Eglentiers poëtens borst-weringh(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende VIII. Celerem oportet esse amatoris manum. Stout en vlytich. DE schreum'ge minnaer immer schreum beklaegt met rouwe, Slaphertigheyt niet voeght het minnelycke hert, Een bloode minnaer zelden krijght een schoone vrouwe, Maer zelver door de bloodtheyt werckt zijn eyghen smert, Al is u Nymphe trots, afkeerelijck, en spytigh, Volght minnaer min-Gods raed, weest ghy steets stout en vlytigh. Vorige Volgende