| |
November.
1. -
Te wesen ingevolge onse gissing op de Zuyderbreete van 16 graden 34 minuten, en op de lenkte van 349 graden 29 minuten, de gecoppelde cours was Zuyden ten Westen 20 mylen, de wint tusschen het Oosten en Zuyd-Oost ten Oosten, met een bramseyls koelte en fris weder, hadden volgens een avond-pyling van der Zons ondergank 6 graden 15 minuten Noord-Oostering.
| |
2. -
Hadden wy de bevonden breete van 19 graden 17 minuten besuyden den evenaer en de gegiste lenkte van 349 graden 8 minuten, de gecoppelde cours was Zuyden ten Westen, de wint tusschen het Oost-Zuyd-Oosten en het Oost-Noord-Oosten, bramseyls koelte en schoon weder; met Noorder Zon deden wy zeyn om de Capitainen van d'andere Scheepen aan ons boort te ontfangen, ten eynde dat men met deselve soude beramen de coursen om het Eylant Grande, ter ververschingh, aan te doen, welkers continu dese is:
‘Raad van de Hoofden der drie in compagnie seylende Scheepen, gehouden aan 't boort van
| |
| |
't Schip den Arend, ter presentie van de ondergeschrevene:
| |
Sondag den 2 November 1721.
‘In rade door den President voorgedragen synde, dat de nootwendigheyt van onse reyse vereyschte, dat men een vaste cours beraamde om het Eylant Grande, gelegen by de kust van America, aen te doen, en aldaar in te nemen water en brandhout tot provisie van onse aanstaende lange reys: alsmede om ons volk te ververschen, also het scheurbuyk sterk toeneemt; - waarop gedelibereert synde, zoo is met eenparigheyt van stemmen goet gevonden en beraemt, dat men om het voorz. Eylant Grande te beseylen de coers van heden af sal gestelt worden Zuyd West ten Westen, tot dat wy sullen gekomen wesen op de Zuyder polus hoogte van 22 graden 30 minuten, en aldaer gekomen synde, sal men stevenen regt West aan, tot dat wy de vaste kust van America in 't gesigt gekregen hebben, en dan voorts langs de wal tot Grande voorsz. Aldus geresolveert in 't Schip en ten dage als boven: was geteekend: Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal.
| |
3. -
Was onse bevonde Zuyderbreete 20 graden 19 minuten, en de gegiste lenkte 347 graden 36 minuten, de cours volgens resolutie van gisteren Zuyd-West ten Westen, de wint Noord-Oost ten Oosten en Oost-Noord-Oost met een bramseyls koelte en helder fris weder.
| |
4. -
Gisteren in de naemiddag van dit etmael kre- | |
| |
gen wy het Eylant Trinidade in 't gesigt, en peylden de Oostelykste klip met Zons ondergank 3 mylen Noord-West ten Westen van ons. Wy bevonden als doen, dat hetselve Eylant in de Zee-Caerten niet nae behooren geplaatst legt, dewyle wy des middags ons bevonden op de breete van 20 graden 19 minuten, en dat wy ontrent 7 mylen Zuyd-West ten Westen hadden geseylt, eer wy op de syde van dit Eylant waren: sulx hieruyt consteerde, dat hetselve moet gecarteert worden op 20 graden 35 minuten, hetwelke door Capn. Jan Koster, voerende het Schip van myn verblyf, bevestigt wierd, synde tegenwoordig de vierde reys dat hy Capn. dit Eylant bestevent en gesien heeft, om welke reden goed gevonden is ons bestek van dit Eylant volgens desselfs lenkte en verbeterde breete in de caert te stellen. Uit dese bevinding is ook gebleken dat wy wel 4 graden Oostelyker waren, als onse gegiste lenkte uytwees, by gevolg dat onse voorhene bedugting van in de bogt van Guinea te vervallen seergefundeert is geweest, van desen middag bevonden wy te wesen op de Zuyderbreete van 21 graden 21 minuten, en op de lenkte van 351 graden 29 minuten, volgens ons nieuw en verbetert bestek; de cours was Zuyd-West ten Westen, de wint Oost-Noord-Oost en Noord-Oost, met een bramseyls koelte en aangenaam weder.
