8 Humor met een souterrain (De Verhalen van Belcampo)
Na het succes van Belcampo's Nieuwe Verhalen is het begrijpelijk - en gelukkig! - dat thans ook zijn vroegere verhalen, die door hun beperkte oplaag slechts aan een klein publiek bekend waren, herdrukt zijn (onder de titel: De Verhalen van Belcampo). De Nieuwe Verhalen zijn ongetwijfeld breder opgezet, evenwichtiger, ‘litterairder’ als men wil (en ook ‘dieper’: men denke aan het Verhaal van Oosterhuis en de originele wijze, waarop het maatschappelijk schuldprobleem daarin aan de orde wordt gesteld, of aan Het Grote Gebeuren, dat, achter een badinerende façade, modern-existentialistische themata aanroert), maar in hun grillige, meer spontane humor en hun jeugdige onafheid gaat er van deze eerste verhalen een charme uit, die die van de meer litterair-uitgestreken latere verhalen overtreft.
In de structuur van hun humor zijn Belcampo's verhalen misschien nog het meest verwant aan die van Gustav Meyrink, aan een verhaal b.v. als Der heisse Soldat. Gewoonlijk echter heeft Meyrink's humor, bij al zijn fantastische grilligheid, een sociaal-kritische, satirieke tendens - een tendens die bij Belcampo, althans in deze directe, op de maatschappelijke oppervlakte betrokken vorm vrijwel ontbreekt. Op de maatschappelijke oppervlakte betrokken: want plaatsen wij Meyrink's satirische aanvallen op het Pruisische militarisme naast het bovengenoemde Verhaal van Oosterhuis, dan blijkt óók Belcampo maatschappelijk geobsedeerd te zijn - maar door veel diepere, met het wezen van de maatschappij als zodanig samenhangende, lagen. Deze hantise conditioneert, in minder systematische vorm, ook de humor van de eerste verhalen, die men misschien het best kan definiëren als een verweer tegen het angstbeeld van de gemechaniseerde mens. Afgezien van de expliciete vorm, waarin dit thema in het ‘Brave New World’-verhaal Voorland tot onderwerp is gekozen, wordt zijn specifieke humor bijna steeds gestructureerd door de degradatie van de mens tot machine. Koning Wurm II droomt, dat hij een moeilijke letter is, ‘die een heel klein meisje telkens maar weer op haar lei trachtte te schrijven. Nu de benen uitgerekt, dan de benen half, dan te wijd uit elkaar zodat hij haast scheurde, dan het hoofd plat of scheef er aan, dan zijn borstkas ingedrukt, dan uitgewist met spuug of een kras door hem heen. Het meisje had een heel ernstig gezichtje daarbij en Wurm kon haar niets toeschreeuwen van al zijn pijn, omdat hij