Eglentiers poëtens borst-weringh(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXXVI. Amor nequit male facere. De liefd ken niet verbeuren. T'Ghewelt van liefde heerscht zo krachtich inde mensch Door Goddelijcke dwangh, dat lievers eeden sweeren In 't voorneem, om te komen tot vermeet en wensch, Vermits de yv'ren graeght de zinnen overheeren, En bruyckten alle midd'len, tobbeld, woeld, en sweeft, Zo dat den Hemel licht een lievers eedt vergheeft. Vorige Volgende