Piekerans van een straatslijper
(ca. 1955)–Tjalie Robinson– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Te gast bij de StraathaarsnijderNa lang nadenken moet ik toch wel tot de conclusie komen dat met de waardigheid van de asemboom ook de distinctie van de straatbarbier verdwenen is. Op de een of andere manier doet de (geimporteerde) mahonieboom het niet. De lage en bescheiden waroeboom is zeker nog even gemoedelijk en gastvrij als voorheen, maar mist toch ook de statige wijsheid van de hoge asem. Met de asemboom schijnt het oude slag gentleman-haarsnijder uitgestorven te zijn. De pohonlaen-coiffeurGa naar eind+ is ook per sé van standing-laen. Niet langer de stijve herengebaartjes van weleer, noch de gesoigneerde knevel, noch de dito terompasGa naar eind+, noch het doktersvaliesje of het eenvoudige maar keurig nette tafeltje-dekje of het kartonnen bordje waarop in fraaie Gothische letters: ‘Salon de Coiffeur’, ‘Arsan’, gecalligrafeerd stond en dat vol trots aan de asemboom gehangen werd. Nee, nou de poenige vlotheid van een Kirk Douglas of de glimmende eigenwaan van een Errol Flynn. Wie heden ten dage de haarsnijder naar z'n stamboom ziet tijgen, herkent hem niet meer als zodanig. Hij draagt een overhemd met vlotte omslag in de mouwen, en een grijze tro- | |
[pagina 164]
| |
pical broek met eveneens een nonchalante omslag, maar dat is tegen de bandjirGa naar eind+. Soms ook een blauwe cowboybroek met twee zakken opzij, twee voor, twee achter en eentje onder. Met ontelbaar veel blinkende en nergens voor dienende drukknoopjes. Hij heeft combinatieschoenen en heeft nu geen doktersvaliesje meer, maar een rood en zwart gemarmerd bordpapieren koffertje of een actentas. Hij lijkt meer op een handelsreiziger in gekleurde potloden, een student, een agent van een filmmaatschappij of een bankbiljettenvervalser. Zelfs zijn haar is niet van een bijzondere snit of opmaak. Bij zijn boom gekomen blijft hij eerst een tijd besluiteloos staan, hurkt dan neer om naar de straatdrukte te kijken, maar gaat er tenslotte toch toe over om zijn herenbestaan prijs te geven. Hij sjort eerst even voorzichtig aan het afdakje van bordpapier en kadjangGa naar eind+, dat met wat bamboes en spijkers aan de boom is vastgespijkerd en laat het dan voorzichtig los. Het geval valt voorlopig nog niet uit zichzelf neer. Dan pikt hij van een grote spijker een gammel tafeltje van zeepkistenhout en van een andere spijker een stoel van echt hout, waarvan de rotan zitting vervangen is door plankjes, op één waarvan te lezen staat: ‘stow away from boilers’. Dan ontkleedt hij zich en hangt de broek en het hemd aan de vrijgekomen spijkers. De schoenen zet hij op het afdakje neer, waarschijnlijk om te luchten. Nu staat hij in een singletje waarop The Lone Ranger is afgebeeld en een wijnrood sportbroekje met een blauwe bies en een blauwe R op het achterzakje. Vervolgens pakt hij zijn koffertje uit en legt drie tondeuzes, twee scharen, vier kammetjes in verschillende kleuren en een scheer-etui met twee messen op tafel. Daar komen dan nog bij een potje met groene vaseline, een potje met witte vaseline, een flesje met rood reukwater en tenslotte een mooie botol-semprotGa naar eind+ van blauw glas met witte bloemen. Dan volgen een vuile zakdoek (maar dat blijkt de halsdoek te zijn voor de knippatienten), een spiegel met ijzeren krullen rondom en gele vlekken in het midden (die wordt beasemd en aan de achterzak opgewreven), en een scheerriem, die alle drie aan de boom worden opgehangen. En tenslotte een gebutst aluminium vingerkommetje, een poederpotje met ponpon, een | |
[pagina 165]
| |
scheerkwast en een verfkwast. Tenslotte nog een pakje krètèk TjapGa naar eind+ Gentong en een platte koperen sigarenaansteker. Dan legt de kapper het lege koffertje naast de boom neer en legt er na ampele overweging een kei bovenop, vermoedelijk tegen het wegwaaien. Dat alles gebeurt geruisloos, want de kapper loopt met blote voeten op de haren mat van vorige dagen, zacht, rijk en demonstratief populair. Nou nog één bezigheid en hij is klaar: water gehaald in het scheerkommetje. Dat komt van de stroopverkoper een paar meters verder en als die er nog niet is uit het kabbelende kalietje aan de weg. Dat komt overigens wat de zuiverheid betreft ongeveer op hetzelfde neer. Maar nee, hij is nog niet klaar. Er worden nog een paar platte steentjes gezocht om onder tafel- en stoelpoten te zetten, zodat ze niet meer wiebelen. Dat is een zorgvol en langdurig werkje. Maar eindelijk is hij toch heus klaar en hij neemt plaats in z'n stoel, trekt behaaglijk z'n benen op, steekt een krètèk op en wijdt zich aan een belangstellende beschouwing van de straatdrukte op Tanah Abang bij Djembatan Sèrong. Gehuld in dichte rookwolken wacht Il Barbiere de Djakarta dan zijn klanten af en bij dit wachten sukkelt hij vaak in slaap. Maar daar mag je hem gerust in storen en hij is altijd klaar wakker ook en prompt in staat tot het creëren van de vreemdste coiffures. De enige werkzaamheden buiten zijn kniproutine zijn dan nog het in de loop van de dag periodiek verplaatsen van de kadjangsGa naar eind+ met het voortschrijden van de zon. Soms vindt hij 's morgens bij het betreden van de zaak een zwerver of zwerfster, die 's nachts het tafeltje van de boom heeft afgehaald, omsingeld met kadjangmatten om in dit geimproviseerde padvinderstentje op een zachte mensenharen mat een romantische tuk te doen. Is de gast van de nacht een viezerik, dan wordt hij met veel vertoon van gekwetste waardigheid weggestuurd, is het een achtbaar uitziend heer, dan zegt hij vriendelijk ‘Permissie Pak’Ga naar eind+ en komt zó met z'n duim. Maar nooit worden meubilair of winkelwanden ontvreemd. Het geknipt worden aan de straat is behalve een interessant experiment (en hopelijk ook een kostenbesparing) ook nog een waar genoegen, dat herinnert aan de krijsgevangen- | |
[pagina 166]
| |
schap-knipperijen ver buiten Indonesië. Waar je ook onder de bomen zat, maar dan gehuld in een kanjut (lendedoek) om je door een Britse hairdresser een gentleman-kop op je paria-torso te laten fantaseren. Het algemene tarief was toen: botakGa naar eind+, nul cent (standing order) en dan kon je vaak nog lang wachten ook en had tenslotte de tondeuze meer trek in uitrukken dan in afsnijden. Maar als je dan met een cheroot voor den dag kwam of een dotje tabak of een stuk singkong, dan werd je behandeld als Churchill zelf en kreeg je een Victory-kop. Ach meneer, en dan het uitzicht op de golvende velden met kraaien en prikkeldraad, de vogelen kwinkelerend in de bomen (en af en toe wat droppend wat geluk aanbrengt), uit de keuken de geur van gestoofde hond en de Japanse schildwacht voor de variatie sing song zingend buikbanden breiend............ die Tjalie had toch een hoop lol in z'n leven. Soms. Maar goed, zo zit je dan ook bij de Djakartase straathaarsnijder en niemand heeft je in de smiezen. Het snappen van de schaar heeft een lichtelijk hypnotische uitwerking en je droomt dat je Samson bent bij de weversboom, maar Delilah isterniet met chem. Maar gelukkig Filistijnen ister ook niet. De wind suizelt om je flaporen en neemt de dartele haarvlokken mee, die als pastoorvlinders naar de verkoper van koewe gemblong, koewe tjintjinGa naar eind+, ketan en zwarte koffie fladderen, een eindje verderop. En die zet zonder morren een kadjangmat op, want haar is zeer moeilijk uit kleefrijst te verwijderen Ook is het niet leuk voor de stamgasten om zwartharige diertjes aan te treffen in plaats van hun geliefde lekkernijen. De kapper knipt met een lijzige efficiency en verder zonder enige critiek. Elke aanwijzing volgt hij direct op met een bedaard ‘Baik Pak’Ga naar eind+ als ze in zijn kraam te pas komen of hij doet het ijskoud niet als meneer ongelijk heeft. Al spoedig blijkt dat hij maar één tondeuze gebruikt, een verroest en verweerd instrument met windsels van rood binnenband om de handvatsels en met een grote stalen kurketrekkerveer bovenop de kop. Maar het ding werkt wat je noemt pruikbest. Deze tondeuze is de kapper blijkbaar zo'n beetje aan het lijf gegroeid. Geen bosje haar wordt uitgerukt en geen haarwortel op je hoofd gekrenkt. Het is alleen moeilijk het | |
[pagina 167]
| |
verloop van de wiederij onder constant toezicht te houden, want de spiegel is abominabel klein en er moet heel wat gemikt en gemierd worden voordat je het haardotje constant in het vizier hebt. Dat maakt intussen dat je moeilijk tegelijkertijd in de gaten kan houden wat de barbier verder doet en opeens ben je zover dat hij je met de minjak-wangi fles met doorboorde kurk te lijf gaat alsof je een portie ijs sjanghai bent. Twee van die lange rooje halen heb je al te pakken vóór je afwerend je handen in de hoogte hebt gestoken en niet in het minst geoffendeerd zet de kapper de ketjapflesGa naar eind+ neer en kan het kammen beginnen waarop je met half geloken ogen tevreden zit te wachten. Dan hoor je een asthmatisch gehijg achter je en juist bezorgd denkend dat de barbier wat verdwaalde haren in zijn luchtpijp gekregen heeft, krijg je opeens een sproeibad met een andere minjak wangiGa naar eind+, thans uit de botol-semprotGa naar eind+. Weer doe je ijlings ‘hands up’ en weer stopt de kapper pronto, waarbij de spuitfles reutelend zijn laatste adem uitblaast, maar opeens nog schalks een straaltje uitspuwt in je oorschelp. Maar dan is je haar toch heus nat genoeg geworden om er met succes een wild-paarse kam doorheen te trekken.
Maar eerst wordt de vloeistof nog eens flink door je kuif heen geoelektGa naar eind+, zó flink dat je je bezorgd maakt dat je hoofd er een conische vorm van gaat krijgen, maar dan beginnen de traditionele massagebewerkingen van iedere Oosterse kapper. Eerst van achteren toegebrachte snelle happen met de duim en de vier vingers van een bijzonder gespierde rechterhand, beginnend bij de kruin en eindigend bij je schouders, van die valse pestkneepjes waar je je beste vriend met plezier een por in z'n ribben voor zou geven. Maar ook dat is gauw afgelopen en kalmerend legt de kapper zijn linkerhand op je kruin om dan onverwachts met de gebalde rechtervuist een doffe slag op die hand te geven. En terwijl de linkerhand naar de nek toe glijdt, volgen nog een aantal in tempo toenemende en in kracht afnemende stompen, zodat je hoofd dreunt als een devote bedoeqGa naar eind+. Zo, dat is dat. Hoofdhuid en schedelbasis zitten los. Klaar? De kapper legt z'n ene hand als een school- | |
[pagina 168]
| |
meester op je hoofd en pakt je met de andere hand bij je kin, trekt je hoofd even opzij als om je coiffure te bewonderen en trekt dan opeens met een gemeen rukje door, waarbij je atlas en draaier ‘knap’ zeggen. En voor je zelfs nog asjemenou kan dénken, gaat je hoofd ook de andere kant op, als bij een Balische danser, en gaat het weer van ‘knap’. Dat is tot zover gelukkig afgelopen, denk je, maar wacht toch met enige bezorgdheid tot hij aan de wervelkolom en het heupbekken begint. Maar hé! De behandeling is afgelopen en van verder radbraken komt niets. De coiffeur knoopt de doek los, doet een gracieuze stap terzijde als een toreador en klapt met de doek, waardoor de wind in de gelegenheid wordt gesteld een wolk haar mee te voeren naar de kalikant toe, waar juist een bader uit het bruine nat verrijst, maar dan zachtjes vloekend weer onderdompelt.
‘TjoekoerGa naar eind+?’ vraagt de kapper dan nog, met de duim naar mijn ezelskinnebak wijzend maar ik schud haastig van nee. Ik heb me eens laten bijscheren en wat er toen van m'n snor overbleef was van een zo schurkerige poenigheid dat ik me twee dagen thuis heb moeten verbergen met de spiegel in de kast, tot ik een nieuw siervlindertje onder m'n neus kon maken. De prijs bedraagt tot mijn verbazing nog twee pop en als ik gemelijk afreken zegt de kapper verontschuldigend: ‘Ja meneer, de rijst is duur.’ ‘Dan moet je aardappelen eten’, zeg ik, maar bedenk meteen dat dat hier niet opgaat. De Indonesiche Herman Heyermans hoor! De rijst wordt duur gekocht. En onder dat voorwendsel draait-ie je behalve je pruik ook nog een poot uit. Maar after all ziet m'n kuif er werkelijk keurig uit en ik repareer dus direct m'n humeur en besluit bij m'n buurman een glaasje koud te gaan drinken. Maar als ik bij de stroopverkoper mampirGa naar eind+ bedenk ik me toch maar liever want de geur vertelt me dat ik al stroop in m'n haar heb. Wat drommel doen we eigenlijk in Djakarta's straten: lotion drinken bij stroopventers of stroop ambon in je haar krijgen bij kappers? Hoe dan ook, dat verklaart in elk geval de prijs: één knippen met stroop, toch? |
|