Al de gedichten(1888)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 208] [p. 208] Klokke Roeland In cantate geschikt door Jan Blockx. Voorzang. BOVEN Gent rijst eenzaam en grijsd 't oud Belfort, zinbeeld van 't verleden. Somber en grootsch, steeds stom en doodsch, treurt de oude Reus op 't Gent van heden. Maar soms hij rilt en eensklaps gilt zijn bronzen stemme door de stede. Toezang. Trilt in uw graf, trilt, gentsche helden, gij, Jan Hyoens, gij, Artevelden: ‘mijn name is Roeland, kleppe brand en luide storm in Vlaanderland.’ [pagina 209] [p. 209] Voorzang. Een bont verschiet schept 't bronzen lied prachtig wêertooverd mij voor de oogen; mijn ziele erkent het oude Gent; 't volk komt gewapend toegevlogen; 't land is in nood, ‘Vrijheid of dood!’ De gilden komen aangetogen. Toezang. 'k Zie Jan Hyoens, 'k zie de Artevelden, en stormend roept Roeland den helden: ‘mijn name is Roeland, kleppe brand en luide storm in Vlaanderland.’ Voorzang. O heldentolk, O reuzenvolk, O pracht en macht van vroeger dagen; O bronzen lied, 'k wete uw bedied, en ik versta 't verwijtend klagen. Doch wees getroost: zie, 't oosten bloost en Vlaandrens zonne gaat aan 't dagen. [pagina 210] [p. 210] Toezang. Vlaandren die Leeu! Tril, oude toren, en paar uw lied met onze koren: zing: ‘Ik ben Roeland, kleppe brand, en luid triomfe in Vlaanderland.’ Vorige Volgende