| |
| |
| |
XIII
Alles voor moeder.
Een paar dagen later!
't Is nog donker, als Henk en Wim bibberend uit de warme dekens kruipen.
Brrr, wat is het koud!
Februari is een rare maand. 't Zachte voorjaarsweer is verdwenen. Na de regen, die een dag of drie achter elkaar uit de grijze hemel bleef vallen, is er weer vorst gekomen. Er ligt alweer een laagje ijs van een centimeter dik op de sloten. 't Lijkt wel, of de winter opnieuw gaat beginnen. Zo'n late vorst is Vader niet welkom; hoe zullen de vaste planten zich houden? Er zijn de laatste dagen al heel wat geelgroene spruiten boven de grond uit komen kijken; zal dat jonge leven de vorst kunnen verdragen?
Rillend van de kou kleden de jongens zich gedeeltelijk aan; dan wassen ze zich.... brrr!.... ze trekken nog een paar kleren aan, ze poetsen hun tanden....
‘Niks ân, zo voor dag en dauw,’ fluistert Wim. En hij kijkt even vol verlangen naar 't lekkere holletje in zijn warme bed.
Henk kijkt zijn broer verwijtend aan.
Hoe krijgt Wim 't in zijn hoofd om nou te gaan mopperen? Op Moeders verjaardag?
‘Tja,’ zegt Wim nog eens. ‘Voor dag en dauw, hè?’
En dan snapt Henk er alles van. ‘Voor dag en dauw’.... dat is een uitdrukking, die Wim een paar dagen geleden op school geleerd heeft. En die mooie uitdrukking wil hij nou eens te pas brengen! Morgen zijn misschien ‘kind noch kraai’ en ‘met man en muis’ aan de beurt; wie weet?
‘Ja jô,’ zegt Henk. ‘Lollig is 't niet, hè? Maar beneden brandt de kachel. En denk 's aan de boeren, die 's ochtends,
| |
| |
ik bedoel: voor dag en dauw.... moeten melken! Die moeten nog veel vroeger hun bed uit!’
Wim knikt even met een ernstig gezicht.
En vervolgens gaan de jongens voorzichtig naar beneden, op kousevoeten. De grote mensen mogen niets horen. Anders is alle aardigheid van hun verrassing af!
Henk maakt licht.
Wim zet de onderste schuif van de kachel open; hij doet de bovenklep dicht en hij draait even aan de klep in de pijp. Wim weet, hoe hij met kachels moet omgaan, alsjeblieft!
‘Mooi zo,’ zegt Henk, en hij houdt zijn koude handen even bij Zwarte Jan, die dadelijk lekker begint te trekken. ‘Nou, ga jij 'm dan maar halen, hè? De sleutel van de schuur hangt in de keuken. Stil, jô! Geen lawaai maken, hoor! En dan zal ik onderwijl....’
Hij maakt zijn zin niet af. Maar Wim begrijpt best, wat zijn broer bedoelt. ‘Best,’ zegt hij. ‘Toe maar.’ Hij gaat naar 't portaal, om zijn jas te halen. Hij trekt zijn klompen aan, en verdwijnt.
En wat gaat Henk doen?
Dat is niet moeilijk te raden!
Thee zetten natuurlijk! Kàn Henk dat? Welzeker! Waarom niet? Eén schepje in de pot. Kokend water er boven op. En klaar is Kees.... néé: klaar is Henk!
En als dat werkje achter de rug is.... Wim is ondertussen weer binnengekomen, met ‘het pakje’ onder zijn arm.... dan gaat er iets plechtigs gebeuren!
De nieuwe theemuts wordt over de pot gezet!
Past hij? Ja, hoor! Gelukkig wel! Hij past precies! En kijk nu eens, wat een feestelijk gezicht dat is: die mooie gele theemuts met die vrolijke rode rozen er op daar tussen de kopjes en de schoteltjes op het grote theeblad!
