Al de gedichten(1888)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Aan de Sint-Jans Gilde (Bestaande in 't Collegie van Rousselare). DICHTERS, broeders, wel gedaan! Doet maar voort, en... 't zal wel gaan! G'hebt een nieuw bewijs gegeven dat op Pathmos zielen leven, edele kinders van het lied, kloeke kerels van 't oude diet; ja, gij zijt eene echte gilde, vrome christene Kerelsgilde. Weg Parnas en Helikoon: Pathmos spant voor goed de kroon! Kerels waren 't die daar zongen, en die zangen, 't herte ontsprongen, diep in onze zielen drongen. O! wij kennen u beter nu! Al de broeders bewonderen u! [pagina 99] [p. 99] Met dat lied uw hert ontsproten, dichterlik uw mond ontschoten, nauwer is onz' band gesloten vaster staan wij hand in hand: leve God en Vlaanderland! Leven Kerels, Gilde en Minne eens van wil en eens van zinne eens van liefde en van gevoel, eens van leven en van doel, altijd broederlik eendrachtig, altijd minne en bond indachtig, in der waarheid wij zijn machtig! Zoo vooruit! en voortgedaan.... en, bij Sint Jan! 't zal moeten gaan! Vorige Volgende