Gedichten. Deel 2(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Trouwlied Op musiik van Peter Benoit Door woelig jonglingsleven, door bonte jonlingsdroomen, gelijk eene Elve aan 't zweven in lichte morgendoomen ontwaart de Man de Liefde - een tooverachtig beeld dat, troostend en belovend, gedurig rond hem speelt. Pas eerst in haren bloesem, het blozen op de wangen, de Vrouw voelt in den boesem een vreemd gedurig langen naar een aanbeden wezen dat, rustig in zijn macht, haar tederheden loonend, haar steunt en op haar lacht. Eens daagt voor 's Jonglings oogen zijn droom - een levend wezen. Hij spreekt - Zij spreekt bewogen, en laat hem in haar lezen - En Hij die schikt en zegent vereent een zalig Paar. Zij blijve met Hem zalig en zalig Hij met Haar! 1878. Vorige Volgende