| |
5. -
Gisten wy te wesen op de breete van 22 graden 24 minuten besuyden den AEquinoctiaal, en op de lenkte van 349 graden 47 minuten; de coers was Zuyd-West ten Westen 28½ myl, de wint Oost ten Noorden en Noord-Oost ten Oosten, met een slappe en frisse
| |
| |
bramseyls koelte, donker nevelachtig weder. Deden met Noorder Zon twee zeynen, eerst om de compassen te leggen van 5 tot 10 graden, de lelie bewesten de naald, daer nae om van cours te veranderen, en regt West te stuuren, ingevolge de resolutie van den 2. deser: de miswijsing bevonden wjj bij een avond peyling te wesen 8 graden 48 minuten Noord-Oost. - De volgende dagen seylden heel voorspoedig met styve marseyls en bramseyls koelten uyt het Oosten, regt West aen, so dat wy ons op den
| |
8. -
Bevonden te wesen op de Zuyder polus hoogte van 22 graden 48 minuten, en op de gegiste lenkte van 342 graden 56 minuten, de cours West, de wint tusschen het Noorden en het Noord-Oosten met een frisse marseyls en bramseyls koelte, hebbende, volgens een avond peyling van der Zons ondergank 9 graden 47 minuten Noord-Ooster afwycking der naald. Van dezen dag hebben wy onsen tweeden dooden gehadt, synde een Soldaat.
| |
9. -
Waren wy volgens de bevinding van onse hoogmeting op de breete van 22 graden 56 minuten en op de lenkte van 341 graden 44 minuten, de gecoppelde coers was West ½ Noord, de wint ongestadig, als Noorden, Noord-Oost, Zuyden en Zuyd-Oost, met onderseyls gereefde marseyls en bramseyls koelte: uyt de bevonden breeten die wy gisteren en heden gehad hebben, blykt dat de stroom hier om de Zuyd haren loop heeft. Ontrent Zons ondergank wierpen het lood, also, het water merkelyk verandert was,
| |
| |
en peylden de gront op 65 vadem waters, synde grof zand met kleyne steentjes en schulpen vermengt. Wy meynden ook het hooge land van Brasilien gesien te hebben, schoon de lugt niet helder maar eenigsints benevelt was.
| |
10. -
Was onse gegiste Zuyderbreete 22 graden 56 minuten, de lenkte 340 graden 35 minuten, de cours West 15½ myl, de wint Oost, West en Zuyden met een bramseyls koelte, ook stilte; in 't ondergaan van de Zon peylden wy het Eylant van Caap Frio, Zuyd-West 6 mylen van ons, en hadden de diepte van 35 vadem Steckgrond.
| |
11. -
Peylden des morgens het voornoemde Eylant van Caap Frio Zuyd-West, ontrent 5 mylen van ons, en het lood menigmalen geworpen hebbende, bevonden de diepte van 34, 35 en 36 vadem Steckgrond; des middags peylden hetselve Eylant, Zuydwest ½ West 4 mylen nae gissinge van ons, synde den gandschen dag meest stil met een diesigen horison, so dat wy de hooge vaste kust niet onderscheyden konden sien, maar alleen de daervoor leggende Eylanden. In den agtermiddag kregen een kleyn koeltje uyt het Oosten en stuurden Zuyden aan, om boven het gedagte Eylant te stevenen: hadden 10 graden 28 minuten Noord-Oostering.
| |
12. -
Met de aankomst van den dag peylen het gemelde Eylant van Caap Frio Noorden 3½ myl van ons, de wint Oost en Oost ten Noorden; op den middag bevonden wy te wesen op de Zuyderbreete van 23
| |
| |
graden 18 minuten; des nagts lieten het dryven met de steven om de Zuyd, en hadden de diepte van 40 en 43 vadem Steckgrond.
| |
13. -
De wint des morgens Oost synde met een frisse bramseyls koelte, stuurden wy volgens de strekking van de kust, waervan wy geen peyling konden krygen, overmits het hooge land met nevel en mist bedekt was. Des middags hadden wy de bevonden Zuyderbreete van 23 graden 21 minuten, de gegiste cours was 't sedert de laetste peyling West ten Zuyden 14 mylen; naedemiddag stuurden wy langs een groot Eylant, en aen welkers Westkant eenige kleyne Eylantjes of Klippen leggen: de diepte die wy dus voort seylende bevonden, was 20 en 22 vadem, klippige dog meest zandige Steckgrond. - Hetselve Eylant meynden te wesen Morambaya, maer bevonden naderhand dat het Grande was geweest: vervolgens voor uyt in het West Zuyd-Westen, andermael eenige Eylanden siende, so stelden ons cours daer regt op aen, loopende benoorden om deselve en lieten twee kleyne aen bakboord van ons leggen, komende met Zons ondergank onder het Oostelykste op 8 vadem Steckgrond ten anker.
