keken naar de zware verticale stutten, die droger waren. Maar ook zwart en ook bedekt met grauwe schimmels en mossen. Ze keken aandachtig naar elke plank en naar de vorm van elke vlek. Uit de diepte van de tunnel kwam het doffe geluid van patjolslagen en het wroegend dringen van schoppen in zware aarde. Buiten was het nadrukkelijk stil. De vrije vogels sliepen. De vrije mensen sliepen. De Jap sliep. Zij sliepen half.
Toen Tony de stem hoorde, lette hij er nauwlijks op. Ze hoorde half en half bij zijn gemijmer. Ze was onlogisch en onwerkelijk. Maar toen hij de woorden herkende en hij wist dat hij wakker was en in de tunnel, keek hij verbaasd op. Het was Holbach. Holbach kwam langzaam uit zijn weggezakte houding overeind en trok zijn voeten onder zich. En in een hurkende houding wendde hij zich naar de ingang van de tunnel. Intussen maakte hij met zijn linkerhand knippende geluiden en lokte met vleiende stem: ‘Poes, poes, poes.’ Zijn stem was hoog en zoet en vreemd van hem. Als de stem van een buikspreker.
De andere drie keken met plotselinge interesse toe.
Het was een magere, verwaarloosde kampongkat, op zoek naar eten.
De kat bleef op het vernemen van de stem verbaasd staan, lokaliseerde de richting van het stemgeluid en keek in het donkere gat van de tunnel. Toen hij de menselijke gedaanten erin zag, dook hij verschrikt ineen, maar de flemende stem verwarde hem. Hij bleef kijken. Deze stem was soms geassocieerd met kleine hapjes. Het was de stem van vriendschap. De kat miauwde heel even en nauwlijks hoorbaar. En ging zitten.
‘Poes, poes, poe-oes. Kom dan bij de baas. Poeskepoes.’
Holbach kroop in hurkende houding haast onmerkbaar naar voren. En toen zag Tony dat zijn rechterhand achter de rug dringende gebaren maakte. Korn en Bloem begrepen het dadelijk. Hun handen zochten zenuwachtig en gretig naast zich in het water. Lud Korn vond het: een stuk zwaar bandijzer. Dat duwde hij Holbach in de hand. Tony's ogen werden groot. Hij verstijfde geheel, zijn adem begon sneller te gaan en hij hoorde zijn hart heftig bonzen.
Holbach bleef langzaam vooruit kruipen. Nu was hij geheel in de zon. Hij was een grote Hollander, maar nu de vlees- en vetvulling overal verdwenen was, bleef er een eigenaardig staketsel over dat op Tony voortdurend de indruk maakte van een foute constructie. De ineengedoken houding van Holbach op dit moment versterkte die indruk te meer; op een zakelijke en onverschillige wijze hielden