Keurgedichten
(1919)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 106]
| |
De Zwane.Des hemels spiegel, mild en frisch
de lucht in 't ronde lavend,
daar ligt de vijver maagdelik schoon
in stillen zomeravond.
En kalm in haren avondlust,
bij 't zoet gesching der mane,
ligt langzaam drijvend op het meer
de droomerige zwane.
De dichterlijke vogel mint
het maagdelijke water,
en baadt wellustig, spiegelt, drinkt,
aan hoort het lief geklater.
En onbewust bemint hem 't meer
en streelt zijn blanke veder,
en klatert zacht en spiegelt hem
zoo teêr zijn beeltenis weder.
Doch weigerGa naar voetnoot1) en bescheiden in
bewondering verslonden,
nooit heeft des vogels reine min
die maagdelikheid geschonden.
|
|