| |
14. -
In den morgen stil en mistig synde, sonden onse Chaloep nae den wal om een matroos die gestorven was, wesende onsen derden dooden, te begraven, dan de Chaloep wederkomende, bragt van land twee Portugeesche Vissers aan boord, die ons seiden, dat wy onder 't Eilant Porco geankert lagen, en wel 8 mylen bewesten Grande waren: voorts dat tot Sanct
| |
| |
Sebastiaan, leggende 4 mylen van ons, alle verversingh in overvloed te bekomen was; aenbiedende een van die twee, syn dienst om ons binnen te lootsen. Naedemiddag resolveerden wy 't seyl te gaen en nae St. Sebastiaan te loopen, om ons aldaer van alle noodwendigheden te voorsien, medenemende den Portugeeschen leots. Onder seyl synde, hadden het lugje uyt het Oosten, loopende tusschen twee Eylanden, op de diepte van 12, 13, 14 en 15 vadem Steckgrond. Ontrent Zons ondergank quamen wy op 10 vadem ten anker, de grond wesende als boven. In de nacht liep de wind West met travaden, donder en een sware slagregen.
| |
15. -
Sonden de boot des morgens om de gronden te peylen, tusschen de vaste kust en 't Eylant St. Sebastiaan; tegens de middag kregen een slap koeltje uyt het Zuyd-Zuyd-Oosten, ligten ons anker en gingen onder seyl, dog onder 't hooge land was de wind seer variabel. Met het ondergaen van de Zon waren wy geavanceert tot op de hoek van St. Sebastiaan, alwaer wy de diepte hadden van 10, 11 en 12 vadem waters, maer also de stroom ons tegen was en terug dreef, waren genoodsaekt in het derde glas van de eerste wacht te ankeren op 15 vademen Steckgrond.
| |
16. -
Ligten wy vroeg in den morgenstond ons anker, en sonden de boot, tot meerder securiteyt, schoon wy een loots aan boort hadden, voor uyt om te diepen, die, in cas van eenig voorkomend gevaar, zeyn soude doen tot onser narigt. - Eindeling quamen wy met onse drie Scheepen, in de voormiddag, op de
| |
| |
rhede van St. Sebastiaan ten anker, hebbende de diepte van 5 vadem waters en goede Steckgrond, doende vyf eerschoten, onder het stryken van onse wimpel. Nae dese verrigting stuurden wy een Sergiant nae de wal met een present, van Hollandsche booter, kaas, wat stokvis en een ham, voor den Heer Gouverneur, of die aldaar het oppergesag en commando voerde, benevens een brief aan denselven, en welke van desen inhoud was:
‘Aan den Hoog Edelen Welgebooren Heere den Heere Gouverneur van Sanct Sebastiaan, met desselfs onderhoorig territoir.
‘Hoog Edelen Welgebooren Heere!
‘Wy onderdanen van haer Hoog Mogende, de Heeren Staten-Generaal der geunieerde Nederlandsche Provintien, hebben geoordeelt onse pligt te wesen omme by desen U Hoog Edele te notificeren ons arrivement en aenkomst alhier ter rhede, alwaar U Hoog Edele het Oppergesag in den naam van d'Alderdoorlugtigste en Grootmagtigste Konink van Portugaal, syt exercerende, in verwagtinge synde (aangesien een langdurige reyse ons genootsaekt heeft dit territoir en haven van U Hoog Edelens Gouvernement aentedoen,) dat U Hoog Edele ons edelmoedig sal adsisteren, gelyk ons instantig versoek is, van koebeesten, schapen, varkens, fruyten en alle andere moeskruyden, mitsgaders water en brandhout, mits betaelende daervoor, so veel als U Hoog Edele nae billikheyt sal oordeelen te behooren; en gemerkt onse Souveraine Heeren syn Hooge Geallieerden en Bondgenooten van hoogst gemelde
| |
| |
Koninklyke Majesteyt U Hoog Edelens genadigen Heere, so konnen wy ook ganschelyk niet twyffelen of U Hoog Edele sal voor onse drie Scheepen het bovenstaande serieus versoek gunstig accorderen; wy geven ons verder d'eere, om met den brenger deses, synde een van onse Militaire Officieren, aan U Hoog Edele een gering present van onse Vaderlandsche vrugten t' offereren, bestaande in Hollandsche boter, stokvis, een kaas en een ham; eindelyk dese sluytende, so is onse seer ernstige beede, dat ons het gerequireerde op het spoedigste mag werden toegesonden, of dat ons gelicentieert werde alle het gementioneerde selfs te mogen komen om te koopen, waarmede wy tot een besluyt onse betuyging doen, dat wy met het diepste respect syn en blyven - onderstond: Hoog Edelen Welgeboren Heere, U Hoog Eds. onderdanige dienaren, was geteekent: Jacob Roggeveen, Jan Koster, Cornelis Bouman, Roelof Rosendaal. - Ter syden stond: In 't Schip den Arend, ten anker leggende op de rhede van St. Sebastiaan, den 16 November 1721.’
