willen zwijgen. De terroristische poëzie bevindt zich hier voor hetzelfde dilemma als het revolutionaire marxisme: het dilemma van het doel en de middelen. Het doel: een wereld waarin de dichter als vakman zwijgen kan, omdat iedereen in zijn eigen vak ‘dichter’ is, omdat de hele samenleving van poëzie doortrokken is. De middelen: de dichter ‘pousse devant soi des troupeaux de paroles, des flottes et des escadrilles de paroles... (il) mettra enceinte la Rhétorique...’
(Toekomst-)zwanger of niet, de betekenis van Henri Pichette ligt, wat hij zich ook voor wereldhervormende doelen en programma's moge stellen, m.i. voornamelijk in zijn retorische kwaliteiten. Ik sprak zoëven van een Rabelaisiaanse woordenvloed en inderdaad heeft hij meer verwantschap met Rabelais dan met James Joyce (al is het dan een Rabelais die tijdens de doortocht door de romantiek een tikje bleekzuchtiger en gemaniereerder geworden is en ook niet meer zo goed tegen alcohol kan). De ‘joie terribile’ die hij deze toeschrijft, slaat meer op Rabelais dan op de wetenschappelijk-methodische Joyce. Pichette's taalkundige innovaties, het overvloedig gebruik van geprefabriceerd en zelf-gefabriceerd argot, zijn eigenzinnige zinsconstructies en roekeloze beeldspraak, kortom zijn bijdrage tot die massage, die verjonging van de spieren der Franse taal, die al enige tijd aan de gang is (reeds verhoudt zich de taal van moderne schrijvers als Calet, Marcel Aymé, Boris Vian, Raymond Queneau tot het klassieke frans als het Amerikaans tot het Engels) zullen op de duur wel belangrijker blijken dan zijn ‘extra-litteraire’ doelstellingen.
Toch staan er in Les Epiphanies bijzonder mooie passages, en het valt niet te ontkennen dat Pichette een zeer begaafd dichter is. Alleen - toneeldichter? Ik ben een sterk voorstander van meer lyriek, voor mijn part ook meer retoriek, op het toneel, maar een tè grote dosis ineens lijkt mij nu ook niet zo bevorderlijk voor de gezondheid van de patiënt. De opvoering van het stuk heb ik niet gezien. Ik kan mij voorstellen, dat een bezielde voordracht en een handige exploitatie van choreografische mogelijkheden, van geluid - en licht-effecten, er nog wel een ‘interessant’ geheel van kunnen maken, maar met ‘toneel’ heeft het toch eigenlijk niet veel van doen. In dit opzicht is dat andere stuk van een jong dichter, dat eveneens sterk de aandacht getrokken heeft: het wonderlijke en fascinerende Akara van Romain Weingarten, met zijn geheimzinnige, ongrijpbare onderstromingen, van een veel groter dramatische kracht. Pichette maakt, om zijn statische epifanieën (de Geboorte van de Dichter, de Dichter en de Liefde, de Dichter en de Oorlog, enz.) een schijn van dynamiek te geven, gebruik van mid-