Gedichten. Deel 2(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] Op eene Bruiloft 't En is geen enkel zierken in 't wonderbaar heelal dat niet voor hem geschapen een zierken vinden zal. Ontelbaar, rustloos krielen zij onder de ooge Gods en vinden elk hun plaatse in de orde zijns gebods. En vinden elk het zierken hun door hem voorbereid, en baren uit hun paren der stoffe vruchtbaarheid. Zorgt God voor al die zierkens. ik late varen of hij voor zijn schepsels zorget uit goddelike stof. Gedurig stuwt het leven de zielen ondereen, doch, twee en twee geschapen, geraken ze al getween, erkennen zich verwant bij de voorbeschikking Gods en leven vruchtbaar samen naar de orde zijns gebods. En in elks leven wordt er geen blijder dag beleefd, dan wen men uit Gods handen zijn lief ontvangen heeft. [pagina 154] [p. 154] Des, zaalge jonggehouwden, wenscht u dit vriendenkoor, de dag van heden schijne uws levens dagen door. Vorige Volgende