onze huidige (westerse) samenleving geen dynamiet meer zijn, althans veel van hun oorspronkelijke gevaarlijkheid hebben ingeboet.
Men dient dit natuurlijk in de eerste plaats als winst te beschouwen: ideeën zijn tegenwoordig vrij en kunnen in vrije wisselwerking met andere ideeën treden; het is de functie van het boek, deze dialoog in stand te houden. Nu heeft het boek echter niet alleen een ‘dynamiterende’, maar ook een conserverende kant; het ‘hoekske’ van de clercken, als plaats van bezinning, ook al moge het als afleidingsmanœuvre geëxploiteerd zijn, is wel degelijk een libreske realiteit. Men kan aan het boek in het algemeen drie aspecten onderscheiden, die ik zou willen noemen: het faustische, het apollinische en het proteïsche, ofwel: idee, vorm en de metamorfose der verbeelding. In het algemeen treedt bij een wetenschappelijk of filosofisch werk het faustische element het meest op de voorgrond, bij een dichtwerk het apollinische en bij een roman het proteïsche.
Het apollinische aspect van een boek nu is feitelijk het belangrijkste: het is de vorm, de taalkundige formulering, die een idee tot idee, een romanfiguur tot figuur maakt. En de democratische ontwikkeling, die het boek zijn ‘gevaarlijkheid’ ontnomen heeft, heeft het tevens iets anders ontnomen, iets dat ik zou willen noemen: de ‘magie’ van het boek. Zolang boeken nog in kleine oplagen verschenen en alleen door een kleine kring van geletterden gelezen werden, hadden zij iets sacraals: voor de geletterden zelf door hun kostbaarheid en schaarste, terwijl zij voor het ongeletterde volk dezelfde betekenis hadden als voor een neger de attributen van zijn medicijnman. Deze sacrale sfeer kwam de kwaliteit van het boek ten goede: schrijvers, drukkers en lezers behandelden het boek met gelijk respect. De algemene leerplicht heeft het boek thans ‘entgöttert’, geseculariseerd; het boek is simpel medium geworden, het heeft geen zelfstandige waarde, maar dient alleen tot het doorgeven van gedachten. Misschien zal menigeen zeggen: een gezonde ontwikkeling, want ten slotte is een boek enkel medium, evenals een telefoon of een radio; voor een wilde heeft een radio ook iets magisch’, maar wij zijn toch geen wilden meer! Wel, wanneer wij de zienswijze van de neger deelden, zou er in ieder geval verstandiger taal uit de radio komen: wij zouden er meer respect voor hebben. En dit is dan ook het grote gevaar van de secularisering van het boek: met het respect voor het boek verliest men het respect voor de taal, voor de vorm. Van de litteratuur eist men tegenwoordig ‘waarheid’, geen ‘woordkunst’; maar wat is een waarheid wanneer men haar niet formuleren kan? Een slordige generalisatie;