Een poosje staan de broers zwijgend, met een brede glimlach op hun rode wangen naar hun geschenk te kijken.
‘Fijn is-t-ie!’ roept Wim dan.... ai! ai! ai!.... véél te luid.
| |
| |
‘Stil jô,’ fluistert Henk met een angstig gezicht. ‘Pas op! Moeder....’
Moeder....!
Waar is Moeder?
Nou, dat is me óók een vraag! Moeder ligt natuurlijk nog op bed; dat spreekt vanzelf.
Slaapt Moeder nog? Of is ze al wakker?
Wie 't eerste denkt, die heeft het mis!
Moeder is wakker, kláár wakker. Moeders oren horen scherp; 't eerste geluid op 't kamertje van de jongens heeft haar wakker gemaakt. Maar ze is niet opgestaan; ze is rustig blijven liggen, omdat ze wel zo half en half begreep, wat er aan de hand was, Moeders begrijpen nou eenmaal alles! Een minuut of tien later is Vader ook wakker geworden. Maar die is wèl opgestaan. ‘Moeder,’ heeft hij gezegd, ‘van harte geluk gewenst met je verjaardag. Straks krijg je wat van me. Blijf nog maar lekker een half uurtje liggen. Driehonderdvierenzestig dagen van 't jaar ben jij nummer één; maar vandaag moet jij nummer laatst wezen!’
En nu ligt Moeder rustig te wachten, tot het halve uurtje om is.
Ze glimlacht.
Ze luistert naar de geluiden in het huis; ze heeft al lang gemerkt, dat iedereen opgestaan is; éérst Henk en Wim; toen tante Neel en Greetje; daarna Kees, de tweelingen en Annemarietje; tenslotte Vader en ouwe Jacob. En beneden, in de grote woonkamer, nou, daar gebeurt wat, hoor! Moeder hoort stemmen, Moeder hoort geloop en gestommel; er gaan deuren open en dicht; er wordt getimmerd, de kachel krijgt nieuwe kolen; Annemarietje roept wat en Kees....
‘Ik zal maar naar beneden gaan,’ denkt Moeder. ‘'t Halve uurtje zal wel al om zijn.’
Zo gezegd, zo gedaan.
Moeder staat op; ze wast zich; ze kleedt zich aan. Ze maakt zoveel mogelijk lawaai; ze zet haar lampetkan met een bons op de vloer; ze schuift haar stoel heen en weer
| |
| |
en ze slaat een paar maal met de deur; de kinderen beneden moeten weten, dat ze ‘in aantocht’ is.
Dan gaat ze naar beneden.
Ze doet de kamerdeur open....
Nee maar, die kamer....!
Een lekker gloeiend kacheltje.... de tafel gedekt.... twee papieren slingers met gekleurde vlaggetjes tussen de balken van de zoldering.... prachtig, prachtig!
En alle kinderen in een halve kring voor de tafel.... tante Neel, Vader en ouwe Jacob er achter....!
‘Een, twee, drie!’ zegt Vader.
Wim zet zijn fluit aan zijn mond, die fluit, die hij op Sinterklaasavond heeft gekregen.
Hij begint te spelen.
En dadelijk zingen Henk, Greetje, Kees en de tweelingen mee.
‘O, wat zijn we heden blij!
Moeder is jarig, Moeder is jarig!
O, wat zijn we heden blij!
Moeder is jarig! Dat vieren wij!’
De kinderen zingen als lijsters.
En ook Wim doet zijn uiterste best. Hij blaast het wijsje zonder ook maar één foutje te maken. Telkens kijkt hij even naar Moeder. Hoort Moeder wel, hoe zuiver hij fluit en ziet Moeder wel, hoe netjes hij zijn vingers op de kleppen zet?
Als 't liedje gezongen is, komen Greetje en Annemarietje een stap naar voren. Tante Neel geeft Annemarietje een opgerold vel papier in de kleine handjes. En Greetje zegt:
van de morgen tot de avond.
| |
| |
Toen ik nog maar héél klein was,
tóén al zorgde zij voor mij.
zong zij liedjes voor mij.
