Het verzaken(1937)–Maurice Roelants– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] En gij? Nu de avond langzaam daalt en zomeraadmend geurt, juicht gij wellicht en draait uw flonkerende ringen, of keuvelt ge onbezorgd over gewone dingen, of lacht den hemel toe en denkt aan niets, en neurt... Ik ben hier eenzaam, kind, en leef de erinneringen van al wat eens ons beide' aan vreugden is gebeurd: de mond die liedren wordt, het oog dat gouden kleurt, daar waar een nieuw geluid 't beproefde hart doet zingen. Maar zit ge aan uw klavier, geschiedt het u dan nooit, dat, wijl ge in de muziek naar verre ontroering luistert, uw mijmerende hand van de effen toetsen glijdt? En dat uw klaar gelaat in 't zilvren licht verduistert, omdat uw hooge trots uw vrome min vergooit, en dat ge schamper spot, maar eindloos droevig zijt? Vorige Volgende