en werkelijkheid, tusschen hoog en laag te schommelen. Het geluk bestaat in de erkenning van een verrukking in het geringste. Tusschen een grasveld en een beek de teekens lezen om blijde te zijn, om zonder verdere redenen te buitelen en het hart in een frissche verteedering op te halen, het is de hoogste levenskunst, de primitiefste, de mildste. Zij duldt geen bedrog, geen zelfbeliegen, geen zotte houdingen. Op slot van rekening dringt gij met haar tot meer waarachtige grootheid door, dan met te hoog mikkende ambitie.
Hoe graag zag ik destijds een rustigen dorps pastoor, zijn snuifdoos en zijn rooden zakdoek. Hij snoof van het bovenste der hand de geurige tabak in poeier, opende zich met die kitteling in den neus ik weet niet welke paradijzen. De ziel zat ondertusschen op haar plaats, en wie zou zich de ridicule voorstelling durven maken, dat ooit de hemel door een snuifke werd verloren.
Wij hebben die tabakspeper niet meer. Wij hebben nog de cigaret, de sigaar, de pijp. Wij kunnen nog alles in blauwe dampen zetten, den zenuwen een spel geven om zich te bedaren. Spreek geen kwaad van den rook, die vervliegt: het zijn onze zorgen meteen. Wij zien er droomen in. Wij omhelzen er in. Wij vullen er de eenzaamheid mee. Hij maakt ons wild en hij verstilt ons. Hij laat ons opstijgen en klemt ons be-