Zij tilde mij op, als ik viel.
Tegen haar lachte ik voor de eerste maal.
En het eerste woordje, dat ik zei,
als niemand anders op de hele wereld.
Even is 't stil in de kamer, als Greetje 't versje heeft opgezegd.
Dan komt Annemarietje naar voren.
‘Alstublieft Moeder,’ zegt ze met haar heldere hoge stemmetje. En ze geeft Moeder het papier.
Moeder rolt het uit.
Nee maar, het is zowaar een ‘wensje’, door Greetje geschreven, zo mooi als ze kan. Daar staat het versje, dat ze daarnet heeft opgezegd, in een krans van rode roosjes en blauwe vergeet-me-nietjes. En daaronder... Moeder leest 't zachtjes voor.... daar staat:
Van Uw liefhebbende kinderen Alexander, Hendrik, Willem, Margaretha, Nicolaas, Jacoba, Cornelis en Annemarie.
Ter Uwer verjaring.
Dat God U nog lang voor ons moge sparen.
| |
| |
Moeder heeft geen tijd, om te zeggen, hoe prachtig ze het wensje vindt, en hoe mooi Greetje het versje heeft opgezegd. Want tante Neel, die van opschieten en voortmaken houdt.... zo is tante Neel nou eenmaal!.... geeft Koosje en Klaasje (Jacoba en Nicolaas!) een duwtje tegen de schoudertjes. ‘Nou jullie,’ fluistert ze. Koosje krijgt een groot pak in haar handjes. En dan stevenen de tweelingen op Moeder af.
‘Moeder,’ zegt Klaasje dapper. ‘Wel gefeliciteerd met uw verjaardag.’
‘Alstubl....,’ begint Koosje.
‘Néé!’ zegt Klaasje met een boze blik op zijn zusje. ‘Jij bent nog niet eens aan de beurt, suffer....’
‘Hei, hei, hei, hei....,’ zegt tante Neel bestraffend.
‘Nou ja....,’ zegt Klaasje. ‘Ik was nog geen ééns klaar en nou begint zij al....’
‘Overdoen!’ beveelt tante Neel. ‘En ieder op zijn beurt! Vooruit, Klaas!’
‘Moeder!’ Klaasje kent zijn lesje goed, hoor! Daar heeft tante Neel wel voor gezorgd! ‘Moeder,’ zegt Klaasje. ‘Wel gefeliciteerd met uw verjaardag. Wij hopen, dat wij dit nog vele jaren mogen doen! Nou jij, Koos!’
De grote mensen en de grote kinderen moeten eventjes lachen.
‘Alstublieft, Moeder,’ zo gaat Koosje verder. ‘En dit is een ca.... een cato....’
‘Cadeautje,’ zegt tante Neel.
‘....een cadeautje van Klaasje en Koosje voor u,’ zegt Koosje.
‘Best!’ zegt tante Neel. ‘Geven, Koos!’
Met een tevreden gezichtje reikt Koosje het grote pak aan Moeder over.
Wat zou er inzitten?
Nieuwsgierig kijkt iedereen toe.
Moeder trekt aan het touwtje. Laat de lus los? Nee, er moet een schaar aan te pas komen. Knip, knap! 't Touwtje
| |
| |
is kapot. Vlug 't papier er af! En terwijl tante Neel zorgvuldig 't kapotte touw losknoopt en de eindjes zo netjes mogelijk weer aan elkaar bindt, haalt Moeder.... een nieuwe kalender uit 't grauwe pakpapier te voorschijn! Een nieuwe kalender! Is dat geen prachtig geschenk?
‘Goed bedacht,’ zegt Moeder lachend.
‘Dat meende ik ook,’ zegt tante Neel met een voldaan gezicht.
‘En mogen wij nou de ouwe hebben, Moeder?’ vraagt Klaasje dadelijk.
