Gedichten. Deel 2(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Twee vorsten voeren veete. Twee vorsten voeren veete, twee legers voeren strijd, twee volkeren moeten lijden om hunner vorsten nijd. Maar 't schijnt vorst A is heden blijmoedig opgestaan: daar zal een looze staatsman van vrede spreken gaan. Doch over beide landen, blijft de oppervorst de Dood, zijn drij trawanten jagen: Krijg, Pest en Hongersnood. En beide volkeren zuchten met overreden borst, doch vieren elke zege van vader ‘God den Vorst’. Intusschen brengt een staatsman tractaten welbezind, doch 't komt nog op geen vrede uit, vorst B is slecht gezind. 1878. Vorige Volgende