Gedichten. Deel 1
(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 74]
| |
Aan C.L.Ga naar voetnoot1)Laat storten al wat storten wil
en zinken in den grond,
o neen, het woord en ete ik niet,
noch los en is de bond.
Dààr ligt de Toekomst open en
ter kimme glanst het Doel,
en, de eene langs de stille baan,
en de ander door 't gewoel,
wij stappen, stappen immer voort,
gewapend met het werend woord,
en sterk door onzen gildeband:
zoo leve God en 't Vlaamsche land!
October 1876. |
|