‘Ja Moeder, de ouwe?’ vraagt Koosje.
‘Omdat we daar zo leuk mee kunnen spelen....?’
‘Ja Moeder.... om er de blaadjes van af te trekken, Moeder....?’
De grote mensen en de grote kinderen hebben daarnet éventjes gelachen. Maar nu lachen ze uit volle borst. ‘Haha! Die Klaas!’ roept ouwe Jacob. En hij slaat zich op zijn knieën van de pret. Moeder strijkt Koosje en Klaasje over de stroblonde haren. ‘Vast, hoor!’ zegt ze. ‘Die ouwe kalender.... daar mogen jullie mee doen, wat jullie willen! Als je de blaadjes maar niet meer op de vloer en onder de tafel gooit.’
Klaasje knikt tegen Koosje.
‘We krijgen hem, Koos,’ zegt hij tevreden.
‘Ja Klaas, we krijgen hem....’
‘En straks gaan we er meteen mee spelen....’
‘Ja Klaas, straks, hè? Eerst ik een blaadje en dan jij een blaadje en dan ik weer een blaadje en dan jij weer een blaadje....’
Ondertussen heeft tante Neel een platte kartonnen doos uit de kast gehaald.
‘Kijk eens hier,’ zegt ze. ‘Dit heeft de post gisteravond gebracht. 't Komt uit Hoorn!’
‘Van Sander,’ zegt Henk. ‘Natuurlijk van Sander.’
Voor de tweede maal begint Moeder uit te pakken.
Wat zit er in de doos?
| |
| |
Een brief, een lange brief. Ja, die zal Moeder straks wel eens op haar gemak lezen. Maar er zit nog méér in de doos. Een prachtig schilderijtje van waterverf, met glas er voor en een smal gouden lijstje er omheen. 't Schilderijtje stelt een Hoorns grachtje voor, een grachtje met een ophaalbrug er over. En wie heeft 't gemaakt? Sander zèlf! Kijk maar: in de rechterbenedenhoek staat zijn naam te lezen, in kleine zwarte lettertjes: A. Vermeulen. Alsjeblieft, wat is Moeder in haar schik met dat prachtige geschenk van haar oudste jongen! Eerst kijkt ze er zelf een hele poos naar. En dan houdt ze 't voor haar borst, zodat ook de anderen Sanders werk kunnen bewonderen. Nou, dat doen ze allemaal, hoor!
‘'t Is compleet een mirakel!’ zegt ouwe Jacob. ‘Hoe kunnen mensenvingers zo iets maken! Wat zal de jongen zijn eigen daar voor hebben ingespannen! Mooi, mooi, mooi!’ Hij steekt zijn pijp op; hij blaast een grote rookwolk uit. En dan zegt hij nóg eens, bij ieder woordje knikkend: ‘Mooi! Mooi! Mooi!’
Een, twee, drie!
Daar komt Kees aangestapt.
‘Alstublieft, Moeder,’ zegt hij. En Moeder krijgt haar derde pakje. Wéér moet er een touwtje worden doorgeknipt. Wéér wordt er een stuk papier.. Mis! Nog niet! Opeens begint Kees te zingen, haha! Dit versje zingt hij:
‘Al in een groen, groen knollen-knollenland,
Daar zaten twee haasjes héél parmant,
De een, die blies de fluite-fluite-fluit,
En de andere sloeg de trommel!
Toen kwam opeens een jagers-jagersman,
Die heeft er een geschoten.
En dat heeft, zoals men denken, denken kan,
| |
| |
Dàt zingt Kees, met een helder stemmetje en een gezicht, zo rood als een tomaat!
En dan mag Moeder verder gaan met uitpakken.
Er komt een plankje uit te voorschijn, groen gekleurd.
