Er komt een heer voorbij, een vreemde heer.
‘Wat is dat?’ vraagt hij. ‘Wat voer je daar uit? Slaap je?’
‘O nee....,’ zucht Daantje, ‘ik slaap heelemaal niet!’
‘Waarom lig je dan zoo raar op den weg?’ vraagt de heer. ‘Waarom sta je niet op?’
‘Ik kan niet opstaan,’ zegt Daantje.
‘Waarom kan je niet opstaan?’ vraagt de heer verbaasd.
‘Omdat ik vastzit!’ roept Daantje. ‘Omdat ik met mijn baard in het prikkeldraad vastzit!’
‘Wàt vertel je me daar?’ zegt de heer. Hij komt een paar stappen naderbij, buigt zich nieuwsgierig over Daantje heen en jawel, hoor! 't Is, zooals Daantje gezegd heeft! Zijn baard zit heelemaal tusschen de ijzeren prikkels verward.
Tien tellen staat de heer na te denken.
Dan vraagt hij: ‘Zal ik je helpen?’
‘Alstublieft, meneer,’ zucht Daantje. ‘Heel graag, edele heer. O, ik zal u zoo dankbaar zijn!’
De heer haalt een schaartje uit zijn zak.
‘Pas op,’ zegt hij. ‘Ik zal je losknippen.’
‘Wat?’ roept Daantje. ‘Knippen? O nee, meneer...!’
Verschrikt draait hij zich een halven slag om.
‘Krik-krak...,’ zegt zijn baard.