te betoogen, dat alcohol niet de minste voedende kracht bezit, verkeerdelijk als een stimulans wordt beschouwd en alleen maar de ‘hem mungen opheft’, de remmen losgooit.
Kent gij goed de verfoeilijke rol der remmen? Stel u dan voor: uit dien donkeren slaap van alle vermogens te kunnen breken! Opnieuw vleugelen aan uw schouders voelen groeien in een heerlijk trillen! Lam zijn, kunnen rechtstaan en de krukken in vertrouwen terzijde mogen werpen! Uit u zelf en uw schroom, uit uw kleinmoedigheid kunnen treden. Ik weet het: de remmen zullen wel weer streelend en beminnelijk worden.
Laat de hoovaardigen en kleinmoedigen meenen dat de ‘hemmungen’ nooit moeten opgeheven worden. Wij zijn verrukt te leven met een élan en een arme menschelijke nooddruft, een lust naar de zweep, een behoefte aan de hand die de remmen losgooit, de remmen, die straks weer uit eigen zwaarte toevallen en klemmen.
Ik hoor geheelonthouders waanzinnig Schiedam en Marc de Bourgogne misprijzen. Ik hoor liefhebbers van een krachtigen dronk smalend sprekend over water en melk. Ik wil voor hun beider vierschaar verschijnen en verantwoorden dat ik een glas water en een glas melk, een glas vloeiend graan en ouden Marc, dat alles onvermengd, op gegeven momenten tot mij heb ge-