Dog wy verstonden van onsen afgesondenen op syneterugkomst, dat den Gesagvoerder van St. Sebastiaan, staande onder het Gouvernement van Sanctus, ons deede aanseggen, (nae alvorens het afgevaardigde present aangenomen en in obligante termen daervoor bedankt te hebben) dat het syn Edele seer leet was, van ons niet alles te konnen accorderen 't geene wy versogten en benodigt waren, want dat de ordre des Koninks so strict en eng bepaalt was, dat syn leven
| |
| |
daervan dependeerde in cas hy meerder tyd vergunde en verstrecking deede als voor drie dagen, en dat de betaling in gangbaar gelt moeste gedaen worden, en niet met koopmanschappen bij wyse van ruyling.
De ongefondeertheyt van dese antwoort op onse missive, des anderen daegs door onse Sergiant (hebbende tot uytvoering van sulcke en andere voorvallen goede hoedanigheden) aengetoont synde, en voorts, dat wy onse klagte souden doen aan Hoog gemelde Haar Hoog Mogende, hoedanig hunne onderdanen wierden gehandelt in saken so noodwendig tot behouding van Schip en leven, is egter van die uytwerking geweest, (nogtans niet eerder, dan nae verloop van vier à vyf dagen) dat ons plaatsen wierden aengewesen om de Siecken aan land te brengen, mitsgaders tot het kappen van brandhout en 't water te halen, voorts krygende koebeesten, fruyten en groente tot verversching van onse Sieken en 't Scheepsvolk, die aan het scheurbuyk sterk laboreerden, en onmogelyk soude bebben geweest, (sonder herstelling van deselve) Zee te konnen kiesen; de reden nu van dese weygering sal nae alle apparentie ontstaen syn door eene vrese van geplondert te sullen worden, also al het beestiael en andere meubelen van importantie, selfs de vastgemetselde koopere ketels van Suykermolens, landwaart gevoert waren in de Bosschen: want vermits de Inwoners in den voorgaanden oorlog sodanigen stroping door de Franschen aengedaen, nog versch en levendig in geheugenis hadden, hebben sy, ons aansiende voor Zeerovers, tot conservatie hnnner goederen, dese precautie in 't werk gestelt, gelyk ons sulx door
| |
| |
de geestelyke aldaer is gesegt en bekent gemaakt, alsmede, dat wy hier tot St. Sebastiaan beter ons oogmerk om te ververschen sullen erlangen, dan op 't Eylant Grande sonde te bekoomen syn geweest, also daer tegenwoordig nog twee groote Oorlogscheepen waren leggende, opgepropt met familien en alderhande soort van ambagtsluyden, die getransporteert wierden nae Rio de la Plata, waer nae toe reets wel twintig Scheepen gepasseert en vertrocken waren om aldaer een Colonie of Volkplanting te stigten, dog dit genarreerde sy so 't wil, wy bevonden met groot vernoegen, dat ons volk van dag tot dag beterde en hersteld wierden door het versch vleesch en groente, ook door de medehelpende landlugt, die seer veel tot het genesen van de Zee-Scheurbuyk contribueerde. - Derhalve wierd by ons geresolveert om alles in een goede staat te stellen, ten eynde, dat men tegens den eersten December soude konnen in Zee loopen, tot bevordering van onse reys, 't welk vastgestelt synde, hebben eenige quaetwillige, als vier van 't Schip den Arend en twee van 't Schip Tienhoven, hun op den 30 deser geabsenteert.
|
|