Op dat plankje zitten.... twee houten haasjes! De één met een fluit in zijn bekje. De ander met een trommel voor zijn buik. Dat plankje en die haasjes heeft Kees, met wat hulp van ouwe Jacob, zèlf uitgezaagd en zèlf gekleurd. Henks figuurzaag en Wims doos met waterverf zijn er aan te pas gekomen. In de schuur is 't gebeurd. Op de laatste twee vrije schoolmiddagen. Er zijn een paar zaagjes gebroken; Kees heeft een stuk of wat lelijke woorden gezegd; er zijn heel wat tranen gestort.... Maar de aanhouder heeft, zoals altijd, gewonnen! En daar staan de haasjes nu, netjes wit geverfd, met rose oortjes en mooie blauwe ogen! Vol spanning kijkt Kees naar Moeder. Wat zal die wel van zijn cadeautje zeggen? ‘Ik wist niet, dat jij al zó knap was,’ zegt Moeder. Ze tilt Kees op en geeft hem een paar stevige zoenen op allebei zijn wangen. Kees is in zijn schik, hoor! Als hij weer op de grond staat, zoekt hij met glinsterende ogen zijn plaats in de rij weer op.
Nu zijn alle kinderen aan de beurt geweest, behalve Henk en Wim.
De twee broers kijken elkaar een beetje verlegen aan.
Moeder kan de nieuwe theemuts niet zien; het theeservies staat op het kleine kastje tussen de ramen; en vóór dat kastje staan Vader en Jacob en tante Neel.
Wat moeten Henk en Wim doen?
Gelukkig, Vader weet raad!
Hij heeft de theemuts vanmorgen vroeg al gezien en hij weet óók al, hoe de jongens hem bemachtigd hebben! Henk heeft hem alles verteld!
Vader helpt zijn zoons uit de nood!
‘Nou zou ik toch eindelijk wel eens een kopje thee lusten,’ zegt hij lachend.
| |
| |
Slimme ouwe Jacob doet óók een duit in het zakje.
‘Dat is een goed idee, baas,’ zegt hij. ‘En dan moet onze jarige vrouw maar inschenken. Dan smaakt de thee dubbel zo lekker.’
Vader en Jacob gaan een stapje opzij.
Moeder wil als naar gewoonte de theemuts van de pot afhalen; ze steekt haar hand uit....
Maar dan.... Henk en Wim stoten elkaar aan!
Dan laat Moeder haar arm weer zakken.
‘Wat is dat?’ zegt ze verbaasd. Ze draait zich om; haar ogen kijken vragend in 't rond. Dadelijk ziet ze, wie de ‘schuldigen’ zijn: Henk en Wim staan elkaar maar aan één stuk door aan te stoten, met glimmende gezichten en blijde ogen! Nu haalt Moeder de theemuts van de pot af; ze bekijkt hem, van binnen en van buiten. ‘Wat ben ik dáár mee in mijn schik,’ zegt ze. ‘De mensen zeggen wel eens: ik was er niet om verlegen, maar ik was er dubbel om begáán....! En zo was 't nou met die theemuts ook! De pot schrééuwde om een nieuwe. Wim en Henk, dat hebben jullie goed bedacht, hoor! Ik kan jullie niet zeggen, hóé blij ik ben!’
Dan schenkt Moeder de thee in.
De nieuwe muts heeft zijn plicht goed gedaan: de thee is lekker warm gebleven!
‘Aan tafel,’ zegt Vader. ‘De eerste keer in Moeders nieuwe jaar!’
‘Mis,’ lacht Moeder. ‘Want ik ben 's avonds om half elf pas geboren. 't Is eigenlijk nog de laatste keer van mijn oude jaar, Vader. Morgenochtend begint mijn nieuwe!’
‘Daar zitten we nou,’ zegt Jacob even later. ‘Daar zitten we nou weer, zoals we hier al zo dikwijls hebben gezeten. We hebben de kinderen zien komen. En we hebben er al één de deur uit zien gaan. Als God 't belieft, dan zitten we hier nog jaren bij elkaar rondom de grote tafel van onze ouwe Klaverwei.’
| |
| |
Even blijft het stil na Jacobs woorden.
