Al de gedichten(1888)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Doodsanctje DE Dood - des menschen straffe - is altijd pijnlijk: scheiden, 't is waar; maar, bruid van wie de dood de doodsteek gaf, daar staat de Kerke ons bij; en, waar ze een lijk afleiden, wijst zij den tranende oogen Hemel, Autaar, Graf: den Hemel, waar geloof en hope ons 't heil beloven der eeuwige vrede en der onstoorbre zaligheid met wie ons dierbaar was, vereend voor de eeuwigheid; het Altaar, waar de almachtge bede stijgt naar boven die, 't element gelijk, dat ginter hooge blauwt, gedurig in genaderegen nederdauwt in onze zielen, in de zielen daar beneden wie 't laatste vlekjen 's Hemels ingang nog verbiedt; het Graf, waar rust wie 't leven derwijs heeft doorleden dat ze ons - den besten deel - het voorbeeld achterliet eens levens, stille omgeurd van deugden en gebeden. O ja, met die gedachten, hoe het herte ook bloed', de droefhêen worden zalig en de tranen zoet! Vorige Volgende