Moeder komt binnen, met de theepot in haar hand.
O wee!
Wat schrikt Moeder.
Bijna laat ze de pot uit haar hand vallen. Bijna! 't Ongeluk gebeurt nog niet! Gelukkig niet. Haastig zet ze hem op de tafel.
Wat ziet Moeder?
Haar drie jongste kinderen ziet ze, met verheugde gezichtjes, vuurrood van de pret, wát in hun schik met 't prachtige spelletje, dat Koos je uitgevonden heeft.
Ze zitten op de vloer, de drie kinderen.
Midden in een massa kalenderblaadjes!
‘Maar jongens!’ roept Moeder verschrikt.
Dan kijkt ze naar de kalender.
12 Mei wijst de kalender.
Drie maanden, drie volle maanden, en nog negen dagen erbij, hebben de peuters er af getrokken.
Honderd blaadjes!
‘Maar jongens!’ roept Moeder nog eens.
Verbaasd kijken de kinderen haar aan. Wat is dàt nou?
Ziet Moeder dan niet, hoe fijn ze spelen?
Koosje komt naar Moeder toe.
‘Zomer,’ zegt ze.
‘Ja,’ zegt Klaasje. ‘Zomer....’
‘Er zijn er nog véél over, Moeder,’ zegt Koosje opgetogen.
‘Ja Moeder,’ zegt Klaasje, ‘Nog véél meer....’
En wat zegt Annemarietje?
Annemarietje zegt niets.
Ze trekt de twaalfde Mei van de kalender af. Ze smeert wat spuug op haar voorhoofd. Daar plakt ze de twaalfde Mei tegen aan. En dan komt ze met een verheugd gezicht naar Moeder toe.
‘Annemarietje mooi,’ zegt ze.
Nee, Moeder kan er niets aan doen. Maar ze móét nu toch wel even lachen, of ze wil of niet!