deloos herhaalde slagzinnen, die dreigend en moordlustig klonken. Zulke benden, dacht hij, hebben ook Christus vermoord. Dat zijn dus de benden van Layachi en Abd-el-Kadr en Mohamed en Moestafa. Die niet slecht zijn. Zij zijn niet veroordeelbaar. Zij zijn in de greep van iets onbegrijpelijks voor ons nu, maar begrijpelijk voor de historie als de noodzakelijke voltrekking van nieuwe gebeurtenissen, die hun gang moeten hebben.
Hij peinsde er voortdurend over en waarde daarbij door het hotel, want het stilzitten lag hem slecht. Hij liep maar steeds weer trappen op en af en door gangen en galerijen. Of hij zat te denken in de stille en halfdonkere patio en dan liep hij weer. Soms, bij het passeren van een openstaande deur, keek hij even zonder nieuwsgierigheid naar binnen. En wederom werd hij plotseling door zijn oog gevangen en omver geworpen.
Want hij zag in een van die kamers dezelfde Christusplaat die hij gevonden had, maar nu niet als afgescheurd stuk. En hij zag dat het stuk dat hij in zijn kamer had niet Christus was, maar de misdadiger aan Christus’ linkerzijde. Christus zelf was afgebeeld zoals op alle soortgelijke voorstellingen: stralend in het licht der genade, waartegen de duisternis rondom de misdadigers des te zwarter en genadelozer afstak.
De man bleef als versteend staan, de plaat ziend en niet ziend. Ook zag hij de man niet, die plotseling in de deuropening verscheen, hem vragend aankeek en toen ontsteld de blik van zijn ogen volgde, maar dan verbijsterd de deur weer sloot. De deur was groen geschilderd met een gele bies en met een gele 8 in een vierkantje. Het was een gewone, onverschillige hoteldeur. De man liep naar zijn kamer terug en ging op de rand van zijn bed zitten. Zijn brein schoot als bij een vuurwerk bonte banen en regens van gedachten door de duisternis van zijn bewustzijn. Zonder richting, zonder bestaanskracht en zonder vat. Sommige vuurwerkfiguren kwamen herhaaldelijk terug. Zoals:
‘Ik dacht dat ik Christus diende, maar ik diende de misdadiger.’
‘Elke misdadiger is goed genoeg om Christus te zijn voor een mens die het niet weet.’
‘Elke misdadiger verwerft aan Christus’ zijde de eeuwigheid.’
‘Hoe vreselijk dat te zamen met Christus een kindje geboren moet worden, alleen maar voorbestemd om Christus gezelschap te houden in Zijn laatste ogenblikken en om verder alle eeuwen door tot heilzaam afschrikwekkend voorbeeld te dienen voor alle zaligheid zoekenden.’