Keurgedichten(1919)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] De Arend. De koninklike Vogel op der rotsen top gezeten heeft grootsch en kalm de zon bezien en d'hemelen gemeten. Maar sluikend en venijnig komt de onedele Slang gekropen en spiedt. En op den oogenblik dat hij de vlerk wijd open zijn vlucht reedt naar zijn koninkrijk in 't glanzend zonneschingen, gelijk een vere prangen hem verraderlike ringen. Almachtig stijgt hij in de lucht door zonneglans beschongen; maar pijnlijk lekt hem de open borst 't venijn van vurige tongen. Stijg voort, o edele Eerzuchtige, uw breede baan doorvaard, en dat hij bijte 't is uw lot! - die lage Eerzuchtigaard! Vorige Volgende