Verzamelde werken. Deel 3. Gudrun en dramatische fragmenten(1960)–Albrecht Rodenbach– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 262] [p. 262] Elisabeth's dood Tannhaüser III. 2. Wolfram zingt. Vereende zweem naar lichtverdovend sterven, verspreidt de nacht zijn schemerende verven. De ziele die naar gene hoogten zucht, ontziet de reis door donkerdikke lucht. O liefste sterre uit Godes lief gesternte, daar pinkelt gij in 's hemels diepe vernte; de duisterheên doorheeft uw schemerpracht en wijst der ziel haar wegen door den nacht. Mijne avondsterre mild en zoet, steeds heb ik u zo geern gegroet. In naam van wie hem nooit verried, begroet, wen gij hem stijgen ziet, den Engel die, voor ons verloren, de vleugels rept ter hoge koren. (Mijne avondster, helaas! zo wijd als ons des hemels ruimte scheidt, steeds scheidde 't Noodlots blinde wet Wolfram van zijne Elisabeth. O wen gij haar voorbij ziet stijgen, voer haar de taal van wie moest zwijgen.) 1878. [pagina t.o. 262] [p. t.o. 262] Onvoltooide en onuitgegeven Wagner-bewerking. (Thans bezit van Museum voor Vl. Kult., Antwerpen) [pagina t.o. 263] [p. t.o. 263] Vorige Volgende