experimentelen bekend voorkomen, problemen die zij als hun eigen problemen herkennen - en die de ouderen reeds op een bepaalde wijze poëtisch hadden opgelost. En meer nog: het gaat er niet alleen om dat het in het algemeen ‘nuttig’ geacht mag worden kennis te nemen van vroegere resultaten, maar men kan het zelfs zo stellen, dat de confrontatie van eigen oplossingen met oudere, anderssoortige oplossingen in feite tot de enige werkelijk experimentele, proefondervindelijke, beantwoording van de vraag ‘wat nu?’ leidt. De toekomst heeft geen ander proefterrein dan het verleden: buiten de confrontatie met het verleden zijn er op deze vraag alleen abstracte, dogmatische antwoorden te geven.
De experimentele poëzie is krachtens haar wezen nooit dogmatisch geweest, zij heeft nooit een welomschreven programma gehad (zoals het vitalisme van Van den Bergh en Marsman het had, zoals Forum, zoals Criterium, zoals in Frankrijk het surrealisme en in Engeland het imagisme het hadden): want een programma - abstracte regels en richtsnoeren - is lijnrecht in strijd met haar ‘proef-ondervindelijk’ karakter. Niettemin kan men zich met reden afvragen of de experimentelen, als groep genomen, niet halverwege hun eigen revolutie zijn blijven steken, nl in het smalle hier-en-nu van het ‘experimentele gedicht’; of de ‘ruimte van het volledige leven’, die Lucebert voor de experimentele dichter opeist, tot dusver niet teveel beperkt is gebleven tot de ruimte tussen de dichter en zijn volgende bundel. Experimenteel dichten blijft ‘literatuur’ - en moet als zodanig onvermijdelijk in een ‘maniertje’ ontaarden; we zien er al de symptomen van - zolang het geen natuurlijk uitvloeisel is van een totale ‘experimentele levenshouding’; de ruimte van het volledige leven correspondeert met de totale mens. Wat een ‘experimentele levenshouding’ precies inhoudt is alweer niet een kwestie van aprioristische formuleringen of programma's, en doet er in dit verband trouwens ook niet toe. Maar de totale mens: dat is niet alleen de etende, parende en dichtende mens, maar ook de denkende, de filosoferende, ook de moreel en politiek handelende mens; dat is ook de mens-in-een-bepaalde-maatschappij, de mens-in-een-bepaalde-cultuur: