Piekerans van een straatslijper
(ca. 1955)–Tjalie Robinson– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Met tante Koos en Njootje uitNaar de film Kon-Tiki heb ik Tante Koos niet kunnen meekrijgen. Op de eerste plaats omdat Tante Koos niet houdt van bioscopen, waar films van dit soort vertoond worden. Waar ze haar schoenen niet kan uitdoen en waar elk commentaar op de film gecritiseerd wordt met afkeurend gekuch en boze blikken. Nee, dan de volksbioscopen waar iedereen alles goed vindt en waar Tante Koos dus alle ongerief goedgehumeurd voor lief neemt. Ze komt al direct in de goede sfeer met het ‘Slamet dateng’Ga naar eind+, waar Tante Koos puffend van de warmte en kipassend met haar lontarblad-waaier ‘Slamet mateng’ van maakt, altijd weer tot grote pret van de omzitters. Maar in de bioscoop van U en ik gaat het allemaal veel stijver toe. Daar heb je bovendien vaak een nieuwsprogramma van Polygoon-Profilti, dat Tante Koos in een trieste stemming brengt. Bij de tekening van het kaartje van Nederland met de gemarkeerd getekende grenzen prevelt ze altijd; ‘Ziejewel. Al met muren drom. Ken niet meer drin, Tjalie!’ En op de melodie van ‘'k Heb U lief, mijn Nederland!’ zingt ze zachtjes mee: ‘Afhelopen Nehederland; afhelopen Neeheehederland...... adoe Tjalie. Ik deng weer aan achtste school MèsterGa naar eind+. Ik verlang te njengen!’ Maar huilen doet ze niet gauw, Tante Koos, al is ze nog zo sentimenteel. Trouwens, andere zaken brengen haar ook in een minder montere stemming. | |
[pagina 171]
| |
Hoe dan ook, voor een werkelijk goede film capituleert Tante Koos toch wel. Maar tot die goede films hoorde Kon-Tiki niet. ‘Zes man op een gètèkGa naar eind+? Meehaan wil wel, kijken wil niet!’ zei Tante Koos beslist en hierbij had ze de volle instemming van Njootje. Dit is een schraal mannetje met een muizengezicht, wiens naam ik nog steeds niet ken. Hij komt af en toe ook binnenvallen bij Koos en hij heet NjootjeGa naar eind+ hoewel hij zeker over de veertig is. Hij heeft een tic (trekken met zijn bovenlip als een konijn) en heeft over alles een eigen oordeel. Van beroep is hij pakhuismeester en hij blijft hier, want ‘Indonesie heeft mij nodig’. Avonturenfilms zijn allemaal ‘blazer-films’ meent Njootje, die in het archief van Hollywood worden gemaakt. Ze hebben daar kasten vol echte opnamen uit Afrika, b.v. van doodvallende rhinocerossen, krokodillen en olifanten. Van kuierende giraffen en luierende momoh-stammen (al die stammen uit centraal-Afrika noemt Njootje met ontzag momohsGa naar eind+, een reminiscentie uit de bangmakerij in zijn jeugd waarschijnlijk). Al deze opnamen zijn gemaakt door echte jagers zoals Njootje en die zijn aan Hollywood verkocht voor een habbekrats, nauwelijks genoeg om er de boemboeGa naar eind+ voor dèndèng-rhinocerosGa naar eind+ van te kopen. Soedah, nou liggen die documentaires daar in Hollywood en worden te pas en te onpas gebruikt.
Wie immers goed oplet, krijgt gauw in de gaten dat je steeds dezelfde natuuropnamen terug ziet in al die junglefilms. Dat gaat dan zo: er worden een stuk of wat slots geschoten in de alang-alangGa naar eind+ iets buiten de stad. Van een mooie filmmeneer, die een stoer pakje aandoet, zich met roet insmeert, drie dagen niet scheert en tenslotte een tjies (het kleinste vuurwapen, 6,2 mm) met zich rondzeult. Af en toe schoudert hij dit geweer met een kolossaal opgewonden gezicht en juist als de buks ‘tjét’ zegt, wordt er weer afgeknipt en een stukje jagersfilm gesamboengdGa naar eind+, waarop het publiek in de bioscoop ‘wladamm!!’ hoort en je dezelfde rhinoceros van Trader Torn, Africa speaks, enz. enz. zoveelste duik ziet nemen. Hah! Zo kan hij, Njootje, het ook wel! ‘Alleen jammer, hesih-njaGa naar eind+ tida tjotjok’Ga naar eind+, grinnikt Tante | |
[pagina 172]
| |
Koos, met een vriendelijke blik op Njootje's facie, dat het midden houdt tussen het standaar-type commies derde klas en de doodgewone huis-, tuin- of keukentjeroeroetGa naar eind+. Maar bij dit voorkomen heeft Njootje de dikhuidigheid van krokodillen en neushoorns voornoemd en hij laat zich geen moment uit het veld slaan. Hij komt zelfs met het voorstel om zulk een film te draaien met Tante Koos samen, maar daar heeft Tante Koos alles op tegen: ‘Met jou in de alangalang?! Njootjé! Niet eens één minuut! Apa lagi di potrét!’ Ze kunnen het zich allebei zo goed voorstellen en ze lachen allebei heel smakelijk, de een om de ander. Njootje heeft bij het commentariëren van alles wat er op het zilveren doek geschiedt, een paar standaard-uitdrukkingen: ‘Dat is geen mens meer!’ en ‘Met stijl!’ Deze commentaren worden beurtelings of door elkaar gebruikt. Een beestmens bij voorbeeld is geen mens meer, maar een adembenemende schoonheid zoals Jane Russel is ook geen mens meer. Wanneer in het wereldnieuws Koningin Elizabeth in een gouden koets stapt, heet dat ‘met stijl’ en als in de GeloraGa naar eind+ een eenvoudig bruidspaar in een deleman stapt, heet dat ook ‘met stijl’. Humphrey Bogart deelt vuistslagen uit ‘met stijl’ en Victor Mature minnekoost dito-dito. Bij nadere beschouwing is alles wat de film biedt stijlvolle arbeid van onmensen, maar daar zijn ook de culturele filmcritici het over eens. Njootje blijft dus in stijl. Tante Koos heeft dit op Njootje voor dat zij eindeloos belang stelt in hetgeen de bioscoop zelve biedt, zowel aan kijkers als aan snoeperijen. Als ze b.v. ‘KwatjiGa naar eind+ Kimos -’ hoort brullen, moet het ventertje direct komen opdraven. ‘Apa-toe kwatji kimos?’ ‘Kiii-mos!’ zegt het ventje, wijzend op de Mickey Mouse op het doosje, ‘kwatji istimewa’. ‘Herehot, djangan boenoeh bahasa radjaGa naar eind+ ElizabethGa naar eind+’, moppert Tante Koos, ‘bilang Mikkie Maoes jang betoelGa naar eind+, dong’, maar ze koopt natuurlijk een pakje, proeft een kwatjiGa naar eind+ en oordeelt: ‘Batoel makanan tikoes niGa naar eind+, 'nggah dojan ah!’ maar het katjangverkopertje vlucht overhaast. Maar meestal neemt Tante Koos haar snoeperijen van buiten mee, soms compleet portie saté ajamGa naar eind+ met lontongGa naar eind+, dat ze dan in het donker verorbert, terwijl voor haar ogen Amerika's burgerij | |
[pagina 173]
| |
naar hartelust mint en moordt. Zulke dubbele smulpartijen vindt Tante Koos verrukkelijk. Helaas vallen er altijd lekkere brokjes in haar schoenen en dat ontdekt ze altijd pas in het gedrang bij het uitgaan van de bioscoop. Dan moet ze ook altijd prompt stilstaan om de ongerechtigheid uit haar schoen te verwijderen, wat veel gebots en gemopper oplevert. Als men érg dringt, zegt ze misprijzend en zeer hardop: ‘Vieze mensen seh, in deze bioscoop! Ze vreten maar van alles en ze smijten alles op de grond. Hèh toh!’
Zoals U en ik de film genieten, zo doen Njootje en Tante Koos het nooit: zwijgend en stil de culturele of dramatische koek verorberen. Beide schieten beurtelings met hun hoofd in de emotionele wolken of ploffend neder op de even interessante aarde, waar Tante Koos steevast last heeft van koetoe boesoek (wandluizen). Eens zelfs stond ze tijdens de voorstelling plotseling op en begon met de boodschappentas op de zitting te kloppen dat het een aard had, waarbij Njootje ‘Plok-plok-plok!’ zei, ‘hoor je ze vallen? Bukan mainGa naar eind+, séh, zo groot als djamboe-bol!’ ‘Als djeroek BaliGa naar eind+!’ corrigeerde Tante Koos, ‘potfer-dikkie séh, lain kali saja bawah semprot DDTGa naar eind+!’ Njootje heeft er gelukkig geen last van. ‘Dankzij Vierde BatGa naar eind+ levenslang immuun, hoor!’ Het is merkwaardig met hoeveel dankbaarheid vele krijgsgevangenen aan dat vierde bataljon terug denken.
Maar er zijn nog meer interessante interrupties in het film verhaal. Elke keer b.v., als Njootje zijn shag-peukje aansteekt, dat in de emotie is uitgegaan. Daarvoor gebruikt Njootje zijn echte ouwerwetse nimmer weigerende Djokjase aansteker, een knots zo groot als een pisang-kemborGa naar eind+ en je reinste vlammenwerper. Vooral als het peukje erg kort is en Njootje met zijn kop zit mieren om zijn neusharen niet te verassen, is het echt gezellig licht in een straal van tien meter en regent het waarschuwingen uit de nabije omgeving: ‘Awas bahaja apiGa naar eind+!’ ‘Biar angoes teroes moeka-nja!’ (Moge zijn hele gelaat verschroeien), ‘Hai! Boenoeh obornja!’ (Doof die fakkel) of gewoon ‘Hollollilloloh!’ Maar unverfrohren blaast Njootje een paddestoelvormige rookwolk uit en blaast dan ‘Hoefhoef!’ op de vulkaan. En constateert dan: | |
[pagina 174]
| |
‘Ferrek, ik ben verblind. Geen stijl seh!’ Lastiger wordt het als de aansteker weigert en Njootje blijft ‘tjrèk-tjrèk’ tot iedereen het op zijn zenuwen krijgt en van verschillende kanten ontstoken Ronsons worden aangereikt, die Njootje hautain weigert. Hij schroeft de dop los en blaast achterop de pisang-kemborGa naar eind+ dat vóór de spetten uit de soemboeGa naar eind+ vliegen. Dan moet hij kipassen om het steentje droog te krijgen en eindelijk gaat de toorst met een triomfantelijk ‘bss!’ weer aan. En in het vrolijk vlammenlicht glinsteren Njootje's ogen als van Repelsteeltje. De combinatie van de twee rustverstoringen wordt gewoonweg sensationeel: als Njootje gedienstig met zijn sigarettenaansteker onder Tante Koos' stoel walmt om de wandvlooien te terroriseren (wat in het vierde BatGa naar eind+ ook zo mooi hielp). Dat heeft hij overigens ook maar éénmaal gedaan, want toen braken de omzitters haast het theater af. Maar achteraf heb je toch wel pret. Verder heeft Njootje nog de gewoonte om gedurende één voorstelling twintig keer al z'n vingers te laten knappen. Hij kiest daarvoor, overigens zonder opzet misschien, de stille, adembenemende momenten, waarin Njootje's kurkdroge gewrichten knallen als pistoolschoten. Wie het driemaal gehoord heeft, gaat er tegen wil en dank naar luisteren en als er één vinger weigert hoor je soms een oplettende luisteraar een tijdje na de negende knap ongeduldig roepen: ‘Lagi 'atoe ahGa naar eind+!’ Een keer zei er iemand: ‘Tekdoeng lagi!’ en daarna herken je dan de man uit de politionele acties, toen je ook zo vaak in de stilte van de nacht de verre dubbelknal hoorde van geweerschoten. Ach, het bioscoopgaan is schoon met Tante Koos en Njootje. Minder leuk wordt het, als Njootje aan de voorspelziekte lijdt en regelmatig annonceert wat er nu gebeuren gaat. Als hij mis voorspelt, gaat er een honend gelach op, waar Njootje zich niks van aantrekt en als ware voorspellers zegt: ‘Wacht nog maar een beetje!’ Meestal krijgt hij op langere termijn gelijk. En als hij geen gelijk krijgt, is de film beroerd. Meestal laat Tante Koos hem maar wauwelen, maar soms zegt ze dreigend: ‘Njootje, als straks jouw tanden rontok, | |
[pagina 175]
| |
ik weet niet, ja?’ M.a.w: als je straks een muilpeer krijgt dat je tanden loszitten, moet je het zelf weten. Tante Koos is eigenlijk onredelijk hierin, want ze zit zelf vol commentaar. Vooral de slides leveren een onuitputtelijke bron van vermaak, maar publicatie van deze opmerkingen zou tot dure procedures leiden met de adverteerders. Als de film afbreekt om welke reden ook, is Tante Koos' nieuwste opmerking: ‘Ampèr 'abis.’ Dat heeft ze van de chauffeur van de dienstauto, die haar naar kantoor brengt en ook vaak de een of andere mysterieuze pech heeft. ‘Ampèr abis’ (ampère, voor geen contact) betekent dus gewoon ‘mogog’, kén-niet-door, en is lang zo onprettig niet als je wel denkt. Er komt commotie in de zaal en iedereen wacht vol spanning tot na het gespeel met de centerlampen op het doek de film weer verder huppelt. Ook heeft Tante Koos de gewoonte om bij het betreden van de zaal nauwkeurig naar de eerste de beste fan te kijken en ernstig te constateren: ‘Jang ini betoel djatoh nanti’Ga naar eind+, wat soms toch wel een uheimisch gevoel veroorzaakt bij de onderzitters; tevreden gaat Tante Koos daarna demonstratief een heel eind van de fan vandaan zitten, het tekort aan koelte direct opheffend met energiek gekipasGa naar eind+ van haar waaier, daarbij diverse openingen van haar japon wat wijder trekkend, zodat ze lijkt op wind-manche op een vliegveld. Ja, natuurlijkheid van Tante Koos en Njootje doet zeer weldadig aan in deze wereld van hypocrisie en snobisme. Wattemeer: een film is nooit saai met deze twee. Wie dus in de saaiste bioscoop van de wereld twee dunne broodmagere manspersonen ziet met een spekvet vrouwspersoon ertussen als één grote vrolijke boterham, die weet dat de drie musketiers zitten van de Djakartase bioscoopkijkerskunst Njootje, Tante en Tjalie.Ga naar eind+ Ga naar eind+ |
|