Dan.... eten en praten, vooral praten! Over de zwarte katten; over Sanders schilderij; over Kees' hazen; over 't mooie wensje van Greetje; over de ‘kapitein’ en nòg eens over de zwarte katten!
Véél te vroeg naar de zin van de jongens slaat de klok acht uur.
Tijd, om naar school te gaan!
‘Nog een half kopje thee, Moeder, alstublieft....’ bedelen Henk en Wim.
‘Nou, gáúw dan maar,’ zegt Moeder. ‘Omdat ik die theemuts van jullie.... néé, géén suiker meer, Henk.... één schepje is meer dan genoeg.... zo, alsjeblieft.... gauw opdrinken en dan een-twee-drie naar school!’
Vijf minuten later stappen de ‘grote’ kinderen, warmpjes ingepakt, met klepperende klompen over de harde Molenweg naar het dorp.
Ze zijn in hun schik, allemaal.
Ja, óók omdat Moeder jarig is, natuurlijk!
Maar vooral, omdat Moeder zo blij was met hun cadeautjes.
Gedeelde vreugd is dubbele vreugd. Een mooie spreuk voor Greetje, als Meester nòg eens een spreukenwedstrijd uitschrijft.
***
Wie zit daar in de grote leunstoel voor 't raam, als de kinderen om half een weer thuiskomen?
Grootmoeder uit Barsingerhorn, ‘Opoe’ zoals de hele Klaverwei haar noemt!
En nu stijgt de vreugde ten top. Want Opoe heeft de gewoonte, om bij verjaardagen niet alleen de jarige een cadeautje te geven, maar alle andere niet-jarigen óók! 't Duurt niet lang, of er liggen een stuk of wat sinaasappels,
| |
| |
een paar repen chocola, een zak met ‘opzef’-koekjes, een pijp drop en een rol pepermuntjes op de tafel, ‘paramuntjes,’ zegt de kleine Annemarietje nog altijd!
En wat heeft Moeder nu van de grote mensen gekregen?
Van Vader een kop en een schotel en een ontbijtbordje.
Van Opoe een lap stof voor een nieuwe blouse.
Van Jacob een zelfgemaakte broodplank, met kunstig houtsnijwerk versierd!
En van tante Neel twee paar eigengebreide kousen, twee rechts twee averechts.
De dag verloopt zoals alle verjaardagen verlopen!
Er is een lekkere pudding bij 't middagmaal.
En 's avonds bij 't broodeten staat er naast ieders bord een zachtgekookt vers eitje!
Om zeven uur, als de kleintjes naar bed zijn, mogen Henk en Wim en Greetje nog een uurtje opblijven.
Er komt visite: oude schoolvriendinnen van Moeder, en oude schoolvrienden van Vader.
Tante Neel kookt een grote ketel chocolademelk.
Opoe haalt een grote zak met oliebollen uit haar klepmand te voorschijn!
De grote mensen praten over koetjes en kalfjes.
Henk en Wim en Greetje sjoelbakken.
Wéér gaat de tijd veel te haastig! Wéér slaat de klok véél te gauw het uur van achten!
Maar op Jacobs voorspraak mogen de kinderen nog even het spelletje uitmaken.
Greetje wint het! Met 123 punten, Henk heeft er 101. Wim heeft er maar 56....
Met een pepermuntje in de mond gaan de kinderen naar bed.
Al heeft Moeder 't nòg zo druk met haar visite, tòch komt ze haar grote zoons en haar oudste dochter nog eventjes toestoppen.
‘'t Was een fijne dag voor me,’ zegt ze. ‘Ik kom jullie nòg eens bedanken.’
| |
| |
‘Wat was 't allerfijnste, Moeder?’ vraagt Henk.
‘Alles,’ zegt Moeder lachend.
En dan gaat ze op haar tenen naar beneden, om de kleintjes niet wakker te maken.
Moeders verjaardag, de mooiste dag van 't jaar, is weer voorbij!
|
|