingen van twee Engelsche Journalen, het eene van Capitain Woodes Rogers, het andere van William Dampier, naer de wyse der Romans geschikt en voorgestelt, alsoo de groente, die wy vonden, met ons Meigras, en de kool met de steelen of stroncken aan de onse die wy in Holland op straet wegwerpen, seer gelyk syn. Wat nu ten laetsten de bokken en geyten concerneert, deselve konnen gesien, doch niet bekomen worden, dan met gevaer van 't leven, gelyk sulks | |
[pagina 90]
| |
gebleken is aan de botteliers-maat van 't Schip Thienhoven, die in 't vervolgen van deselve, als daerop ter jagt met andere uytgegaen synde, van eene rots te barsten is gevallen. Om van dit Eyland een concept te konnen formeren so is desselfs afbeelding hier tusschen ingevoegt.Ga naar voetnoot(*) |
|