Gedichten. Deel 2
(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 51]
| |
Tweezang uit ‘Richard Coeur-de-Lion.’van Gretry.
Blondel.
In koorts en ijlend branden
lag ik eens neêrgeveld,
mijn ziele deed geweld
en rekte hare banden.
Een blanke maagd zweeft boven mij,
daalt langzaam neder aan mijn zij.
Richard.
Het toovert wondre galmen,
en door mijn leden spreidt,
wijl blijde droomen walmen,
een slaap vol zaligheid.
Blondel.
Een koning zat gevangen,
verlaten in zijn rouw:
doch tot der dood getrouw
hem zocht een zanger lange.
Richard.
En van zijn akelig gevang,
vernam de vorst des zangers zang.
Beiden.
O wonder lied van zinne!
O blijde wedergroet!
| |
[pagina 52]
| |
O trouwe zangerminne!
Mijn lijden is vergoed.
O wonder lied van zinne!
O blijde wedergroet!
O koning dien ik minne,
voor u mijn goed en bloed!Ga naar voetnoot1)
1877. |
|